Pulang Kekandang In Indië werd wel gezegd, dat men ééns op de plaats terugkomt, waar men zijn jeugd doorgebracht heeft. Dit klopt als een bus, in mijn geval. Ik herinner me mijn jeugd te Magelang nog heel goed. Hoe klein ook blijft het voor mij één van de prettigste plaatsen van de vele, die ik in de Indische Archi pel heb leren kennen. Als kind woonden we in Bajeman, de straat, ook wel genoemd "moorde naarslaan" en dus dicht bij de Tidar, de spijker van Java Deze goenoeng Tidar vindt U precies in het midden van het eiland Java. De legende zegt, dat Java eertijds een drijvend eiland was. Dit zinde de daar levende reus niet en hij nam op zekere dag een grote spijker, waarmee hij het eiland aan de bodem van de oce aan vastnagelde, totdat alleen de kop van de spijker nog boven het land stak. En deze kop dan is nog heden ten dage de goenoeng Tidar, zowat een tweehonderd voet hoog. Aan de westzijde van de Tidar lag toen het schietterrein van de te Magelang gelegerde militairen, in het Noordelijk gedeelte, waarlangs de weg naar Djok- ja loopt, bevond zich de Europese en de Chinese begraafplaats. In de vacanties beklommen we de Tidar vaak met de boengkoesan ketan en getoek en aten deze dan in de nabijheid van het triangulatiepunt van de topo grafische dienst. Ik genoot van die streek. Als het nog heel vroeg en donker was, gingen we de straat op om de van de bomen afgevallen kenaries op te rapen. Aan beide zijden van de straat stonden alleen maar kenariebomen. Of we liepen naar de driesprong Baje- man-Tidar-Djagoon, om er de pasar- gangers met hun koopwaar op te wach ten en te kopen, wat van onze gading was. Gezellig om dat gekrièk-krièk van de pikoelans te horen! Doorgaans ging mijn voorkeur uit naar de djangkriks (krekels), die menige pasarganger bij zich had voor de verkoop op de pasar. Wat konden die beestjes, met hun kriek-kriek, door het gekietel met een bosje grasbloemstengels, vinnig tegen elkaar gaan en met hun opengesperde kaken mekaar beetklemmen, totdat één als verliezer wegkroop! De straat Bajeman was toen nog niet vol gebouwd. Er waren tussen de aan wezige huizen nog grote stukken on bebouwde stukken grond, waar onder andere een varkensfokkerij, een steen bakkerij en de oude stallen, waar de wagens en paarden onder gebracht waren, die gebruikt werden voor de dienstreizen van de bestuursambtena ren in het ressort. Auto's waren er nog niet. Tegenover ons woonde grootmoeder Fuchs in haar eigen woning, met een erf vol vruchtbomen. Oma zag je haast nooit buiten, maar ze wist toch de na men van alle kinderen, die op een on schuldig geraffineerde manier de nam- nams van de stam afplukten en daar mee wegrenden. De nam-nam is een boom, waarvan de vruchten aan de stam vast zitten, evenals de kèpèl, een sawohachtige vrucht. De nam-nam heeft een zoetzure smaak en wat von den we als kinderen nou niet lekker! Zelfs de pala's op het erf van de pas torie moesten het ontgelden. Op een ochtend zaten we met een paar vriendjes in de kerk, zogenaamd om te biechten. We maakten, verscho len onder de banken, onder het snoe pen van de pala's zo'n lawaai, dat de zuster naar ons toekwam en ons de kerk uitjoeg. Wat waren we blij niet te hoeven biechten! We wisten toen al vaag, wat er in de tien geboden stond. Ja, ik heb nog goede prettige herinne ringen aan Magelang, ook van de om geving daar buiten, van Noord-West- Oost en tot het Zuiden, de Indische Oceaan. Na je jeugd komt dan de tijd, dat je de Maatschappij in moet voor je be staan. In die oude tijd vond je weinig mogelijkheden vooral op zulke kleine plaatsen, buiten de grote centra. Na eerst voor korte tijd voor een tien tje 's maands bij de Auditeur-Militair ter plaatse