W\ Ach achdie Jantje Ik heb net eens door mijn ouwe plak boeken van 1942-1945 gekeken, maar het belangrijkste - dat wat ik toch nooit van plan was te vergeten - staat er natuurlijk niet in. Mijn ouders, bij voorbeeld, en zelfs de naam van Tine ke, worden er niet in genoemd. En ook niet die van Tjalie, toen nog Jan. Of haaa die Jantjeeee! Ik ontmoette hem, geloof ik, de dag nadat ik in het kamp van Tjimahi aan kwam. Het was, bij andere vergeleken, een hemels kamp. Je kan dat nog wel proeven, aan de paar krabbeltjes die ik nog heb. De laatste van Tjilatjap. een van de bamboe ladder naar de plank waarop ik sliep, tussen Pruim en Dulfer; een tekening van een gebroken kanon, met zijn kin in het zand uitkij kend naar de zee met ver weg Nusa Kembangan; een schets van een hond je dat in een oude gasmaskertas wordt meegenomen. Op de rand van een stuk papier staat: "20ste prinses geboren. Emma Jul. Amalia? Neen, Marguerita Francisca. 28 We gaan naar Ban doeng." Dat was dan 28 januari 1943. Dan, op de volgende bladzij, een zacht huisje, van gedroogde pisangstam ge maakt, met omslag van papier waarop in fraai houtsnede: "MISS MABEL Dat was, in Tjimahi, een merk cigaret- ten, daar gemaakt en verkocht, en ge noemd naar een brave jongen die - hoewel hij geloof ik, altijd liever hout hakte - uitstekend als Mabel in een soepjurk aan een cabaret meedeed. En een paar pagina's verderja hoor, Jantje's tijdschrift, Kampkroniek geheten. Het nummer dat ik heb is van Zaterdag 6 maart 1943, 1ste Jaar gang No. 46. Weekblad voor het Krijgsgevangenkamp te Tjimahi. Re dactie en Administratie Barak 43 bij Waroeng A", staat erop). Dat liep toen dus al bijna een jaar. En toen ik kwam, ja dat klopt wel, die dag brachten vrienden mij naar een barak, het was nogal donker, er waren zwart gevlek te papieren op een tafel, en Rob Nieu- wenhuys zei: "en dit is Jan Boon Ik geloof dat Jantje zoiets zei als: "goedzeg, je bent toch wetenschap pelijk en zo, kan je meteen helpen inkt te maken." Hij probeerde (aan zijn handen te oordelen) broodbakkers technieken te gebruiken om uit gema len houtskool en platgezeten nasi tim een soort stencil-inkt te maken, en ge noot van de mislukkingen al even hard als van wat ook. Veel later vertelde hij dan ook, het liefst eens een boek te schrijven over allerlei grote plannen, vooral van totoks, die nooit verder waren gekomen dan hier een cemen ten voetstuk, daar wat palen rondom een ingestort dak, en alles door dikke wortels en vers wringende stammen stukgewurgd. Met foto's natuurlijk, zei hij. Heel Java door. Al die plannen zeg. Al die kerels. Met hun wilde idee ën. Later droomde hij een keer dat hij in Het is niet de gewoonte van ex-POW ers uit Azië om dramatisch te doen over hun kamptijd, ledereen weet hoe verschrikkelijk die geweest is, maar niemand praat er over. Trots of schaam te, God bless you, voor deze mentaliteit. Leo Vroman (dichter, schrijver, bio loog, New York en jaren abonnee van Tong-Tong) kende Tjalie (Jantje Boon) uit het kamp. Tjalie had het vaak over Leo en lag dan altijd dubbel van de lach bij de herin neringen. Verwacht U dus van Leo Vroman ook geen droef verhaal, het zou hem door Tjalie hoogst kwalijk genomen zijn. De illustratie is gemaakt door Lucian, onze jongste zoon. L.D. een stenen gebouw sliep en misschien op een stenen stoep. En verdomd, daar gingen we, naar, nou ja, ik zal het maar Batavia noemen omdat het dat toen was. Een vervelend kamp, waar de meesten hun tijd doorbrachten met niet naar Japan te willen. Jantje was rusteloos, en droomde dat we door een groene vallei naar het werk trok ken. Kort daarna, een zeereis die ik altijd met de daarop volgende verwar: een diep, donker ruim, waar we in éta ges om een lading copra lagen opge stapeld; het luik open, Indiërs die la dingen neerlieten door het toch nog open luik, en 'alaula! alaula!" riepen, of zo iets. In Shangi: bruin geteerde houten barakken op poten tegen een groene helling, er groeiden kleine pas siebloemen in het gras, je kon de zaadse vruchtjes eten. Hier en daar, zp maar uit het groen, een dunblauwe rook met iemand ernaast hurkend, roe rend. Jantje kookte ook al gauw van alles; helemaal niet gek hoor. Intussen werd ik ziek, ik lag op een veldbed in een heerlijk open barak, ik herinner me daar maar een ochtend van omdat hij binnenkwam met een blikje pap dat hij voor me had gemaakt. "Voor je dat opeet moet ik je wel even wat achtergrond geven" zei hij, "ik heb er namelijk een beetje zout in gedaan..." "Zout? Maar dat is toch zonde! Ik wist niet eens dat je nog had." "Neenee, daar gaat het niet om, ik wou maar zeggen, ik heb er zelfs iets meer zout in gedaan dan eigenlijk mijn hm bedoeling was weet je, dus om dat nou te maskeren heb ik er ook maar wat suiker"Suiker "Nou ik had toch, van de Australiërs weet je; maar dus, de smaak, proef eerst maar." Langzaam wist ik het eerste schepje naar binnen te zuigen. Ik weet niet of je je zoute drop in pap- vorm kunt voorstellen. Zo niet, dan kan je er waarschijnlijk nog een heel klein bergje van vinden, onder die barak, want het was een soort mengsel dat onmogelijk kan bederven. Een paar dagen na dat pekelfeest - ik was nog steeds ziek - kwam hij mij bedrukt vertellen dat hij weer had ge droomd. Hij had mij naar Japan zien lees verder volgende pag., Ie kolom onderaan 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 16