"Vier minuten voor twaalf'
"DE
KRONTJONG - GITAAR"
door
ROSALIE GROOSS
Dezer dagen heb ik het derde nummer
van mijn spiksplinternieuw Tong Tong
abonnement nog eens uitgespeld en ik
zou U vanuit een boerendorp in op
komst zo graag iets willen vertellen.
Het druist wèl in tegen het karakter van
Tong Tong, want het is immers "poe-
koel teroes" waar wij steeds aan her
innerd worden? Daarbij komt dan ook
nog dat in de Tong Tong van 15 mei
jl. een stukje van de heer Robinson
heeft gestaan met als titel "Vijf minuten
voor twaalf" en dat korte stukje heeft
mij wel goed wakker gemaakt! De titel
symboliseerde een naderend einde, o.a.
van vrede en rust, zelfs van ons eigen
leven en ons werd de vraag gesteld
wat wij in zo'n geval dan doen. De heer
Robinson eindigde het artikeltje met de
woorden: "je als een dodelijk gewond
dier afzonderen en de tijd doorbrengen
met wenen? Of weet de lezer iets an
ders en beters?
Neen, ik WIST niets beters, want juist
zó en niet anders voelde ik mij, maar
als je het dan zwart op wit ziet staan,
dan begin je na te denken en... je be
gint je te schamen. Ook U weet dat er
ontelbare mensen op deze aardbol in
de grootste ellende leven en daarom
vrees ik dat mijn verhaal niet begrepen
zal worden. Ik heb zoveel om dankbaar
voor te zijn, maar ondanks alles stond
mijn klokje op vier voor twaalf, totdat
de Tong Tong mij wakker riep.
Mag ik U dan wat vertellen, gewoon als
onbekende vriendin tot vele mij onbe
kende vrienden en vriendinnen? Het is
namelijk zo heerlijk om even te mogen
praten tegen mensen van je eigen
groep, je eigen soort. In 1929 in Ban
dung geboren had ik in die verrukke
lijke plaats een heerlijke jeugd waar ik
tegenwoordig steeds vaker en steeds
langer aan terugdenk. Op mijn 13e jaar
verdween ik het Jappenkamp in, eerst
Tjihapit, toen Adek en tot slot Kam
pong Makassar (buiten Djakarta), waar
ik op mijn 16e jaar uit kwam. De tijd
daarna kent U ook en daar zal ik dus
niet over uitwijden. Mijn verhaal is trou
wens het verhaal van tienduizenden,
niets bijzonders, maar daar doel ik ook
niet op.
In 1950 vertrokken wij naar Holland en
toen begon de U welbekende invoeg
en aanpassingstijd. Niet makkelijk, niet
zo leuk ook. Ik kreeg een baan in Am
sterdam en toen mij in 1956 aangebo
den wederom als secretaresse uitge
zonden te worden naar (voormalig) Bel
gisch Congo, was het niet moeilijk "JA"
te zeggen. Nooit zal ik de aankomst in
Leopoldville, de hoofdstad, vergeten.
In de blikkerende zon viel mijn oog het
eerst op een kleine papaja-boom waar
wel tien donkergroene papaja's aan
hingen. Het was of het mij begroette en
ik kreeg een brok in mijn keel. Even
later zag ik veel méér en ik had toen
ogen te kort. Lange, warme straten met
aan weerskanten ontelbare mangga-bo-
men, zwaar van de vruchten, kembodja,
flamboyant, katjapiring en noem maar
op, maarIndië was het niet.
Na een verblijf van 4 jaar kwam ik, in
tussen getrouwd, in Holland terug. Mijn
man en ik bleven een jaar in Amster
dam en vertrokken toen voor de tweede
keer. Dit keer was het doel (voormalig)
Frans Kameroen, dus ook weer West-
Afrika en de havenplaats Douala zou
onze standplaats worden. Ook daar
vond ik veel terug van alles wat mij nog
steeds zo onzegbaar lief is uit de Tro
pen en - wat meer is - daér was het
dat ik mijn eerste en enig kind kreeg.
Haar wiegje stond in de tuin onder me
tershoge crotons; de pisangboom stond
iets verderop te pronken met een rijke
tros, maarIndië was het niet.
