DE GDITAJK - k 4 "DE KRONTJONG - GITAAR" door ROSALIE GROOSS gewoon kunststukjes, en elke verjaar dag of andere feestdag kregen we van de hele familie een paardje of een koetje of een varkentje enz. We "mol ken" de koetjes en strooiden voer voor de kippetjes en lieten de boerenkinder- tjes op de ezeltjes rijden, maar daar mee was het voor ons ook afgedaan. Hadden wij enig idee, wat je allemaal op een boerderij moest doen! En we kregen nooit meer eens een boek of iets anders! "Tangan lantjang" werd ik wel ge noemd, als mijn handen uitschoten naar de kleintjes, waar ik op moest passen en waar ik geen poids over had. En "tjengeng gembeng", omdat ik gauw huilde. En toen hebben we een tijd in Zwitser land gewoond na zijn verbanning in 1913. Daar heeft Paatje zijn doctoraal staatswetenschappen en economie ge daan, in heel korte tijd en nog wel "cum laude". Ook mijn moeder haalde in heel korte tijd haar diploma's duitse en engelse handelscorrespondentie. En dat naast haar drukke hollandse huishouding met 3 kinderen! Paatje dissertatie voor zijn doctortitel heette "Indië". Er waren vier delen en ik heb ze later geprobeerd te lezen, maar het was zo droge kost, ik ben er niet door heen gekomen. Hij schreef nog enige boeken. Ik herinner me "Ratoe Dara- wati" en een feuilleton in zijn krant De Expres; "Meta Mormel", en "Van een dappere drakendoodster", en een ge schiedenisboek over de Archipel voor zijn Ksatrian Instituut, en "zeventig jaar consequent". Ook een paar beeldige kinderboeken met mooie tekeningen. Hij kon goed tekenen. Waar is alles gebleven? In Genève kwamen wel eens Indiase vrienden van hem op bezoek, ik hoor ze nog zeggen; "Hello Baby". "Geluk kig, dat ik nooit geweten heb, wat die hier kwamen doen", zei Moesje later. Ze wilden blijkbaar advies hoe je op stand moest beginnen. Was hij niet de verbannen rebel van Nederlands Indië? Zij wilden in hun land tegen de Engel sen opstaan. Het was verstandig van Paatje, dat hij Moes overal buiten heeft gehouden. Zo werd ze later na enige verhoren, verder met rust gelaten. Moes vond het een afschuwelijk idee geld te moeten aannemen voor het on derhoud van ons gezin, dat met kleine beetjes van mensen in Indië kwam, die het niet breed hadden en wilde zelf gaan verdienen. Daarom gingen we te rug naar Indië. Paatje kon natuurlijk niet mee, hij mocht nooit meer naar Indië. Door een list is hem dat later toch gelukt tijdens de revolutie. Hij is na ons vertrek naar India gereisd, vermoedelijk met opdracht, van de duitsers, die wel graag zagen, als Enge land, waarmee ze in oorlog waren, zijn handen vol zou krijgen in zijn koloniën. Maar hij werd in Singapore gearres teerd en later naar Amerika doorge stuurd voor berechting en misschien executie. Zo heb ik het later enigszins üjSillE B&OOSS moesson Op zoek naar de oorsprong en geschiedenis van de krontjong. 190 pagina's (plm.) f 9,90 f 0,90 porto. kunnen reconstrueren. In Singapore zijn we bij hem geweest om afscheid te nemen, maar wij begrepen dat toen niet. Moes kreeg in Indië werk successieve lijk bij een Petroleum Mij, bij de P.T.T., bij de Plantentuin in Buitenzorg en in de Roemah Sateh in Bandoeng. Intussen was ik op de H.B.S. gekomen. Daar denk ik nog graag aan terug. Wij meisjes droegen het lange haar met een strik gebonden in de nek en droe gen (zwarte!) fil d'écosse kousen. De jongens hadden korte broeken met een band onder