Dl GEBJAK (II) In Tong Tong van 15 november l.l ver haalt R.F.D. van hetgeen hij eens zag of meemaakte. Aan het slot stelt hij de vraag "Wie weet hierover meer". Ge achte R. F. D., ik weet er waarlijk niet meer van! Ik héb echter veel verkeerd onder de eenvoudige lieden uit dessa, lemboer, kampong, oemboel of hoe al die grotere en kleinere bevolkings ves tigingen heten, verspreid over een aar dig groot deel van wat thans Indonesië wordt genoemd. Ofschoon de hormat o.a. geuit in het ngdoro, djoeragan, padoeka toean, petoea 3) nimmer ver onachtzaamd werd, stond ik heel dicht bij de kleine man. Kan het ook anders, als je weken, maanden soms met hen op trekt, lief en leed deelt, broederlijk je bord nassi, djagoeng of sago, met daarbij de beroemde "gerèh", "ker- net" 2) of "pilchard in tomato sauce" 2) met lalap kangkoeng dan wel poetjoek pakis oppeuzelt. In de rokerige pa- won 3) of bij de bediang 4) onder een haastig opgetrokken dakje van blade ren dezelfde grof-gestampte kopi-hitam drinkt, daarna. Een vertrouwelijke vraag op zulke momenten onder de juiste omstandigheden wint harten en leert veel. Juist bij die knerpende houtvuurtjes, vooral als buiten de regen ruist, zo tegen het ochtendgloren of de m'grip 5) komen de verhalen. Bij al die goede tochtgenoten, of het nu lampongers, javanen, toradjas, boeginezen, papoes, etc., gekerstenden, islamieten of ani- misten waren, trof me een sterk mys ticisme en hang naar mystiek. Maar toch ook dat de kracht, de ilmoe 6) en het mysterie van de doekoen, djoeroe rimba of - koentji, door hen kritisch wordt beoordeeld, niet zelden mysti ficatie wordt genoemd. Daarnaast to nen zij begrip voor de positie van deze zich geheiligd voelenden. De "stan ding", veelal het bestaan zelfs van dergelijken, dwingt hen tot veel poes pas, meent men. En waarlijk de piente- ren onder de dorpelingen (dat zijn er als regel meer dan men zo luchtigjes pleegt aan te nemen) doen maar of hun neus bloedt en laten zich terwèloe 7) noemen. Handelen zij anders, dan lapen ze de kans dat de "witch doctor" voor een kleinere of grotere "tjilaka" of "sebel" 8) gaat zorgen. En die zijn doorgaans onaangenamer of kostbaarder dan een slametan of "dermah" Er wordt doorgaans niet genoeg gerealiseerd, dat het bestaan van gemeenschap, waar "welvaart" een gans ander be grip inhoudt dan westerlingen er aan geven, wordt gekenmerkt door prak tisch en rechtlijnig denken, niet bein- vloed door ongekende -ismen, doch door het gevecht voor het naakte da gelijkse bestaan. Inderdaad het ge vecht. Maar ach, waarvoor schrijf ik dit alles, leder indischman "toelèn" of "door gemoessoneerde" oost-ganger weet dit. Na de wel lange inleiding 6 terug naar hetgeen R.F.D. opmerkte. Dat "di gebjak" bij pas geboren kin deren heb ook ik een enkele maal ge zien. Mijns inziens is essentie bij dit gebeuren, de heilige overtuiging het betrokken kind aldus te kunnen vrij waren van stuipjes. Homeopathie zo te zeggen. De rest mag rustig hocus pocus of mystificatie worden genoemd des doekoens eigen. Een ieder die langere tijd in de "Oost" heeft verkeerd, weet hoe sterk het orienterings-vermogen van de door snee Indonesiër, zeker van de niet- stedeling is ontwikkeld. Ze hebben een buitengewoon opmerkingsvermo gen en geheugen voor details in het landschap. Markante punten zoals "herkenbare bomen", heuvelcontouren, noem maar op, niets ontgaat hen. Het korstmos aan de boomstammen (indi catie voor de heersende windrichting), het nauw