In Kameroen bleven wij maar twee jaar
en toen keerden wij, nu met z'n drieën,
naar Holland terug. Het reizen was toen
ook afgelopen, met een kindje erbij
doe je dat niet meer zo vlug en zo zijn
wij, na diverse verhuizingen in Holland,
in Heerde beland. Van hieruit schrijf
ik U nu en ik hoop van harte dat ik U
niet verveel.
Hier is mijn treintje op dood spoor ge
reden en hier komt de heimwee in grote
golven over me heen. Ik idealiseer het
verleden tot en met en ik kan er niet
over praten met Indische vriendinnen
die ik wèl had in onze vorige woon
plaatsen. Hoe gezellig had ik het toen
en hoe heerlijk was het om zo 's mid-
moesson
Op zoek naar de oorsprong en
geschiedenis van de krontjong.
190 pagina's (plm.)
f 9,90 f 0,90 porto.
dags tezamen koppie toebroek te drin
ken met een stuk zelfgemaakte kwee
talam erbij. Ik kon weer herinneringen
ophalen en oneindig lachen om alle pret
die wij in Indie gehad hadden. We lach
ten ook om kleine misverstanden, want
mijn beste vriendin kwam uit Oost-Java
en wist eerst niet wat ik met tjendol be
doelde. Zij noemde het namelijk dawèt,
maar heus, de smaak was hetzelfde en
de stemming was opperbest! Ik werd
begrepen en verstaan en sakit atih was
er niet bij.
Nu wel, heel erg zelfs. Hier, in ons ei
gen huis, met prachtige bossen en hei
de vlakbij, ben ik, - sorry Tjalie - een
dodelijk gewond dier dat haar tijd in
derdaad met wenen doorbrengt. Ver
geef het mij maar. Ik geloof dat elk
mens "getjapt" wordt met een stempel
dat zo'n keer of tien achter elkaar neer-
hamert totdat het stempel een steeds
vagere afdruk geeft en opnieuw van
inkt moet worden voorzien.
Ik geloof dat ik net aan de beurt was
toen het stempel vers van het inktkus
sen kwam, want mijn tjap zit zo onein
dig diep, zo duidelijk, zo onuitwisbaar.
Hoe kan het anders dat vele van mijn
kennissen en familieleden lang niet
zo'n heimwee hebben als ik en al sinds
jaren het leven in het nieuwe vaderland
geacepteerd hebben.
Mijn verhaal is nog niet uit, laat mij nog
even met U mogen praten, ook al ken
ik U niet. Ik woon nu 21/2 jaar in dit Ve-
luwse dorp en él die tijd heb ik lopen
zoeken naar Indische mensen om mee
te praten en zodoende het contact met
"toen van vroeger" terug te krijgen.
"Ze zitten toch overal?" zegt men, maar
ik geloof het niet meer, ik zoek me gek.
Ééntje heb ik er op een dag gezien bij
een kruidenier. Een tenger, lichtbruin
Indisch vrouwtje dat twee kleine kinde
ren bij zich had. Ze schrok enigszins
van mijn hunkerende blik en mijn uitno
digende glimlach, want wie glimlacht er
tegenwoordig nog tegen wiè bij een
kruidenier? Bovendien ben ik ietwat te
blank uitgevallen en lang geleden werd
mij al gezegd: "Nou hoor, aan jou kun
je ook niet zien dat je uit Indië komt".
Ja, zo is het, de bangkwang van mijn
moeders kinderen, maar misschien juist
het kind met het zuiverste Indische
stempel en een ingebouwd klokje dat
al heel lang op vier voor twaalf stond.
Nogmaals, ik glimlachte dus tegen dat
vrouwtje en deed een stapje naar haar
toe, maar ze week terug en alles was
weg... Hoe kon ze ook weten wie ik
was, hoe ik me voelde en wat ik zo in
tens zocht?
Ik piekerde verder en heb gedacht over
een advertentie in het locale krantje.
U weet wel, zo in de stijl van "Indische
dame zoekt contact met landgenoten,
gaarne reactie op telefoonnummer..."
maar ik zag hier niet veel heil in. Bo
vendien zou ik misschien mijn Heerden-
se vriendinnen kwetsen met zo'n ad
vertentie. Alsof ik hen zo maar opzij
wilde schuiven terwijl zij mij toch vaak
10