3£late> "TEMPO DOELOE" Ook hebben wij nog eens een zeer spitse Indonesische hoogwaardigheids bekleder een perfecte karikatuur zien opvoeren van een presidentiele speech. Het begon allemaal zo onschuldig: een der journalisten had een imitatie gege ven van de korte toespraak, die deze hoogwaardigheidsbekleder had gehou den ter inleiding van de president, en deze viel toen onmiddellijk inde president bevond zich natuurlijk niet in ons gezelschap toen dit spelletje be gon. Maar de spreker had niet in de ga ten dat tijdens zijn inderdaad hoogst koddige imitatie van de president deze autoriteit kwam opwandelen en achter hem bleef staan luisteren. Wij, de toe hoorders, trachtten tevergeefs hem door gebaren te beduiden dat de situa tie uit de hand was gelopen en het slachtoffer van zijn karikatuur zich on der zijn gehoor bevond. Maar hij was zo in vuur geraakt door zijn personifi catie van het staatshoofd dat er geen stuiten aan was... Ook deze "voorstel ling" had geen kwade gevolgen voor de betrokkene. Hoe is mijn relatie met de president ontstaan? Ik had hem maar éénmaal "in den vleeze" ontmoet toen, na mijn vrij lating uit de gevangenis op Glodok, mij plotseling een uitnodiging bereikte om Soekarno op een reis naar de Kleine Sunda eilanden te vergezellen. Ik was verbaasd en helemaal niet gelukkig met deze uitnodiging. In de eerste plaats was ik tien weken van huis geweest, die zowel van mijn vrouw als van mij veel gevergd hadden, de krant eiste alle zorg op enik was bepaald niet plezierig gestemd jegens de regering van de republiek, die toch in laatste in stantie verantwoordelijk was voor mijn opsluiting. Ik begaf mij dus naar de di recteur van het kabinet van de presi dent, mijn oude vriend Pringgodigdo en zei hem dat ik tot mijn spijt voor de uitnodiging moest bedanken. Pringgo antwoordde: "Je bent gek!" Begrijp je niet dat dit je rehabilitatie is en het duidelijk bewijs dat de president niet in je schuld geloofde?" Ik liet mij over tuigen en ging. Dit was de eerste van een reeks uit nodigingen: ik werd een "vaste gast op de vele presidentiele reizen tussen 1950 en 1956. Toen namelijk repatrieer den mijn vrouw en ik. Want ook mijn goede relatie met het staatshoofd kon mij niet overtuigen dat het op de duur mogelijk zou zijn een nederlandse krant in Indonesië te blijven leiden. Ik zag de ontwikkeling van zaken met grote zorg. Vooral de vrees voor het opruk kend communisme deed mij huiveren. Daarnaast dreigde het conflict over Irian tot een crisis te zullen leiden. Zo vertrok ik, met een bloedend hart, na 35 jaar "tropendienst" naar Nederland. Juist op tijd, naar later bleek. Want een jaar na mijn vertrek barstte de bom, toen de Irian-affaire leidde tot het be ëindigen van alle nederlandse activi teiten in Indonesië. J. H. Ritman Als geboren en getogen Klatense kan ik niet nalaten in te haken op het arti kel over Klaten in de "Tong-Tong" van 15 juli 1973, geschreven door P. H. Mid delburg. Vaak droom ik nog over Klaten, en in mijn droom is de Stationsweg zó mooi: één en al groen van de mooie bomen en struiken, vol kleuren van de kern- bang merak, kembang sepatoe, en paarse en roze bouganvilles. Het geel van de bloeiende djoharbomen, en goudenregen en het vlammende rood van de sepatoedea. Zo'n kleurenpracht, mij maken ze niet wijs dat men niet in kleuren droomt! Wij woonden op de Djalan Kliwonan, in een huis van het proefstation voor tabak waar mijn stiefvader werkte. Nooit zal ik vergeten, dat ik als klein meisje van 8 jr. met mijn 1 jaar ouder broertje ging wandelen, van ons huis naar de ond. Gajamprit. Wij gingen héél vroeg, zo half vijf 's morgens van huis, want we hadden samen uitgemaakt dat we er toch wel beu van