DE ONVINDBARE BENOWO
Voor ik het stuk over de Benowo in
zond (TT no. 18 blz. 10) had ik een
gesprek met een onderwijzer die ook
aan ornithologie deed, over deze zeld
zame vogel. Hij had de vogel nog nooit
gezien en wat de naam betrof, moest
het een streeknaam zijn, die een vogel
onderzoeker nog niet had bereikt, was
zijn mening. Zijn verdere mening was
ongeveer eender als die van de Hr.
L. L. A. Maurenbrecher.
Van deze vogel heb ik altijd meer wil
len weten. Maar aangezien hij nooit
werd waargenomen vóór 11 uur 's a-
vonds en na vier uur in de ochtend,
hadden maar zeer weinig mensen de
Benowo ooit gehoord of gezien. In die
tijd bestonden ook nog geen flitslam
pen, zodat niemand de vogel ooit had
gefotografeerd.
De door de Javaanse bevolking ver
strekte gegevens, dat de vogel er
zwart uitzag en de grootte van een raaf
had, kon ik naar bevengenoemde in
lichtingen moeilijk aannemen. Volgens
het volksverhaal doet het beest zijn
roep slechts daar in de omgeving, waar
een zwaar zieke ligt, horen. Eindigt zijn
roep op kèk, dan betekent het de dood
van de zieke en zo niet, dan is er nog
kans op genezing. Toen mijn jongere
broer typhus had en zwaar ziek was,
zat het beest in onze kedondongboom,
die niet ver van de ziekenkamer stond
en liet zijn roep horen, maar niet met
de gevreesde kèk op het eind. Twee
dagen later was mijn broer toch over
leden.
Alhoewel ik van de TT-lezers geen
reactie kreeg op mijn artikel, was het
schrijven toch van nut geweest, want
mijn zuster herinnerde zich opeens dat
ze de vogel eens bij daglicht had ge
zien. De kleur was niet helemaal zwart,
maar meer naar het bruine toe. Ze was
groter dan een raaf. Op mijn vraag naar
de omstandigheden waaronder de Be-
wono gezien was, vertelde ze het vol
gende verhaal.
Tijdens de bezetting van de Japan
ners, trok ze met haar oudere zuster
en zwager en twee neven van 9 en 11
jaar terug naar ons oude landgoed,
waar de bevolking ons als kinderen
kende. De erven verschaften hen van
alles, wat ze nodig hadden tot suiker
toe (aren-suiker), behalve rijst. Dit
werd opgelost door een geschikt stuk
grond te huren, dat echter ver uit de
buurt lag en de weg erheen liep door
een bos. Op een dag waren ze later
dan anders naar huis gegaan. In het
bos was het niet erg helder meer, maar
't zicht was nog goed. Plotseling hoor
den ze tot hun verwondering de roep
van de BENOWO en nog wel bij dag
licht, en ze zagen de uil op een tak.
Verdere belangstelling konden ze toen
niet opbrengen.
Mijn broer, die in Stein (Limburg)
woont, vertelde me eveneens een BE
NOWO bij daglicht gezien te hebben.
Tijdens een jacht zag hij in de schaduw
van enige bomen een vreemde uil, die
door de hem vergezellende Javaanse
jager werd herkend als de BENOWO.
Die was even groot als een visuil (ge-
toepoek) en had de kleur als andere
uilen; misschien iets donkerder. (Vis-
of ooruil (getoepoek) zie TT no. 18, dd.
1-4-70, blz. 19. "De onvergetelijke
Jeanne")
De naam BENOWO is bekend over het
gehele stroomgebied v.d. BODRI rivier,
waarvan een tak, Kaliweringin, zijn
oorsprong had op de berg Oengaran
(west). De Kali Logoong ontsprong op
de hoogvlakten van Kedoe. De Lodoot
uit de Oostelijke hellingen van de Gn.
Prahoe.
Nu ik eenmaal bezig ben met schrijven,
wil ik meteen de onjuistheden in de
hierbeneden genoemde TT rechtzetten
en waar nodig ter verduidelijking een
uitbreiding geven.
TT 18, 1-4-73, blz. 10. De naam DORO
DAREG is zeer zeker een drukfout. De
juiste naam is DORODASEG. DORO
betekent duif, maar het kan ook zijn
een vrucht van een heester, die op
de Noordkust van Java voorkomt. De
vrucht heeft de grootte van 'n gandaria
en smaakt heerlijk zoet, ook reeds als
jonge vrucht.
