SINTERKLAZEN"
Over het werkwoord
"Hallo Klaas met Fiep. Moet je eens
luisteren. Je weet, dat we morgenavond
om zeven uur in de Orion-bioscoop
een Sinterklaasfeest hebben voor alle
lagere scholen van de Gemeente Se-
marang."
"Ik wist het niet, maar dan weet ik het
nu. Begrijp alleen niet, wat ik daarmee
te maken heb."
"Luister dan toch. Een van mijn colle
ga's, die voor de Sint zou spelen is
plotseling ziek geworden. Tot overmaat
van ramp moet zijn vrouw, die als
Zwarte Piet zou optreden vanzelfspre
kend ook verstek laten gaan. Aan alle
kanten hebben we geprobeerd een an
der stel hiervoor te vinden, maar de
enigen, die hiervoor geschikt geacht
werden, waren niet beschikbaar.
"En nu kom je mij zeker vragen, of ik
dat akkefietje op me wil nemen. Niks
hoor. Mij zie je niet sinterklazen."
"Toe nou Klaas, je helpt er niet alleen
mij mee, maar alle scholen en nog veel
belangrijker, vele honderden kinderen."
Klaas denkt even na, zin erin heeft hij
helemaal niet, maar ja, die kinderen
moeten toch hun Sinterklaasfeestje
hebben.
"Nu vooruit dan maar. Ik ga door de
knieën. En wie is de Zwarte Piet? Een
aardige tante?"
"Ja, dat is nou het knelpunt. Ik had ge
dacht, dat jij daar ook wel voor zou
kunnen zorgen. Je hebt zoveel kennis
sen, dat er toch waarschijnlijk wel één
te vinden zal zijn, die dit voor die paar
uurtjes op zich zou willen nemen. Ik
had het zelf wel gedaan, maar dat kan
niet, aangezien ik én voor mijn eigen
klas én voor twee andere klassen,
waarvan het personeel ziek is, zal
moeten zorgen."
"Toe maar, ook dat nog. Ik zou werke
lijk niet weten, wie ik dit zou moeten
vragen. Maar wacht eens. Misschien
Joop, die houdt wel van zo n lolletje.
"Maar het is geen lolletje, Klaas, het is
volle ernstl Vergeet niet, het is een
Sinterklaasfeest voor kinderen van zes
tot acht jaar."
"Ach, zo bedoel ik het niet. Joop, als hij
tenminste wil, zou het in volle ernst
opnemen. Jullie zouden niet bang be
hoeven te zijn, dat hij er inderdaad een
lolletje van zou maken. Ik zal hem
straks, als hij van kantoor thuis is,
even opbellen. Vanavond hoor je nog
van mij."
Dezelfde Avond.
"Fiep, je spreekt met Klaas. Ik heb
Joop opgebeld. Hij wil wel zwarte Piet
spelen. Stuur de costuums maar naar
mij, dan kleden wij ons hier wel aan.
Laat de kapper ook maar hier komen.
Het is het eenvoudigste: dan kunnen
wij rechtstreeks van mijn huis naar de
Orion rijden. Alleen moet je wel een
wagen sturen, want het staat te gek,
als de Sint of Piet zelf achter het stuur
van de wagen zou moeten zitten. En
ja nog iets. Je kent Joop Redeker ge
loof ik niet; die houthandelaar. Wat
zeg je? Ken je hem wel? Is het geen
bezwaar, dat hij als Zwarte Piet, een
paar koppen groter is dan ik? Ik heb
wel een mijter op, maar zelfs met die
mijter, steekt hij nog wel boven me uit."
"Geen bezwaar Klaas. Ik geloof wel,
dat ik namens alle scholen spreek, als
ik je nu reeds dank zeg voor jullie
hulp. Je hebt ons gelukkig uit de put
geholpen.
5 december. Sinterklaasavond in de
Orion Bioscoop Semarang.
Een volle bioscoopzaal met kinderen,
blank, bruin, Chinees, van alle laagste
klassen der scholen, begeleid door on-
derwijs-personeel en natuurlijk verge
zeld van verscheidene moeders, die
op zo'n feestje niet willen ontbreken.
Het was een geroezemoes van je-wel-
ste: al die zenuwachtige kinderstem
metjes, in afwachting van het grote
moment, dat de Sint en Zwarte Piet
binnen zouden komen.
Een gong klinkt. Het sein, dat de Sint
in aantocht is. De grote middendeur
achter in de zaal gaat wijd-open en
daar staan Sinterklaas en Zwarte Piet.
