"WILD-WEST" BRAZILIË
Disco
Bolland
door G. A.|Walsarie
Voor onze tocht van Sao Paolo naar Cuyaba 1500 km, de hoofdstad van de staat Matto
Grosso, welke staat vroeger bekend stond als de "groene hel", vertrokken we met ons
vieren in een "station-car" vroeg in de morgen. We hadden bij ons een Colt 32, lange
loop, die in tegenstelling tot zijn Hollywood broeders, niet zuiver schoot (of lag het aan
ons), in elk geval het miste twee herten, vele ema's, (een emu-soort, kleine struisvogel,
die ook op Celebes en Nw. Guinea voorkomt), een genadeschot gaf aan een tamandua
(langsnuitige, behaarde miereneter), verder een winchester-karabijn 44 en een Berretti
kaliber 16.
Dit artikel werd in 1965 door Walsarie
voor Tong Tong geschreven. Kort daar
op moest hij door familiezaken naar
Nederland terug keren. Het artikel leek
vergeten, ook al omdat tóch geen "fol-
low-upmeer te verwachten kon zijn.
Wederom probeerde Walsarie zich in
het rijke, welverzorgde, beschaafde Eu
ropa een bestaan te verzekeren, eerst in
Nederland, daarna in Duitsland. Een
tijd lang hoorden we niets van hem.
En dan komt opeens weer een brief uit
Brazil: "Ik ben weer terug!"
Zoiets is gewoonweg ondenkbaar. An
deren zeggen: dom. Alleen de "toelèn-
Indo-ex-Buitenbezittingen" kan het he
grijpen. Is ondertussen Walsarie's voor
malige woonplaats zó beschaafd ge
worden dat dit verhaal "voorgoed ver
leden tijd" geworden is? Mis! Dit ver
haal wordt NOOIT te oudAchter de
gigantische penetratie van de Brazilia
nen in het Amazone gebied rukken
weliswaar de cohorten wegarbeiders,
fabriekt- en stedebouwers op, maar o-
veral is telkens weer een nieuw grens
gebied tussen mens en oetan, waarin
heden en oertijd in een gevecht op
leven en dood gewikkeld zijn. Daar is
hetzelfde leefpatroon als in dit verhaal
van acht jaar geleden.
En zijn er mensen als Walsarie die
daarvan houden
Na een vrij eentonige tocht langs de land
bouwcentra dicht bij Sao Paolo, Cotia
Sorocaba, Itapetininga en Ourinhos 4
uren rijden), kwamen we door nog desolater
landschap, dat zich van horizont tot hori
zont uitstrekte, en alleen hier en daar on
derbroken werd door 'n eenzame boom,
welke op wonderlijke wijze aan roofbouw
ontsnapt scheen te zijn. Verder geen koe,
geen paard, geen mens, alleen een soort
alang-alang en wat knoestige struiken. De
weg was redelijk en we maakten gemak
kelijk 100 km.
Tegen twee uur bereikten we eindelijk Por
to Epitació, aan de Rio Parana, een 600 m
brede rivier. We gingen dq brug over, die
tevens spoorbrug was, dat wil zeggen dat
als het locaaltreintje op de brug was, de
rest moest wachten en als de rest op de
brug was het treintje moest wachten. Porto
Epitació is een slaperig rivierhaventje met
witgekalkte eensteenshuisjes zonder tuintjes
en hobbelige straatjes. Trage rivierbootjes
laden bananen, zand, grint of steen.
Na Porto Epitació begon de Matto-Grosso;
zwart geblakerde bomen en struiken aan
weerszijden duidden aan dat men bezig
was het bos af te branden. Iets wat veel
wordt toegepast in Brazilië. We reden ver
der de zonsondergang tegemoet. Het is
vreemd dat op zo'n eerste étappe de mens
altijd veel minder last heeft van hitte, dorst
en honger. We waren nu op een verharde
zandweg gekomen en het rijden werd moei
lijker, niet alleen vanwege de kuilen maar
ook vanwege de uitgedroogde ribbenkas
ten en schedels van koeien en stieren die
er lagen. We hadden nog niet zo ver ge
reden toen een jibola (python-soort) van
3,5 m de weg overstak. Niet voorbereid
was er geen wapen klaar voor een snel
schot. De eentonigheid viel van ons af, met
grote oplettendheid vervolgden we de weg.
Een troep blauw gevederde papegaaien zat
in de bomen langs de weg. We hielden
stil, de Berretti brulde tweemaal, we haal
den drie vogels uit de struiken.
"Er zijn er meer geraakt" zegt een van ons
maar we vinden maar drie stuks.. Ze zijn
mooi deze vogels met hun blauwachtige
glans, hun rode bef en zwarte snavel en ze
zijn goed om te eten. We rijden verder, de
avond begint te vallen, in de koplichten ver
schijnen allerlei dieren, een "mamacquati"
(een soort varken) met twee jongen, een
vos, huppelt weg tussen de struiken.
We beginnen vermoeid te raken en bij een
benzinestation met slaapzaal blijven we o-
vernachten. We eten wat povertjes, rijst
met bruine bonen en een biefstukje, daarna
drinken we chimarron (wilde thee, uit een
kalebas gedronken) met andere chauffeurs
van vrachtwagens. Er wordt wat gepraat,
daarna gaan we slapen.