waren de wereld altijd alléén overdag te zien. Dus wat proviand uit de spenkast gepakt, en samen op weg. En wat wés de wereld mooi! De Merapi lag nog violetblauw in een halfslaap gedompeld met nog heel veel lichtjes aan op de berghellingen van de fabrieken, en huizen van de div. plantages. Met een huiver van genot, dat waar ik liep het zo veilig was, bedacht ik dat daar op de Merapi, misschien nog wel een panter lag te slapen onder de kolong van een of ander huis. De mooie groene tabaksvelden lagen nog in rust, maar hun roze bloemen keken naar ons, en zacht roddelend in de wind staken ze hun kopjes bij el kaar en lispelden hoe het toch mogelijk was dat die kleine kinderen zo maar zo vroeg alleen op pad waren. De sawah's lagen vanaf het héél lichte groen van de jonge bibitvelden tot het donkere groen en het mooie goudgeel van de volle rijpe padi nog in beha- gelijke rust. En die padihalmen, rijp voor de oogst, goudgeel en gebogen van alle opge dane levenswijsheid en ervaring, fluis terden en ritselden: "Wandel maar fijn kindjes, en drink alles maar in aan schoonheid om jullie heen, zoveel als je kunt, en laat die roze tabaksbloe men-melkmuiltjes maar roddelen, ze zijn immers te jong om beter te weten." En de stijve hoge suikerrietstengels die nooit geleerd hadden óók eens mee gaand, soepel en buigzaam te zijn, woven statig naar ons, en mopperden; "Mag dat zo maar, mag dat zo maar? Links van ons kwam de zon op boven het Kalksteengebergte dat begon te stralen in alle kleurige schitteringen van het rijzende licht. Ik greep de hand van mijn broer, en vroeg hem: "Zou de hele wereld zó mooi zijn?" Hij ant woordde met alle wijsheid van zijn negen jaar: "Jij bent niet wijs, dit is t mooiste land dat er bestaat. Hij wist 't, hoewel hij nog nooit buiten Java was geweest. Wij ontmoetten vroege pasargangers, die ons vroegen: "Ke mana njo, ke mana non?" En ons tracteerden op stukjes teboe, heerlijk sappig en zoet, om lekker op te zuigen. "Terima kasih Pah" (dank vadertje) zeiden we dan. Wat stonden we toen nog heerlijk on bevangen en zonder wantrouwen te genover elkaar, de blonde kindjes en de donkere pasargangers, we hóórden- bij elkaar. Naast deze herinnering uit mijn kin dertijd staat mij het unieke zwembad "bron Gênêng" nog scherp voor de geest. Het was helemaal ommuurd en met een zware djatihouten deur met een groot hangslot afgesloten. Als men daar wilde zwemmen, kon men de sleutel afhalen bij de Hr. van Doorn, de administrateur van Gajamprit. Er was een grote stenen tafel uit de grijze oudheid, waar we aan picnicten, heerlijke lemper en nasi-goréng, door kokki gemaakt. Slechts de oude stenen hindoebeeldjes hier en daar stoorden onze pivacy. De gemoedelijke gezelligheid, die oude heiligheden, en de grote waringboom op 't eilandje in 't midden van het hel dere water, dat voortdurend door de bron verschoond en naar buiten ge spoten werd, bepaalden er de sfeer. Ik heb het nog éénmaal teruggezien in 1941, met Liesbeth Storm van Leeuwen en haar broer. Wat kan ik er naar verlangen om Kla ten, de Merapi, het Kalksteengebergte, de tabaks- en suikerriettuinen, de prachtige sawah's en alle schoonheid en rust van de Indische natuur nog eens te kunnen zien en beleven. Ik zou nooit de Tong-Tong willen missen met de verhalen van "Toen Vroeger" van die mensen die er waren en er nog eens terug konden komen. Marie-Cécile Steenhauer door E. BRETON DE NIJS Foto's uit het Indië van een eeuw ge leden. Markante beelden uit een his torie die nooit vergeten zal en mag worden. Een boeiend document dat in iedere Indische (en Nederlandse) boekenverzameling niet mag ontbre ken! f 29,— porto f 2,25

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 7