De Maleise naam is bidara. Wat DA-
SEG wil zeggen, weet ik niet. De naam
DORODASEG is ook een streeknaam,
want elders wordt dezelfde vogel
MPRITGANTIL genoemd. De MPRIT is
een donkerbruin rijstdiefje, die kleiner
is dan de glatik. Gantil is verwant aan
gantel, wat hangen of aanhangen be
tekent. Volgens de Javaanse legende
is deze een verdwaalde vogel uit een
vreemd land, die heimwee kreeg, maar
de weg naar de plaats van herkomst
niet wist, zodat zij steeds de MPRIT
bleef achtervolgen met zijn geroep;
"Mprit, mprit terno". (mprit, mprit, be
geleid me).
De naam Prendjanhk is eveneens een
drukfout. De naam is ten rechte prend-
jahk. De h voor de k is nodig, om de
juiste klank te behouden, want in
sommige gevallen kan het een ander
begrip krijgen. Dat de prendjahk met
zijn opgewipte staart en rood vlekje
onder zijn kin niet groter is, dan wat ik
reeds schreef, is onweerlegbaar, want
de prendjahk is kleiner dan de mprit en
zelfs had ik gepoogd, om het jong er
van groot te brengen. Dit mislukte,
niettegenstaande al mijn moeite, om
elke dag rupsen te verzamelen, om ze
ermee te voeden, zoals door de ouders
werd gedaan.
Voor hen, die nog geinteresseerd zijn
in de Indische vogels, wil ik vertellen,
dat ik indertijd een kennis had, die
bijzonder veel voor de vogels uit de
Indische Archipel voelde. Hij had in
Soekaboemi een verzameling van
opgezette vogels uit de gehele In
dische Archipel. Volgens zijn intiem
ste vrienden was zijn verzameling
de grootste van Indië. Er was reeds
door de voormalige Ned. Ind. Regering
een bod gedaan van 350.000,wat
in die tijd een behoorlijk bedrag was.
Zijn vraag was een half miljoen, zodat
de koop niet door ging.
Zijn liefhebberij bestond echter niet
alleen uit het verzamelen van opgezet
te vogels, maar ook uit het verzamelen
van foto's van allerlei dieren uit de
gehele Archipel met de verdere bijzon
derheden (een volledige beschrijving
van vindplaats, afmetingen geschatte
ouderdom en zo al meer).
Twee maal was hij bij mij thuis geweest
en beide malen drong hij bij mij aan,
om zijn verzameling te bezichtigen.
Door het steeds uitstellen en de daar
opvolgende oorlog kwam er nooit wat
van.
Bij zijn tweede bezoek bracht hij een
album mee en toonde mij een foto van
een wild zwijn uit Borneo. Volgens de
gegeven afmetingen was het beest
bijna zo groot als een buffel. De witte
varkens uit Borneo waren inderdaad
zeer groot.
Foto en gegevens had hij gekregen van
een houthakker (mijn plaagnaam voor
de Ambt b. h. boswezen) uit Martapoe-
ra. Deze verzamelaar spaarde kosten
noch moeite, om dieren in hun leven
te observeren.
Tweemaal trof ik hem in de rimboe van
Zuid-Preanger, vergezeld van zijn twee
dragers en gewapend met een klein
geweertje, een kiektoestel en netten.
Hij sprak de Soendanese taal als de
beste Soendanees. Niet ik alleen was
er jaloers op, maar ook menige Soen
danees. Ze schaamden zich, dat zij
hun taal niet beter kenden.
Behalve de Preanger had hij vrijwel de
gehele Archipel doorkruist. Op de 24e
Aug. j.l. ontmoette ik een oude man
van 84 jaar, uit één van de bejaarden
Tehuizen in Deventer, die de familie
ook gekend moest hebben. Van hem
vernam ik, dat de verzameling kort
vóór de komst van de Japanners naar
Zwitserland was gezonden (dus niet
verloren was gegaan.) Mocht dit waar
zijn, dan kunnen geinteresseerden nog
altijd proberen het adres op te sporen,
om ten slotte de verzameling te bewon
deren. Max B. was niet alleen ornitho
loog, maar ook Dr. in de biologie.
R.F.D.
10