De dappere van Babat (Foto: Rogier) Helaas want nu onbereikbaar) is dit de levensavond waar elke Indischman nog steeds naar verlangt. Niet de comfortabelste verzorgingsflat van Europa, maar het primitieve gemak van het kamponghuis in de goenoeng. Kinderen om je heen. En vogels en tjapoengs. Het levende leven onder je voeten voelen: aarde, kalisteen, hout, bamboe. Onbedorven lucht inademen. Uitzicht op de bergen "van waar Uw hulpe komen zal"Meer niet. En héêél ver weg van beton, centrale verwarming, acryl en plastic. Dat is geluk. Het lot van Si Kamprèt is bezegeld. Het vleermuizenvolk reageert nauwe lijks en sterft, naar wij hopen, een snel le dood. Des anderen daags wordt een enkele vluchteling langs de hen vertrouwde route zieltogend opgeraapt. Binnen de goedang verstomt het gepiep: het eer ste bedrijf van dit weerzinwekkend kar wei is ten einde. Het tweede begint. Als koelies de deuren openbreken, ligt voor ons een voetenhoge laag van vleermuiskadavers. De grobaks, die eertijds de mest vervoerden, ver zorgen nu de begrafenis. Als massa graf dient een enorm diepe en wijde put, door de geodesische dienst uit Bandoeng jaren geleden geslagen. Hoe diep en breed deze put ook is en la ding na lading verzwelgt, hij raakt vol. Slechts ruimte voor een afdekking met een amper één meter dikke grondlaag blijft over. Het moordenaarswerk is geschied! Geen haan, die er naar kraait! Ssst! Wie spreekt daar van djoerigs? De volgende morgen trommelt een to taal verbouwereerde mandoer mij uit bed. "Kom gauw kijken, gan. De vleer muizen leven weer!" Inderdaad, waar zich eens de put be vond en gisteren de bodem keurig glad was gestreken, verheft zich thans een drie voet hoge heuvel. Meesmui lend stel ik de mandoer gerust. "Het zijn de gassen, die zich bij de ont binding vormen en via de zerk van vastgestampt lateriet geen uitweg kun nen vinden. Wacht maar; over een week is alles als van ouds". Als van ouds? Schijn bedriegt! De goedang gaat tegen de vlakte. Soe- bang is zijn karakteristiek geurtje kwijt; de ondergaande zon is niet meer ge tuige van de massale uittocht van de gevleugelde jagers. Wie spreekt daar van verstoorde gees ten, van het spook van de ronggeng, dat thans op wraak belust is? Nauwelijks een jaar later klinken scho ten op de plaats, waar eens de loods stond. De voorhoede van het Japanse leger heeft 's nachts Soebang omsin geld en dringt nu naar het centrum. Een laatste auto met vluchtende Euro peanen giert de bocht om, Bandoeng- waarts, langs de onbewogen Pieter Hofland, die hoog op zijn voetstuk neerziet op het drama, dat zich voltrekt en dat oh zo lang nog duren zal. Si Anoe P. W. Hofland, landheer 1858/1872. 2) Hoflands zonen, landheren 1872/1886 3) Belasting van de rijstopbrengst. 4) Koffie-varieteit. 5) Er zijn boze geesten heer. B) publieke danseres 7) Wie vertelt mij, of er nog steeds Arabica-bomen te vinden zijn, links van de eerste bochten van de weg, die van Kassomalang naar Boekane- gara klimt? 8) verbastering van goedang Met z'n drieën landstormsergeants wa ren we in 1942 voor rivier- en wegbe- waking naar het geëvacueerde gebied van Babat aan de kali Solo gezonden. Op onderlinge afstanden van vijf km zaten we elk met 15 man. De routine was 12 uur op, 24 uur af. Er stonden steeds zes posten uit langs de rivier dijk om kwaadwilligen te beletten de ri vier over te steken en 't niemandsland aan de overzijde in de gaten te houden op het eventueel verschijnen van Ja panners daar. Zodra het donker werd begonnen in Babat kwaadwilligen Chinese toko's te plunderen. Orders hadden we niet daaromtrent. Wél moesten we het schaars passerende verkeer controle ren. Toen kwam echter op klaarlichte dag een troep van naar schatting 30 40 kerels de ruit inslaan van de toko schuin tegenover ons bivak. "Nu moet ik optreden", dacht ik. In mijn woede alle overleg vergetend greep ik een geweer, zwaaide het bo ven mijn hoofd en brullend stormde ik de toko binnen. Daar kwam ik in een daverende anti-climax op mijn grijsgroene zitvlak midden tussen de rampokkers te land. Ik was uitgegle den op mijn spijkerschoenen. Hoe voel je je dan? Een cartoonist zou het aan geven met heel veel stippeltjes in je gezicht. Neen, lekker voel je je niet, lichtelijk ongerust wel. Maar in een flitst drong het tot me door dat er niemand lachte en dat om me heen en over me heen stappend, nog gauw meegraaiend wat voor het grijpen lag, de kerels snel naar de deur liepen om er van door te gaan. Ze waren harder geschrokken dan ik. Met de intuïtie de Indonesiër eigen, wisten ze precies hoe ver ze gaan konden, deze gelegen- heidsrampokkers. De kompenie was nu nog de baas en wat ze van de Japan ners te wachten hadden wisten ze nog niet. Hoe het zij - ik raapte mijzelf en mijn moed weer bijeen en zette manhaftig de achtervolging in. Toen verscheen boven ons zo'n mieze rig Japans watervliegtuigje, bewapend met een mitrailleur en met 4 bommetjes van 50 kg onder de vleugels, waarte gen we machteloos waren omdat de weinige vliegtuigen die we niet boven Singapore verspeeld hadden, elders hard nodig waren en we op die on belangrijke post geen afweer hadden. Dies zocht iedereen gezwind gezichts dekking, de rovers en ik, want de Jap pen mitrailleerden alleen zo lang ze grijsgroene uniformen duidelijk zagen, zuinig op hun munitie. Samen onder dezelfde boomgroep stonden we, op enige afstand van el kaar, wantrouwend over en weer loe rend. Toen het vliegtuig weg was deed nie mand iets. Toean Sergeant had tenslotte een ge weer en zij stonden lekker achter die boomstammen. En sergeant had inmid dels begrepen dat het niet allemaal tot het goede beleid behoort je troepje alleen te laten, dat die armoedrommels heus niet meer zouden terugkomen, maar dat de zaak ook wel eens heel anders had kunnen uitpakken. Dus ben ik maar teruggewandeld en heb er wijselijk over gezwegen. De M.W.O. heb ik er dan ook niet voor gekregen. Goeroe. 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 19