einde aan het bezwaar van de Rege
ring tegemoet te komen, werd afwij
zend beschikt.
Het tweede verzoek werd zelfs in een
buitengewone vergadering van de Raad
van Indië onder voorzitterschap van de
G.G. op 11 maart 1913 besproken en
van alle kanten belicht. Volgens de no
tulen van genoemde vergadering wa
ren de overwegingen van de weigering
als volgt:
"dat de thans in de statuten aange
brachte wijziging niet ten doel heeft
enige verandering te brengen in het
werkelijke karakter der vereniging,
integendeel dat dit karakter in werke
lijkheid hetzelfde is gebleven, dat
derhalve de onderwerpelijke statuten
wijzigingen geen verandering heeft
kunnen brengen in het oordeel der
Regering dat een vereniging, welke,
gelijk De Indische Partij, zich o.a. ten
doel stelt Nederlands Indië voor te be
reiden tot een onafhankelijk volksbe
staan, is een staatkundige vereniging
die de openbare orde bedreigt".
Daarmede is het vonnis geveld, de
Indische Partij is een verboden vereni
ging die de openbare orde bedreigt.
Niettemin bleef D.D. in het dagblad
"De Expres" voortgaan met het ver
kondigen van zijn ideeën van het "In
dische burgerschap". Dat was toch
geen bedreiging van de openbare orde!
Zijn medewerkers in de redactie van
"De Expres" waren toen Kakebeke,
Dr. Tjipto Mangunkusumo, Soewardi
Surjaningrat (Ki Hadjar Dewantoro).
De twee laatsten vormden met hem
kort daarop het bekende "Trio banne
lingen", die als gevaarlijke opruiers
werden geexterneerd.
Voordat deze ballingschap plaats had,
heb ik nog gelegenheid gehad om per
soonlijk een lezing bij te wonen van
D.D. op het binnenplaatsje Poerwo-
redjo in Zuid-Kedoe. Het was in het
begin van 1913, ik was toen nog een
jongeman van 19 jaar en verliet juist
het Binnenlands Bestuur om een trai
ningscollege te volgen voor een func
tie bij het Volkscredietwezen. Sinds
mijn vorig verblijf te Tjilatjap was ik
een trouwe lezer van "De Expres", zo
dat ik uiteraard in geen geval die le
zing wilde missen, die werd gehouden
in de Javaanse sociëteit ter plaatse.
Voor een binnenplaatsje als Poerwo-
redjo kon het niet anders, dat het ge
hoor beperkt was tot een twintig/der
tigtal lagere en middelbare ambtenaren
van de diverse Gouvernements diens
ten.
Niettemin was het Hoofd van Plaatse
lijk bestuur, de Ass.-Resident, aanwe
zig als vertegenwoordiger van het ge
zag.
Het doel van de lezing was om een
uiteenzetting te geven van zijn idee
"het Indische Burgerschap". Hij noem
de het onderwerp van zijn lezing "Een
natie in de maak", waaraan hij te vo
ren reeds een paar artikelen wijdde in
"De Expres". Hij sprak rustig, be
schaafd en vol overtuiging, hier en
daar afgewisseld met humor die bij
het gehoor insloeg.
Zo onder andere, toen hij de term
"Inlanders" hekelde in het Regerings-
regelement van Ned. Indië, als aan
duiding voor de overgrote bevolkings
groep van deze streken. Hij sprak als
volgt: "Het Regeringsregelement van
Ned. Indië is een wet, het is de grond
wet van deze landen, uitgedacht door
knappe Nederlandse juristen. Volgens
de wet worden ingezetenen van Ned.
Indië verdeeld in twee hoofdgroepen:
Europeanen en Inlanders. Let wel, de
I van inlanders geschreven met een
hoofdletter, dat wil dus zeggen, dat er
een continent of een landstreek zou
moeten zijn onder de naam Inland!
