t EEN VERHAAL VAN DE INDISCHE ZEE 'rMt ywO Lichtwachter X krijgt een bintang en is daarvan diep onder de indruk De aanhef dekt feitelijk niet de inhoud van het verhaal; wel is de zee er zijdelings bij betrokken. Immers, kust lichten zijn voor de zeeman onmisbaar, zoals de straatlantaarns op de vaste wal. Zelfs nu nog, terwijl zoveel ande re mogelijkheden zijn om zich op zee te kunnen oriënteren, b.v. door radio en radar. Het volgende verhaal brengt U terug naar de tweede helft der twintiger ja ren in Makassar, toen de zeeman ge durende de nachtelijke uren, ter oriën tering uitsluitend op de kustverlichting was aangewezen. De verzorging der Indische kustverlichting was een der taken van het Hoofdbureau van Scheepvaart, onder opperste leiding van een Hoofd-inspecteur, in de wan deling ter bekorting "His" genoemd. Havenmeesters waren belast met het toezicht op de kustlichten,en de ge regelde aflossing der lichtwachters. Waren lichtwachters tijdens circa de eeuw-wisseling nog Europeanen, in de loop der jaren kon het dagelijks beheer der kustlichten volledig aan inheems personeel worden toevertrouwd; het moge hier worden geboekstaafd, dat ze op voortreffelijke wijze hun plicht deden. De aanloop-vuren van de Archipel wa ren "bemand" met een hoofdlichtwach ter, bijgestaan door gewone lichtwach ters, 1ste of 2de klasse alnaargelang de diensttijd; de gewone "binnen-vu- ren" dus in de Archipel, konden vol staan met gewone lichtwachters. Zoals vele lezers van Tong-Tong be kend is, was het Gouvernementssalaris niet bepaald hoog, inzonderheid niet voor inheemse krachten. Men kan dus wel stellen, dat het corps lichtwachters werd onderbetaald. Behuizing, en voe ding was echter zeer goed. Een even tueel gezin mocht "de heer des huizes" vergezellen en kon van de verstrekte voeding mee-eten, mits men zich niet vergreep aan de 3-maands reserve voedingsmiddelen. Als aankomend lichtwachter kon iedere toekang wor den aangenomen, mits goedgekeurd en toegerust met de kennis van lezen en schrijven. Wilde een lichtwachter opklimmen tot hoofd-lichtwachter, dan moest een na-scholing op de werk plaats der Kustverlichting te Batavia nog wel plaats vinden. Bij iedere licht wachter ging dus hand-vaardigheid ge paard met een voldoende, "intellectue le" ontwikkeling. Wat zou een Gouver- nementsbedrijf zijn geweest, zonder overdadige administratieve rompslomp! Maar alles bij elkaar had een lichtwach ter eon goed bestaan. Men behoefd© niet bevreesd te zijn voor de dag van morgen al kon men dan ook na vol brachte diensttijd zich geen miljonair noemen. Niet uitgesloten was dat na volbrachte dienst een pensioentje werd toegekend. En van lieverlede werd door het inheems personeel, daar aan hoe langer hoe meer waarde ge hecht. Wel was dat pensioentje niet groot, doch beter iets dan niets. Nu gaat mijn "historisch", zee-verhaal tje over de pénsionering van een licht wachter, die wij dan maar X. zullen noemen omdat zijn Makassaarse naam, niet meer in de herinnering terugkomt. Bij gebrek aan een Burgerlijke stand voor Inheemsen, zomede de toenmaals gebrekkige aanduiding van het begin van de diensttijd, meestal zonder des betreffend besluit, waren de nodige ge gevens betreffende leef- en diensttijd vaak moeilijk te vinden, doch men had er wat op gevonden de "bewijzen" te leveren. Onder de sobats van de be trokkene was altijd wel iemand te vin den die kon verklaren dat de "pensioen gerechtigde", al in dienst was, toen hem de jongenskiel nog over de schou deren gleed, dus moest hij wel boven de 50 jaar oud zijn en dus ook langer dan 30 jaren in onafgebroken dienst. De betrokken havenmeester schreef dan wel een soeratje dat die en die