UIT EEN BRIEF
DONDERDAG 10-2
ZATERDAG 10-2
Onvergeeflijk beeld voor elke Indischgast uit de gunung: de ruisende kali onder ruisende bambu.
Hoe konden we uren lang neerkijken op het vliedende water, dat onvermoeid huppelde van
steen tot steen, van kolk tot kolk, op een wonderlijke wijze juist daardoor rust vindend voor
ons eigen jagend hart.
(Foto Rogier J. Boon)
kreeg ook de kans een Mauser-karabijn
-repeteer te kopen voor f 50,
Djirim kon ook schieten en nam de
spuit van de Maatschappij. Ik had een
eiectrische zaklamp, een Everready met
een leren band op 't hoofd gemaakt,
de reflector aan de band, enkele draad
jes aan de houder om mijn middel en
zo schoten wij vaak kidangs, van vier
tot zeven stuks, 't Was absoluut geen
zeldzaamheid!
Meestal gingen we als het regende,
men maakt dan minder lawaai als men
op hout of takjes trapte.
't Vlees werd naar huis gedragen; we
namen altijd een paar koelies mee als
dragers. Op mijn achtererf werd de
buit verdeeld. Alle andere mandoers
een stuk, ook de Toean Sep werd niet
vergeten.
Mijn voorganger (de Duitser) ging nooit
op jacht, die had weer andere genoe
gens, die hem in feite meer geld
kostten, want eind van de maand kwa
men de rekeningen los. Hij schold dan
van "Die verdomde berenleiders!" Be
ren waren schulden.
Hij zowel als ik, hadden vrij reizen. Ik
ging zelden met de trein mee; men was
veel te lang onderweg, en de tijd van
verpozen elders, was te kort, want
uiterlijk om vier uur 's middags in de
trein en om zes uur thuis.
Een vriend van de Duitser bleef on-
ondanks dat Oscar met verlof was, ge
regeld bij mij komen. Hij zat op een
Amerikaanse Rubber Onderneming als
Assistent. Was al twee maal Wnd. Ad
ministrateur geweest, en had allang
administrateur kunnen zijn, maar waar
om? Om het hogere salaris?
Hij vertelde mij, dat hij als Assistent
meer tantième kreeg dan een Admini
strateur bij de R.C.M.A. Rubber Mij.
A'dam.
Ik ging vaak met hem mee in de 'Buick'
naar Tebing-Tinggi om bij een Japanner
ons haar te laten knippen.
Dat was een uur rijden en dat werd
altijd een lollige avond, vaak je reinste
Wild-West; veel biertjes. Wij Boe-
djangs hadden dat nodig. Men moest er
eens uit. Ik was 26 jaar; vaak waren we
met een club van vier personen en dan
zongen we: "Er is nog nooit een Deli-
aan gestorven van verdriet of sja-
chrijn."
Vaak moest ik horen, want ik was de
jongste: "Och verrekte "Stink Sing-
kèh", wat weet jij daar nu van. Wij zijn
al 16 en 18 jaar in dit land."
Ja, Deli, heb ik weieens gehoord, was,
wat "de Planters" betreft, wel een bij
zonder soort land.
Gemoedelijk-vrolijk en erg gastvrij en
zat men weieens in de put, dan was het
stopwoord: "In de Oost komt alles
terecht."
Ja hoor, inderdaad heb ik dat zelf on
dervonden, dus weet ik, waar ik over
spreek. Gewoonlijk was ik 's nachts
na zo'n uitstapje om 12 uur of 1 uur
thuis. Dan was Atmah echt marah en
ik beloofde dan een lapje soetera voor
een badjoe. Ik belde dan Tadjin, de
handelaar van dergelijke spullen op.
Deze man had ook een Taxi-Verhuur:
Chevrolet en Chrysler. Hij kwam met
de auto vaak bij ons en dan kon ze
uitzoeken!
Mijn kennis, later ook vriend, nam zijn
Chinese vriendin vaak mee op een vrije
dag. Picnic aan het Toba meer in
Prapat.
We namen van alles mee, van eten en
drinken en 's avonds om 7 uur naar de
Deli Bioscoop in Pematang Siantar, of
als het gezelschap van Miss Riboet er
was, naar de Bangsawan. Dan stond
er al een aankondiging buiten met:
"Besok lain programma". We zeiden
dan tegen elkaar: "Morgenavond gaan
we weer", en ja hoor, we gingen en
zaten dan op de voorste rijen.
't Was wat leuk en last but not least,
men kon er nog een fles koud bier op
de koop toe bestellen. Dorst lijden,
bestond in Deli practisch niet. Tjap
Kloster en tjap Koentji waren erg in
trek!
Ook kwam er eens een kermis-onder-
neming uit Australië, die diverse plaat
sen bezocht. Er waren "Lachspiegels",
"Gooitent"; de prijzen bestonden uit
toiletzeep en spiegeltjes. Verder een
hele sterke vent, koewat betoel. Hij kon
een staaf ijzer krom buigen. Ook een
behoorlijk hoog Turks rad, dat rond
draaide en verder een knaap met een
grote ijzeren bak met water, waarin
celluloid eenden zwommen. De man
maakte met een stok 't water in be
weging. Je moest proberen ringen om
de hals van een eend te gooien. Mijn
eerste ring was raak, ik kreeg een
levende eend als prijs; wist echter
niet, hoe ik daarmee aan moest. Ik liet
de eend doodmaken; 't was de beste
methode, om dat beest mee naar huis
te nemen, want de volgende avond
zouden we hem opeten, wat ook ge
beurde.
Atmah had hem lekker klaar gemaakt.
Zo leefden wij op Deli.
A. J. M. Keukenschrijver
(wordt vervolgd)
Dik Tjalie yg. tertjinta,
Van ochtend met de post je aerogram
ontvangen. Wat gek, dat ik gisteravond
laat juist No. 74 van jouw Piekerans
(blz. 491) heb doorgenomen. En van
daag ontving ik je postblad.
Sla maar even na, wat de titel is
"Van oude dagen, de dingen, die voor
bij zijn." Is dat niet frappant?
Wat ons oudjes allemaal betreft! Ja
Tjalie, habis manis, sepoh dibuang."
Weet je wel, toen, je vroeger als pat
jakker in de suikerriettuinen dwaalde
en een stengel afsneed en ging isepen
(zuigen), gooide je daarna de stengel
toch weg en nam je niet naar huis
Ja of niet?
Margono.
TOKO EN BOEKHANDEL
TONG-TONG
OPEN UITSLUITEND:
WILT U ZICH ALSTUBLIEFT AAN
DEZE TIJDEN HOUDEN?
Alleen voor heel perloe
bestellingen aanbellen!
17