de knie. En in de 5e kl. hadden wij opgestoken haar en zij lange broeken. We hadden mooie na men voor de leraren: Kambing, Alci- biades, Mislukte Jezus, Pietje Puk enz. En een eigen taaltje, waarvan ik me herinner: sotfiod (stiekem onder tafel flirten is ons doel) d.w.z. voetje geven. En lêdêvêdê (liefdesverdriet) e.d. We hadden o.a. een tennisclub, en als het dreigde te regenen, als we net wil den gaan spelen, dan prikten we gauw een tjabeh op een lidi. Omgekeerd, als we een buitje best wilden hebben, rie pen we hard oeloek-oeloek-oeloek of zoiets. Als het ooit geholpen heeft, zal dat wel toeval geweest zijn, denk ik. In 1919 was er een groot feest in Ba tavia, dat toen 300 jaar bestond. Wat hebben we toen dagen en nachten ge danst en gefuifd en zijn we naar ca baret-, toneel-, balletvoorstellingen ge weest! Er was ook een ba! costumé en ons clubje ging als clowns in 't paars. In die tijd had je nog geen rouge en lipstic en daarom had een van de moeders onze wangen en lippen met puddingkleurstof ingesmeerd. De kleur bleef goed zitten, niet alleen de hele avond, maar ook nog de hele vol gende week en was met niets meer weg te krijgen! Het moest gewoon uit slijten. Enige tijd heb ik meegespeeld in het orkest van de Stafmuziek onder kapel meester de Ruyter Korver, bij de twee de violen. Tussen twee haakjes: mijn eerste vioollessen als negenjarige kreeg ik van een Italiaan en we con verseerden in het maleis. Het eerste concert in de Schouwburg, Komedie- buurt, waarin ik meedeed, werd in de krant als volgt gerecenseerd: Bij de tweede violen werd af en toe danig vals gespeeld. Wat ben ik daarmee ge plaagd! Ik was nog maar zestien of vijftien zelfs, toen ik met Moes meemocht naar de na-avond bioscoopvoorstelling in de Dierentuin op Tjikini op Zaterdagavond, omdat ze niet graag alleen ging. Dat vond ik natuurlijk wel fijn, maar ik maakte me klein en dorst niet te kijken, als er films werden gedraaid, waarin dingen voorkwamen, die ik nog niet behoorde te weten, naar ik veronder stelde. Als oudste heb ik vele zorgen van mijn moeder gedeeld. Want we hadden het vaak heel armoedig. Soms kregen we aan het eind van de maand geen boter meer op het brood en alleen goela dja- wa. En we aten vaak rijst met sajoer en tempeh. Dadar was een Zondagse lekkernij. En veel pisang, dat vulde meer. We hadden één huishoudster, "Madchen für Alles". Ze kwam uit Depok en was Christin. Ook hebben we een poos werkende meisjes en schooljongens in de kost gehad. De ouders van die kinderen zaten in de Buitengewesten. Ook heeft Moes 's a- vonds wetenschappelijk vertaalwerk gedaan. En dat alles naast haar kan toorwerk. Ze maakte ook alle kleren voor ons drieën zelf! Wij zijn nog altijd dankbaar en trots op onze dappere moeder, die ons alleen heeft grootge bracht zonder hulp. Sociale voorzie ningen waren er toen niet. "In Europa zou het me niet gelukt zijn", zei ze wel eens. In Indië ging dat, als je je maar aanpaste aan de eenvoudige inheemse maatschappij, in een klein huisje woonde en at, zoals de bevol king at. Het heeft ons geen kwaad ge daan. Dit allemaal schreef ik voor mijn kin deren en kleinkind. Maar of ze ooit de sfeer van blijde vrijheid zullen proe ven? Want het was ondanks de moei lijkheden, toch een reuze tijd, die jeugd van ons in het Indië van toen! Mevr. E. Janssen-Douwes Dekker 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 15