Op de Badjanganvlakte, aan de voet van de eigenlijke Smeroekegel, op ongeveer 2600 meter
hoogte de tochtgenoten met de vlag van de Malangse bergsportvereniging.
als een ware artist in het verzamelen
van hout, en het bouwen van een
prachtig vuur, wat zeer welkom was
want het was daar al vinnig koud.
Toen kwam de laatste klim, op de
derde dag! Eerst zowat twee uur door
het bos, langs een vaak nauwelijks te
herkennen paadje, steil omhoog; en
toen de beruchte askegel.
Tot aan die askegel was ik af en toe
wel flink moe en kortademig geweest,
maar het was toch altijd gelukt door
te blijven lopen, en klimmen. Maar op
die askegel, waar het niet mogelijk
was een vaste plaats te vinden voor
iedere voetstap; en waar letterlijk heel
dikwijls één stap omhoog gevolgd
werd door twee stappen achteruit; met
die onafzienbare, hoge helling boven
onsdaar begon ik er ernstig aan
te twijfelen of al die welwillende vrien
den geen gelijk hadden gehad tóen zij
mij afraadden om de tocht te gaan
maken; en of ik niet inderdaad het
goede moment (en de goede leeftijd)
voorbij had laten gaan voor deze tocht.
En iedere keer, als ik weer moeizaam
een paar stappen had trachten te doen,
en dan merkte dat ik nagenoeg niet
gevorderd was, had ik een sterke aan
vechting om maar domweg te gaan
zitten, en dan maar tevreden te zijn
met het feit dat ik in elk geval de as
kegel bereikt had
En toen was het dat Jono, de oudste
van de jongens, die steeds bij mij was
gebleven de situatie redde. Iedere keer
als ik aan opgeven dacht, en dat ook
wel uitsprak, zei hij met zijn rustige
stem: "pasti dokter akan sampai di
puntjak, asa-na pelahan-perlahan sa-
dja" en dan deed ik het nóg kalmer
aan, en hij hielp me enorm door voor
me uit te gaan lopen, en met zijn
voeten en zijn bergstok elke keer
geultjes te graven waar ik dan mijn
voeten neer kon zetten, met iets min
der kans op terug glijden.
Langzaam, héél langzaam, kwamen we
omhoog, en eindelijk klonk er van om
hoog een jubelende kreet, en Jono ver
telde me dat de eersten van de groep
de top inderdaad bereikt hadden. Toen
nog een half uur ploeteren, en toen
waren we er!
rand verschenen en dan, gelukkig,
weer terugvielen. Zodat wij besloten
die rand niét te bezoeken!
Na alle ceremonieel, en vele foto's,
gingen we languit op de stenen liggen,
in het zonnetje, en ik viel heerlijk in
slaap, weliswaar maar voor 'n half
uurtje, maar dat was net voldoende om
me weer een beetje mens te voelen.
Toen de afdaling, ook iets heel bij
zonders! Een roetsjbaan, waarbij het
vooral zaak was de snelheid onder
controle te houden, wat vaak niet mee
viel. Maar na die beklimming leek alles
natuurlijk gemakkelijk, en we bereikten
de bosgrens weer in 40 minuten, en
zonder ongelukken.
En toen begon het te regenen, and
how! Door het kletsnatte bos glibber
den we omlaag, en alles was nat, toen
we weer bij het bivak terugkwamen.
Maar daar had onze drager voor een
meesterlijk vuur gezorgd, en we trok
ken droge kleren aan terwijl de natte
spullen in een mum van tijd weer heer
lijk droog waren, en we kropen in onze
dekens, en natuurlijk was er weer de
grote mok gloeiende koffie, en de pijp,
én het voldane gevoel van het doel be
reikt te hebben, en het leven was weer
goed, daar onder dat druipende tent
zeil.
En we besloten daar die nacht te blij
ven, en dan de volgende morgen terug
te gaan naar Rano Panii, en dat
gebeurde. Om vier uur reveille (mét
koffie!), om 4.30 eten, tenten afbre
ken, uit de enorme chaos weer
draagbare pakken formeren, en om
5.30 weer op stap. Mooi weer, en
Heerlijk zonnig weer, een prachtig uit
zicht naar het Noorden en het Westen,
met alle bekende toppen, en de Zand
zee, ver onder ons; maar helaas wol
ken die het uitzicht naar het "Oosten
blokkeerden, zodat ik mijn oude vrien
den Gunung Agung en Rindjani niet
kon begroeten.
Van ergens onder een steen werd een
potje rode verf en een kwast getoverd,
en de drie "eerstelingen", waaronder
ik, penseelden hun namen op het ste
nen walletje dat daar gebouwd is om
wat beschutting tegen de wind te ge
ven.
Intussen gaf de Smeru-krater om de
zoveel minuten zijn performance: een
geluid als vele startende straaljagers,
gevolgd door het uitstoten van een
dikke witte rookpluim, en ook zelfs
van stenen die even boven de krater-
(lees verder volgende pag.)
Op weg naar Kano Kumbolo, waar we genoten van de serene pracht van dit bergmeertje.
13