gewerkt te hebben, kwam ik voor het eerst te Batavia te werken voor wat meer salaris. Hoewel nog zeer jong, begon hier mijn leven: verantwoordelijkheid en aanpas sing. Een moeilijk leven met een zeer laag salaris als cursist. Na mijn kost geld afgedragen te hebben, restte er nog maar weinig voor de regelmatige uitgaven: een paar katoenen sokken a 11 cent per paar, een paar zeildoekse schoenen voor 2,50, een strooien hoed, minimaal eveneens kostende 2,50. Een costuum van wit drill (jas toetoep) kostte 5,50 tot f 6,Een rijwiel of abonnement voor de tram kon van het salaris niet meer af. De afstand Salemba naar de Schouw burg moest ik daarom te voet afleggen en wel vier maal per dag. Wanneer je nog een paar centen over had, dan wa ren die goed voor een glaasje stroop-ès in de "koude hoek", tegenover de Schouwburg en de Pasar-baroe-brug. In die tijd gold nog het gebod: "Zes dagen zult gij arbeiden". De zevende dag, de Zondag, was voor mij de dag van de geregelde trek naar het Water- looplein voor de voetbalwedstrijden. Wat mij verwondert is, dat de tien ge boden nog niet aan wijziging toe zijn! Is er soms nog één gebod, waar de mens zich nog aan houdt? Gestadig werd mijn budget ruimer, kon ik mij meer permitteren. Babah gemoek van Senen heb ik nooit nodig gehad, want voor een tientje moest je twaalf binnen een maand terugbetalen; de t.t.t. methode, tien, twaalf terug. Van de ene plaats belandde ik in de andere en plots kreeg ik, na negen jaren een plaatsing in mijn geliefd Magelang. In korte tijd was er in Magelang wel wat veranderd. Veel straten, doch in het bijzonder de straat Bajeman, waren volgebouwd. De gezelligheid die volgens mijn jeugd herinneringen daar heerste was nage noeg verdwenen. Mijn werkkring, in de localen van het Residentiekantoor, stond onder super visie van de Resident. Eerst een week na aanvaarding van mijn werkkring kwam ik mij aanmelden ter kennisma king met de Gewestelijke Secretaris en daarna met de Resident, die vanaf het ogenblik, dat ik voor hem stond, mij het gevoel gaf onder zijn vaderlijk gezag te zijn geplaatst. Het vertrouwen dat hij me gaf, leidde tot enkele be zoeken ten zijnen huize, in zijn privé- kantoor, waar we korte gesprekken voerden. Het bezoek werd besloten met een visite aan Pak Karto en Ma Karto in hun vertrekken voor een bakje lek kere koffie toebroek. Zij waren de vertrouwde bedienden van de Resident. Door Pak Karto leerde ik het hele Resi dentiehuis kennen, de slaapkamer, met een klein tafeltje voor het bed, een open doos erop, waarin zijn browning lag. Er naast, de zitkamer, heel eenvou dig ingericht, waarin een kleine hoek- ruimte was vrijgemaakt voor de kleine anglo, voor de wierook, die op be paalde avonden in de week werd ge brand als offerande van de daar zo af en toe zich nog demonstrerende intelligentie, de daar gevangen geno men prins Diponegoro na afloop van de Java-oorlog. Hoe graag ik in Magelang had willen blijven, ik werd overgeplaatst naar een onderafdeling in het ressort, aangezien de Resident voor die plaats geen an der ambtenaar kon aanwijzen. Wie het Residentiehuis te Magelang kende zal moeten toegeven, dat de ligging daarvan goed gekozen was. De voorgalerij bood een goed uitzicht op de goenoeng Soembing en de Pro- govlakte. Prachtig landschap! Op een afstand van 100 meter, was er een koepeltje, waar de Resident 's middags dikwijls in zijn eentje vertoefde, ge woon in zijn pyama. Bezoek kreeg hij zelden. Zo af en toe kwamen kennis sen uit Poerworedjo hem opzoeken. Ook herinner ik mij, dat in 1923 Hertog Adolf, de broer van onze Prins Hendrik, tijdens zijn reis door Indië, enkele 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 10