Oud Javaanse Mode door Dr. H. J. de Graaf Hoe kleedden de Javanen zich in de gouden eeuw van Mataram, dus tijdens de vermaarde sultan Agung (1614-1646) en onze Jan Pietersz. Coen? Droegen ze dezelfde kledij als tot voor kort? Bestond er een "mode" op Java? Zijn er in hun kledij ook buitenlandse invloeden te bespeuren, of gingen ze hun eigen gang? Waren er misschien verschillen tussen de gewesten van Java? Het antwoord op deze vragen is van belang voor iemand, die historische schilderijen wil maken, zoals de Hr. Soedjodjana, die men de vader der moderne Javaanse schilders pleegt te noemen. Ik heb getracht uit te vorsen, hoe de Javanen zich drie of vier eeuwen geleden plachten te kleden en deel nu de voorlopige uitkomsten van mijn onderzoek mede. Voor de 16e eeuw schijnen we een krachtige steun te hebben in een af beelding in het eerste deel van het beroemde boek van Jan Huygen van Linschoten, de in vier talen overgezette Itinerario, de Voyage ofte Schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien (1579- 1582). Weliswaar heeft de schrijver Java nooit bezocht, doch hij liet zich inlichten en hij toont ons een grote plaat met "Malayos" en "Yauvas". Het laatste paar, de Javanen, interesseert ons uiteraard het meest. Het stelt een Javaanse man en vrouw voor, met daaronder de boosaardige opmerking: "Een eylander uit Java, welks volk is hardnekkig en obstinaat". En dat zegt de schrijver van (volgens Multatuli) het zachtste volk der aarde! De man is slechts gekleed in een len dendoek, een tjawet, waarin hij achter in zijn kris gestoken heeft. Wellicht echter, dat de kris in een touw of koord steekt, die de lendendoek op houdt. Hij draagt geen hoofddoek en zijn haar is kortgeknipt. Het is zeer waarschijnlijk, dat dit een zeer oude dracht is. In het oude ge schiedboek de Pararaton, of het Boek der Koningen van Tumapel of Majapa- hit, komt een verhaal voor van een paleisrevolutie. Er wordt een aanval op de kraton gedaan en koning Tohdja- ja van Kediri met een speer gewond. Zijn dienaren raapten hem op en droe gen hem in een tandoe (draagstoel) weg. Bij een hunner raakte de gadag (het koord, dat zijn lendendoek beves tigde?) los en zijn "poengkoer", ach terste werd bloot. De koning merkte het op en maakte een scherpe opmer king. De drager moet toen maloe ge- Koeli (althans volgens Raffles) met openhangende koelambi gekleed, op een litho uit Raffles' "The History of Java." I, 1817. 8 worden zijn, want, zo staat er: Dit werd de oorzaak van 's konings dood.(A.D. 1250). Men kan zich dit ongeval het best voorstellen, als men aanneemt, dat de drager met een lendendoek gekleed was. Deze dracht is nog lang bij eenvoudige lieden in gebruik gebleven, tot in onze eeuw. In het tijdschrift Djawa 1932) wordt dit eenvoudige kledingstuk in Banjoemap beschreven en met foto grafische afbeeldingen toegelicht. Het was bij slot van rekening toch een nette dracht. Overigens is het met bloot bovenlijf lopen bij de Javanen tot in deze eeuw gebruikelijk gebleven. Niet alleen bij de eenvoudige tani's op de sawah, waar het eenvoudig niet anders kon, doch ook bij de aanzienlijken, als zij onder 'ons waren. Mij werd verhaald, dat zelfs de grootvader van de huidige sultan van Djokja in zijn binnenste da lem steeds zonder baadje (een ver hollandsing van badjoe) liep. Dit is vol komen begrijpelijk. Immers, het aan trekken van een jasje, koelambi of "rokje", zoals men oudtijds zeide, moge de statie van de drager sterk verhogen, het uitlaten van dit status symbool is wèl zo geriefelijk. Denk maar aan onze "djas boeka", die we vroeger bij het begin van een visite onder het plechtstatig voorstellen en handendrukken nog aanhielden, doch als de tongen los kwamen en "het ijs gebroken was" (bij 90° in de schaduw), met algemene instemming aan de kap stok hingen. Doch bij recepties, in de kerk en dgl. hielden we het warme ding natuurlijk aan, ook al smoorden we van de hitte. Maar reeds in de 17e eeuw begint een jasje bij hoge Javanen er in te komen, vooral bij officiële ge legenheden. Zo zag in 1622 de Holland se gezant, de heelmeester dr. de Haan, dat de vermaarde sultan Agung (1614- 46) een "rokje", d.i. een korte buis droeg. Het moest kort zijn, anders wist hij met zijn kris geen raad. Twee jaar later merkte de gezant Jan Vos op, dat dezelfde Vorst een badjoe droeg van zwart fluweel, met gouden loof werk, bloemswijze beschilderd. Bedoelt hij soms: met gouddraad geborduurd? Doch zijn zoon, in veel opzichten het tegendeel zijns vaders, de grillige soe- nan Mangkoerat I (1646-77) zat er in 1667 als een "gemeen (gewoon) straat- Javaan" bij. Ook het volgende jaar droeg hij slechts een kain. En toen de koopman Jacob Couper in 1677 de re bel radèn Troenadjaja in zijn residentie Soerabaja bezocht, was diens bovenlijf naakt, zodat de gezant, na een zeer emotioneel gesprek, het hart in zijn lijf zag kloppen! Doch bij zijn bezoek aan Semarang en Soerabaja in 1706 maakte ds. Valentijn met vele aanzienlijke Javanen kennis, die "rokjes" in de fraaiste kleuren en de wonderlijkste patronen droegen. Slechts ondergeschikte figuren moes ten met ontbloot bovenlijf voor hun meesters verschijnen, gelijk in de Vor-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 8