Doodstil zijn de kinderen. Een commis
sie, samengesteld uit het onderwijs
personeel, ontvangt de goed-heiligman
aan de deur, waarna deze door de
commissie naar zijn plaats wordt ge
bracht.
Onder het zingen van het een ieder
bekende Sinterklaaslied: Zie ginds
komt de stoomboot uit Spanje weer
aan", schreed de Sint met Piet door
het middenpad van de zaal, wuivende
rechts en links, naar de zetel, die voor
hem bij het toneel was opgesteld. Een
mooie zetel met een tafel ervoor waar
op een ontzettend dik boek lag.
Sint nam zijn plaats in. Het zingen hield
op, waarna onder diepe stilte één der
commissie-leden de Sint en zijn knecht
hartelijk welkom heette. Hierna nam
de Sint het woord. Met een hand op
het dikke boek, waarnaar vele kinder
ogen enigszins angstig keken, hield hij
een korte toespraak. Ondertussen was
Piet al druk bezig ontzag in te boeze
men onder de kleintjes, door zo nu en
dan vervaarlijk met zijn roede (een zg.
sapoeliedi) zwaaiende door de zaal te
lopen, waarbij hij zo nu en dan driftig
zijn gitzwarte ogen liet rollen.
Sinterklaas was uitgesproken, net ge
roezemoes, hoewel toch heel wat timi-
der dan voor de komst van de Sint,
nam weer toe. De commissie sprak
even met de Sint en vroeg, of hij iets
wilde gebruiken.
"Graag", zei Sint. "Misschien vindt U
het een beetje gek, maar een glas
lekker koud bier zou ik best lusten.
Het is hier erg warm. In Spanje is het
ook wel warm, maar toch anders dan
hier en daar heb ik dan ook nooit trek
in bier."
Onder leiding van één der onderwij
zers werden weer enkele Sinterklaas
liedjes ten beste gegeven. Het klonk
aardig al die kinderstemmetjes; vooral
de liedjes, die twee- en driestemmig
werden gezongen.
Onder het zingen was een peuter tot
voor de tafel van Sinterklaas gekomen.
Het liedje was uit. Sint ziet de peuter;
laat hem bij zich komen en zegt: "Zo
jongetje, hoe heet jij?"
"Jan, Sinterklaas".
En voor Sinterklaas goed besefte, wat
hij zei, was het: "Zo, heet je Jan en
waar zit je Moeder?"
"Daar Sinterklaas". De peuter wees
in een richting; vloog weg en kwam
even later met zijn mammie aan de
hand, terug.
"Daar is ze Sinterklaas".
Sint gaf de Moeder een hand en vroeg;
"En is Jantje zoet geweest dit jaar?"
"Nou," zei Mamma, "dat kan ermee
door. Zozo zullen we maar zeggen.
Sint keek Jantje diep in de ogen. "Zo,
wat hoor ik daar? Is je Mamma weieens
boos op je? Dus, je bent wel eens
stout. Een beetje stout, ach ja, dat mag
wel, maar niet te erg hoor Jan." Sint
greep het dikke boek, sloeg een blad
zijde open en schreef er wat in. "Ziezo
Jan, je staat in het boek en nu oppas
sen hoor, dat je volgend jaar niet weer
in het boek komt, want dan is het niet
zo mooi."
"Ja Sinterklaas". Jan en Mammie af.
Het gevolg van de komst van Jantje
met Mammie was natuurlijk iets, wat
de Sint en ook de schoolcommissie
niet had voorzien. De kleintjes hadden
moed geschept uit Jantjes optreden;
trokken hun moeders mee en togen zo
naar de Sint. Een uur lang duurde die
pret. Toen maakte de Sint er een eind
aan.
"Ziezo kinderen. De Sint moet nog
meer kindertjes gaan bezoeken, dus nu
nog een mooi liedje en dan gaan Sint
en Piet weer verder."
De liedjes werden gezongen. Onderwijl
gingen Sint en Piet dezelfde weg terug,
die zij gekomen waren. Bij de deur
zwaaide hij de kindertjes nog eens toe,
waarop een luid: "Daaaaèg Sinterklaas,
daaaaag Piet" klonk. Deuren dicht en
Sint en Piet lieten zich in de auto, die
voor hen klaar stond, neervallen. Inder
daad neervallen, want een beetje door
weekt van al die kleren, baard en mijter
en de schmink van Piet, waren zij wel.
12