waarneembare, verre gekraai van een haan en o, zo vele, makkelijk te verwaarlozen kleinigheden voegen zij bij hun orientatielegenda. Boven dien zal geen Indonesiër ooit een hem onbekend bos - of ander gebiedsdeel in trekken zonder, gelijk ons Klein Duimpje, merktekens achter te laten, om niet in een kringetje te dwalen en/ of het spoor terug bijster te raken. Een kap in de stam van een bijzonder ge vormde boom, een afgerukte tak van een struik met opmerkelijk gekleurd blad, etc. Ook de kennis en stand van zon, sterren en sterrebeelden helpt hem vrijwel altijd de juiste richting te houden. Het is aannemelijker dat de in het opstel van R.F.D. genoemde VIL Ai A Jeugdherinneringen uit Jogja f 3,90 0,90 porto. javaan, een uitgeputte zwerver zonder tehuis of dessa-binding was dan een verdoolde. Dat de eenvoudige javaan de windrich tingen antikloksgewijs doorloopt, kan niet anders dan natuurlijk worden ge noemd. Op Java passeert de zon op haar gang van oost naar west het zenith door de noord. De indonesiër, waarlijk niet alleen de javaan, pleegt veel handelingen inder daad in tegengestelde richting te doen als waaraan de westerling gewend is. Niet zo mysterieus, al wordt vaak bij het zoeken naar het waarom de mys tiek er bij gehaald. Als met een scherp voorwerp gesneden of geschild wordt in de richting van het lichaam, kan het licht gebeuren dat het uitschiet en de kans op zelf-verwonding is groot. Waarom zal de oediker 10), verstoken van E.H.B.O.-kistje of nabijgelegen po likliniek zich daaraan bloot stellen. Het uit de rechter flank bestijgen van een paard is een gewoonte bij de ja vaan die wellicht stamt uit de tijd toen ook de man, speciaal in pontificaal, een sarong droeg. Immers nam hij dan om zich rapper te bewegen of een sprong te wagen niet altijd een sarong- slip in de linker hand, om de rechter vrij te hebben voor steun of zich af te zetten. Daarvan zou het van rechts op het fietszadel springen kunnen afstam men. Te ver gezocht of een te eenvou dige uitleg? Zeer goed mogelijk. Ove rigens zag ik boeginese hertenjagers en caballeros uit de oostelijke Kleine Soenda-eilanden, ruiters par exellence, even zo vaak en gemakkelijk zowel linksom als rechtsom in het zadel springen. Stijgbeugels doorgaans te- rada, hoogstens een touwlus uit het zadel, om tijdens de rit de benen rust te geven. Wij moeten niet vergeten dat ondanks eeuwen boeddhisme, islam en veel jonger het christendom, bij al die vol keren in Indonesië, ergens diep ge worteld nog het anisme waart, zelfs onder de meer ontwikkelden. Waar anders spruiten de malam djoemaat offers, slametans, kramatans, taboes, etc. uit voort. In het westen o.a. in Ne derland is de binding met het verleden reeds lang vervaagd. Goed wij hebben onze Hunne-bedden, soms wordt een schip uit de Romeinse tijd uitgegraven en verdwijnt in een museum. Maar wie heeft er interesse voor, waar spreekt het tot het volk? Maar de "link" met de grijze oudheid is, in de gebieden om de evenaar, Indonesië, ik zou haast zeggen nog levend. Niet officieel wordt ze levendig gehouden door die schat van verhalen, overleveringen van va der op zoon, moeder op dochter. Wie wil en zich de moeite getroost vindt de sporen zo voor de voeten. Die vele, weliswaar vervallen, maar nog be staande bouwsels, de benamingen van pleegt aan te nemen) doen maar of hen de neus bloedt en laten zich terwèloe lees verder volgende pag., onderaan

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 6