"DE KRONTJONG - GITAAR" door ROSALIE GROOSS van het streven de handel in dit pro- dukt naar Batavia te verleggen. Het tweede Indische toltarief verscheen in 1671 tijdens het bewind van gouver neur-generaal Joan Maetsuycker. "Gout en silver, gemunt en ongemunt; lijfey- genen; timmerhout en brandhout; rijs aende Comp. gelevert wordende" wer den van invoerrecht vrijgesteld; opium en arak ten invoer verboden. Het tarief werd alfabetisch gerang schikt en tot ongeveer 170 met name genoemde artikelen uitgebreid. Het al fabetisch karakter van het tarief bleef tot 1934 bewaard. In tegenstelling tot de uniforme heffing van het eerste toltarief werden de waarderechten van het tarief van 1671 onderscheiden in rechten van 20, 10 en 5%. Daarnaast bleef het stelsel van specifieke rechten gehandhaafd en werd zelfs nog uitgebreid. Hoewel het opmerkelijk is dat medicijnen en be paalde grondstoffen voor een belasting van 5% in aanmerking kwamen, wet tigt dit nog geenszins de conclusie dat aan het tweede toltarief een bepaalde economische politiek ten grondslag lag. Veeleer lijkt het te zijn geboren uit overwegingen van eigenbatig handels belang. In 1680 werd wederom een schrede gezet op de reeds ingeslagen weg naar protectie; ten nadele van het Engelse bier voert dan V.O.C. een dif ferentieel recht in, t.w. 60,per vat tegenover Deens en Hollands bier resp. 30,en 15,per vat. In 1698 wordt de invoer van Engels bier ten slotte geheel verboden. Ofschoon meerdere malen gewijzigd bleef het tarief van 1671 72 jaar lang van kracht. Het nieuwe toltarief dat in het jaar 1743 door de gouverneur-generaal Van Im- hoff werd geïntroduceerd, hield voor het eerst doelbewust rekening met een begunstiging van moederlandse pro- dukten. Hoewel het tarief in het alge meen beduidend lager was dan de meeste rechten van 1671 (de inkomen de en uitgaande rechten werden in het algemeen tot 5% ad valorum genivel leerd), werd voor suiker een hoger be schermend recht vastgesteld "om de producten deser colonie des te meer te favoriseren". Op gelijke wjjze wer den manufacturen en snuisterijen ge- tarifeerd "om de aanbreng, ter bevoor deeling onser eygene fabricquen in Nederland, wat difficiel te maken." Het tarief van Van Imhoff kenmerkte zich overigens door een economische inslag, aan welk principe in de daar aan voorafgaande tolregelingen weinig of geen aandacht was geschonken. Zo vallen daarin o.a. de volgende vrijstel lingen in het bijzonder op: "alle groen- tens, vrugten, vis en allerleye kleenig- heden,. dewelke tot levens nooddruft dienen" zomede "alle dingen die tot consumptie en ook teffens tot negotie dienen." Intussen was het gebied van de V.O.C. op grond van een met de Soenan van Mataram, Pakoe Boewono II, op 11 no vember 1743 gesloten tractaat, belang- &0SU1E SBOOSS Op zoek naar de oorsprong en geschiedenis van de krontjong. 190 pagina's (plm.) 9,90 f 0,90 porto. rijk uitgebreid. Het eiland Madoera, Oost-Java, Soerabaja met onderhorige regentschappen, Rembang en Japara met hun houtbossen en alle gerechtig heden, de "sabanderij" in Semarang zomede 6000 roeden langs het gehele strand van de zee en langs de oevers van alle rivieren, die in zee uitlopen op en rondom geheel Java, met alle recht van eigendom, opperheerschappij gebruik en jurisdictie, werden bij die gelegenheid door de Soenhan afge staan. In 1746, na beëindiging van de "Ma- doerese oorlog", legt Van Imhoff de vorst een nieuw contract op. Tegen genot van een jaargeld van 9000 realen doet de Soenan dan verder afstand van de strandregentschappen Tegal en Pekalongan, benevens van de tolpoor ten, hekken en afsluitingen van wegen in de bovenlanden, zomede van alle heffingen van goederen langs de we gen of rivieren vervoerd, latende aan de Compagnie over "te reguleren alle in- en uitkomende regten in het rijk, daaronder begrepen de pacht der vo gelnestklippen, de tollen op de rivier Solo, de regten op de tabak in Kedoe en de passerregten." Ofschoon het te Batavia geldende tol tarief geen toepassing vond in de nieuw door de V.O.C. verworven ge bieden, streefde Van Imhoff ook daar een zekere eenheid in rechtenheffing na. Hij schafte de verschillende tollen op wateren en wegen af en verving ze door één belasting, een z.g. landtol, die op de van de landzijde inkomende en uitgaande goederen werd geheven. De sabandarijen (zeetol) werden ver pacht. De alleenhandel van de V.O.C. begon in die dagen geleidelijk aan belangrijk heid in te boeten, hetgeen treffend blijkt uit een schrijven van de heren XVII aan de Staten-Generaal van 2 december 1761, waarin het volgende klaaglied is vervat: "De particuliere trafiquanten en smokkelaars hebben sedert eenigen tijd tot richtsnoer van hun gedrag gelegd, dat het hun ge oorloofd is te varen en te handelen op alle plaatsen daar het God behaagd heeft water te leiden. Op fundament van dat gepretendeerde regt hebben verscheidene van die particuliere trafi quanten e^n- en andermaal onderno men de Nederlandsche Compagnie te onderkruipen, zelfs in haar alderpriva- tiefsten specerijhandel. De Indische Regeering heeft niet verzuimd die onge permitteerde vaart en handel naar ver mogen te beletten, dan zulks heeft aan leiding gegeven dat de Commandant van zijne Groot Brittanische Esquader in Indien (waar een Nederlands lands- eskader ontbrak) niet geschroomd heeft bij een brief te bedreigen dat als de Hooge Regeering eenige Engelse schepen in hare vaart en handel zoude willen verhinderen of beletten, hij als dan met zijn onderhebbend Esquader oorlogsschepen te Batavia zoude ge ven een visite, die van zeer smartelijke gevolgen voor de Nederlandsche Com pagnie zoude zijn." In 1771 werd de handel van Batavia op Siam, China, Padang, Bandjermasin en Javaas N O.-kust, behoudens enige uit zonderingen, vrijgegeven. Deze vrij stelling kwam de sluikhandel der Eng elsen slechts verder ten goede, doch droeg tevens bij tot de ontwikkeling van de havenplaatsen Semarang en Soerabaja. Als gevolg van de vrede van Versailles (1784) moest tenslotte de vrije vaart in de Oosterse zeeën uitdrukkelijk worden toegestaan. Het gebied der V.O.C werd op grond van een op 10 november 1784 door de bevelhebber van Braam met Sultan Mahmoed van Riouw gesloten contract weder uitgebreid met het rijk van Djo- hor, Pahang en Riouw met onderhorig heden. In 1787 werden de aldaar van kracht zijnde in- en uitgaande rechten aan de Compagnie afgestaan. Het jaar 1795 bracht voor de V.O.C. het reeds lang voorziene einde. Haar erfenis ging toen over op de Bataaf- sche Republiek. W. SATIJN (wordt vervolgd) (1) letterlijk: dag van de koning, hier uitvoerrecht t.b.v. de koning. (2) De toen in Indië zeer gebruikelijke handelsmunt met een waarde van on geveer 2 gulden en 5 stuivers.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 7