De volgende dag gaat het verder, de zon
is nog niet hoog, maar de atmosfeer is
drukkend, er waait een zoel windje met
stofwolken, huizenhoog, de zandweg is
slecht, we hobbelen voort. We moesten een
paar keer stoppen voor een kudde vee en
we zien een zee van horens en ruggen
langs de wagen gaan, soms krassen en
deuken makend in de carrosserie, de vee
drijvers gaan op hun paarden voorbij met
een eentonige roep en zweepslag. Het mid
dageten nuttigen we met enkele van deze
veedrijvers en we drinken weer de chimar
ron.
Dan bereiken we Bandeirantes, met zijn
houten huizen en verzakte straten, er is
daar geen hotel, we moeten een tent opzet
ten en een bad nemen in een beek, onder
de belangstellende blikken van de jeugd
van Bandeirantes. We gaan eten in een
schamel restaurantje, dat het trefpunt is
van oude en jonge veedrijvers, vissers,
landbouwers en diamantzoekers. Men zegt
ons daar dat de wildernis stervende is,
stervende omdat er geen beroemde ban
dieten meer bestaan. De laatste "Quaren-
tae-quatro" ("kaliber 44") en "Camisa di
Couro" ("ledervest") werden door de po
litie gedood. En die andere beroemde ger-
son, die met één arm geboren werd, die
bekeerde zich en in een klooster ging wer
ken. Men zwijgt een wijle, iemand zingt
zacht een lied. Dan zegt een oude weer,
vroeger landden de smokkelaars hier net als
vliegen om diamanten te smokkelen, india
nen leerden nog niet lezen en schrijven,
het vee werd nog niet getransporteerd in
wagons en vrachtwagens, ledereen liep
gewapend rond, politie en leger drongen
nog niet tot hier door. Maar vandaag met
al dat verkeer sterft de wildernis. Dat ver
telde men ons in Bandeirantes waar 's a-
vonds de indianen die er wonen al hun
kleren uitdoen, daar het toch avond is en
niemand hun ziet.
Waar in de omstreken in drie dagen drie
moorden werden gepleegd, de "cintas-lar-
gas" ("buik-banders", patroongordel) soms
nog dorpen overvallen. De wildernis is voor
ons nog niet dood. Als we horen dat een
grote diamant is gevonden in het indianen-
gebied verderweg en terwille waarvan 18
diamantzoekers het leven verloren.
Een transistor-radio laat twistmuziek horen
van ver verwijderde steden. En we zien
een visioen van helverlichte straten, flitsen-
;VW;j Stationsweg 143 tel. 070
I 60 17 03 DEN HAAG
I d l 1 Stationsweg 77 tel. 070
I Wfsf 60 15 12 DEN HAAG
1 v V Herenstraat 157 tel. 070
1 86 32 01 VOORBURG
T Fred. Hendrik!. 161
4 tel. 070 - 55 66 97
i DEN HAAG
4 Waarom zoekt U zo lang als U weet dat
4 wij alle Indische platen en krontjong voor-
Y radig hebben?
tFabritlus sprookjes op z'n Indisch f 13,90;
Lief Java ƒ10,Nafirl Tuan uit Modjokerto,
t The Real Krontjong met Sam Saimun.
4 bekend door Bert Garthof, Annle Landouw,
I L.P.'s, enz. enz.
f Ook vele importplaten voorradig o.a. uit
4 HAWAII.
de neon-reclames en elegante vrouwen. Een
oude veedrijver kijkt in het gele lamplicht,
hij spuwt op de grond en vertelt eentonig
verder: vorige maand vielen enkele dia
mantzoekers de politiepost aan, uit ontevre
denheid over hun aanwezigheid.
Volgens hem ontdekte een Duitser nog niet
lang geleden het goud dat door generaal
Rondon was verborgen, maar veel profijt
had hij er niet van, een Indianenpijl doodde
hem. Niet lang daarna kwamen tientallen
avonturiers om het goud te zoeken; nie
mand vond wat. Onderzoekende blikken
rustten op ons; of wij ook avonturiers
waren?
In de hoek van het schamele vertrek, dicht
tegen de gevlekte verzakte toonbank in de
schaduw van de muur zit een man, die geen
woord zegt; zijn hoed over de ogen ge
drukt. Men fluistert ons toe: "hij is een
seringeniro" (wilde-rubber zoeker) die we
gens moord uit zijn streek vluchtte en niet
in de buurt van vreemdelingen durft te ko
men, bang dat het mensen zijn die hem
zoeken.
De volgende dag tegen de middag komen
we aan in Coxim, het paradijs van de visse
rij. Het gebied van de Pacu, die wel 40 km
wordt, de Curumbata, de Surubim en de
dourado (goudvis 20 kg). Het kleine
stadje Coxim leefde van de vis, er zijn 5
kleine visverwerkende bedrijfjes, die leven
en werk bezorgden aan de 600 vissers en
inwoners. Verder leeft men van toerisme
van vissers die met hengel en aas komen
voor hun plezier, in tegenstelling tot de vis
sers met hun netten. Maar als wij in Coxim
aankomen, heerst er een neerslachtige
stemming in het dorp. De vijf visbedrijven
liggen stil. We vernemen dat de locale po
litie, op aanwijzing van hogere autoriteit die
vernomen had dat toeristen in Coxim met
dynamiet gevist hadden, streng tegen deze
ongeregeldheden moesten optreden. Wat
de politie deed door ook de netten van de
vissers te verbranden, op grond dat de
mazen te klein waren en dus de de visstand
in gevaar brachten. Maar er werden onge-
12