verklaardenenz., enz. dan werd dat briefje door de getuigen onderte kend en ging met de pensioenaanvrage in zee. Ten Scheepvaart-kantore werd dan dat briefje als volkomen waarach tig erkend en het desbetreffende be sluit geslagen. X. was inderdaad wel aan pensioen toe. Zijn collega's hadden gerapporteerd dat hij dikwijls ziek was en dus zijn wachtdienst bij het brandende kust licht niet kon vervullen. Toen de havenmeester met hem over de pensioen-aanvraag sprak, werd hem ook gevraagd of hij mogelijk ook iets voelde voor een "bintang". Het was nl. bij Scheepvaart gebruikelijk om bij het verlaten van de dienst - na voortdurend goed gedrag - op voorstel van de be trokken rechtstreekse dienstchef, de bronzen medaille voor langdurige, trou we dienst te doen uitreiken. Nu, die vraag was niet aan dovemans oren gesteld. Om kort te gaan, het duurde niet zo heel lang, of de, met f 1,50 gezegelde eervol ontslag werd ontvangen, en te gelijkertijd het pakketje met de kost bare inhoud. Scheepvaart verzocht dit eerbewijs wel met enige plechtigheid te willen uitreiken. Ook dat was niet aan dovemans oren verspild. Al dadelijk werd met het betrokken personeel overleg gepleegd - tegen woordig noemt men dat "inspraak" in Makassar was men blijkbaar zijn tijd ver vooruit. Op een bepaalde dag, zou na afloop van de ochtend drukte de plechtigheid kunnen plaats vinden. Het volledige personeel zou in vol ornaat aanwezig zijn; de geüniformeerden in uniform, de anderen in hun beste pakean; de matroosjes kregen, uit de voorraad, een spik splinter nieuw uni form baadje, zelfs het Ambonse kan toormeisje kreeg opdracht in haar zondagse jurk te verschijnen, liet kan toor beschikte over een commies, die uitstekend zg. hoog-maleis kon spreken en schrijven. De havenmeester had zijn toespraak in het nederlands opgesteld. Er stond in dat' het Gouvernement in naam van H.M. de Koningin trouwe dienaren van de Staat nooit in de steek liet, van welke landaard die dienaren dan ook mochten zijn, dat wel niemand in Haar dienst rijk werd, doch ook nimmer tot armlastigheid zou ver vallen; dat alle aanwezigen een voor beeld moesten nemen aan mijnheer X en dat dan ook hen, een onbezorgde toekomst wachtte. De commies had dat toespraakje in keurig maleis ver taald, ten einde niet over de vele voor- en achtervoegsels te struikelen moest die maleise vertaling meerdere malen worden gelezen. Daags te voren was de vloer van het kantoor flink geschrobt, ja, het kantoor was een goedang uit de tijd van de O.I.C. van zo'n paar eeuwen geleden, doch hecht en sterk als het ware voor de eeuwigheid gebouwd. Alle schrijf tafels werden van de paperassen ont daan, de Nederlandse vlag achter de schrijftafel van de "toean" aan de muur vastgeprikt; het "kleinood" op de schrijftafel ten toon gesteld terwijl een stoel voor de gepensioneerde werd gereed gezet. Toen alles gereed was werd de jubilaris met de privé auto van de "baas" van huis gehaald. De wagen was daags te voren extra opgepoetst; de privé-chauf- feur had zich ook in zijn beste spullen gestoken. Twee lichtwachters zouden als para-nimphen meerijden om dan met de jubilaris in hun midden terug te keren en het "feestvarken" verder tot "de stoel" begeleiden. En zo kwam dan de lichtwachter binnen, wandelde langs alle aanwezigen om op de stoel plaats te nemen. Toen kon de havenmeester met zijn rede beginnen, welke onder doodse stilte werd aan gehoord. Aan het einde van de speech riep een der djoeroemoedie's "Patoet- Toean" wel een bewijs dat men een en ander had verstaan en... begrepen en er mee instemde. Staande, in de "houding" werd toen het ere-metaal 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 8