LILIAN en ROGIER over TJALIE (Foto: W. Boon) Lieve Mensen, familieleden, vrienden van Tong-Tong Als vrouw van Tjalie kan ik zo weinig zeggen. Zoals ik me nu voel, ben ik niet meer of minder dan de velen onder U, die me in zo'n verlies zijn voorge gaan. Daarom wilde ik liever in de geest van TT als Lilian Ducelle spreken. We weten allemaal, dat Tjalie een idea list was; men heeft het hem vaak bijna als een soort verwijt gezegd. Maar ik weet, dat hij met beide benen op de grond stond en altijd wist, wat hij deed en zei. DAT HET KON. Tjalie hield van mensen. De mensen, die uit Indië kwamen, maar ook van de mensen, die alleen wilden begrijpen en zien, hoe ontzaggelijk waardevol het leven in Indië is geweest. Als hij hier stond, zou hij het U voor de zoveelste keer gezegd hebben, neemt U dat van me aan. U bent een deel van Tjalie geworden. Zijn klankkast, zijn Tong-Tong. Hij was alleen de man, die op de TT sloeg, iedere 14 dagen. Daarom bleef hij schrijven, zolang hij kon. Hij had U nog zoveel te zeggen. Tot een Hogere Macht tiem tot rusten dwong, hem het woord ontnam. Tjalie was een erg ziek mens; hij moest uiteindelijk toegeven. Maar nu de man is heengegaan, staat de TT er nog, ONGESCHONDEN, in afwachting tot de stok opnieuw zal worden opgenomen en geluid van deze afgelopen 18 jaar zal blijven klinken. Tjalie is ONVERVANGBAAR. Zijn kwa liteit als schrijver, mens, leidsman, zul len uniek zijn in onze Indische geschie denis. Maar ik weet, dat zijn taak over genomen kan worden door ons, door U, door ons samen, ieder op zijn/haar eigen manier. Tjalie heeft zichzelf altijd twee wetten opgelegd: uiterste soberheid, uiterste eerlijkheid. Ik ben er ook van over tuigd, dat dit de enige eigenschappen zijn, die onze beschaving, onze maat schappij van steeds verder afglijden kan redden. Dit wilde ik U, als zijn laatste boodschap doorgeven. Lieve mensen, U zult mij en mijn gezin straks persoonlijk willen spreken en condoleren, maar U begrijpt ook wel, dat het met deze enorme drukte niet kan. Uw aanwezigheid is voor mij het bewijs van deelneming, al drukt U mij de hand niet en spreekt U niets. Tot ziens, veel dank en Gods zegen! LILIAN GEACHTE AANWEZIGEN Beste vrienden en vriendinnen van Tjalie en Tong Tong Mag ik U vooral hartelijk danken voor Uw komst hier naartoe. Zoals velen van U misschien weten zit ik eigenlijk al haast een jaar in Indonesia, een jaar weg uit Holland. Toch heb ik al die tijd een heel nauwe band gehad met TT en vooral met mijn vader door een zeer, zeer drukke briefwisseling. Misschien kunnen we wel zeggen dat we mekaars "klankbord" waren, en het enige verschil in onze correspondentie was wel dat mijn brieven 'zeer opti mistisch waren en de zijne zeer pessi mistisch. Maar dat komt natuurlijk omdat ik het nieuwe Indonesia zie als "elk ander vreemd land" en dat hij, die er 2 jaar geleden nog was, voortdurend verge lijkingen trok met het oude Indië. We schreven werkelijk over de gekste dingen en stonden vaak lijnrecht tegen over elkaar. Om een voorbeeld te noe men: In één van zijn laatste brieven aan mij schreef hij dat "met de ouder dom onherroepelijk de eenzaamheid komt"en, als ik nu deze overvolle zaal zie, beste mensen, dan kan ik alleen maar zeggen dat mijn antwoord aan hem toen het JUISTE antwoord was, nl. dat hij er helemaal naast zat. En dat hij, Tjalie Robinson, het toch wel beter weten moest omdat TT één grote vriendenkring was. Een vriendenkring met vrienden uit alle rangen en standen, of zoals Tjalie zo vaak in TT schreef, die bestond uit "spandries en generaals, snijvelders en ondernemings-hoofden". Ja, en pas nu besef ik eigenlijk goed wat voor een geweldige kerel mijn Pa was, want hij sprak iedereen aan, van hoog tot laag, en kon met iedereen opschieten. Nu ook zie ik opeens dat mijn vader, met zijn grote onverschilligheid voor alles wat maar hoge titel of diploma was, zijn hele leven het beroep uit- (lees verder volgende pagina 3

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 3