Kunt gij mij die landstreek op een we
reldkaart aanwijzen? Waarom ben ik
volgens die wet ingedeeld bij de Euro
peanen, alleen omdat ik Douwes Dek
ker heet. Maar ik ben hier geboren,
heb hier mijn bordje rijst en zou niets
liever dan ook hier onder de palmen
begraven willen worden".
Zo was zijn rustig betoog voor het in
gang doen vinden van het Indische
burgerschap. Maar toch kreeg hij daar
door de qualificatie van "opruier en
agitator"'.
Die avond werd hij één keer tot de
orde geroepen door de Ass.-Resident,
omdat hij iets zeide over de Indische
Regering, wat niet naar de smaak was
van de vertegenwoordiger van het ge
zag. Overigens verliep de avond zon
der andere incidenten, en het gehoor
was zeer dankbaar voor zijn heldere
en frisse ideeën.
"Maar Barbertje moest hangen". Dat
was het wachtwoord in Regeringskrin
gen. De Indische Partij was verboden
verklaard en zelfs na de tweede wei
gering van de goedkeuring der statu
ten door het hoofdbestuur van de ver
eniging zelf ontbonden. Daarvan is aan
de Procureur Generaal behoorlijk en
schriftelijk kennisgegeven.
Maar D.D. ging voort in De Expres met
het verkondigen van zijn ideeën "het
doen verdwijnen der rasgrenzen, het
v/erken op een volkséénheid", begin
selen die door de G.G. in persoon
sympathiek werden bevonden. Dit werd
aan het bestuur der vereniging mede
gedeeld, bij de hun verleende audiën
tie op 13 Maart 1913.
Er moest een argument worden ge
vonden om D.D. onschadelijk te
maken. Een criminele daad kon hem
niet worden aangewreven, zodat hij
daarvoor niet kon worden vervolgd.
Als voorspel van de grote gebeurtenis
kwam hij met de justitie in aanraking
voor een persdelict, met een gevan
genisstraf van twee weken. Dat was
natuurlijk alleen een schrammetje voor
het wild. De jager op de uitkijkpost
luisterde naar elk geritsel in het struik
gewas en elk verdacht geluid bracht
hem op zijn hoede.
Het vangnet in de vorm van het be
roemde artikel 47 van het Regerings
regelement was al uitgeworpen. Dit ar
tikel luidde: "De G.G. kan, in overeen
stemming met de R. v. I. aan personen,
binnen Ned. Indië geboren, in het be
lang der openbare rust en orde, een
bepaalde plaats aldaar tot verblijf aan
wijzen, of het verblijf in bepaalde ge
deelten van Ned. Indië ontzeggen, etc.
etc.
Een justitieel onderzoek was daarvoor
niet nodig, het was een prerogatief
van de uitvoerende macht, i.e. de
G.G. zelf - in overeenstemming met de
R. v. I.
Bijkomende omstandigheden welke
slechts in een zijdelings verband ston
den met de persoon van D.D. of de
verboden "Indische Partij", hebben
het verloop van het proces verhaast.
Die omstandigheden waren de voor
bereidingen in Indonesië voor de vie
ring van de Nederlandse onafhanke-
lijksfeesten in November 1913.
Het was in deze tijd (Juni, Juli 1913)
dat één van D.D.'s medewerkers
bij De Expres, R. M. Soewardi Soerja-
ningrat (Ki Hadjar Dewantoro) een bro
chure schreef onder de titel: "Als ik
Nederlander was"'. Deze brochure
werd in extenso overgenomen door
De Expres en in grote getale naar alle
plaatsen gedistribueerd.
De Nederlandse pers betitelde deze
brochure als een "smaad en schot
schrift". De essence van het artikel
in een satyrische stijl geschreven was
om de harten van de Nederlandse
overheersers te openen en ter gele-
geheid van de voor Nederland zo
grote dag, de bevolking van deze ge
westen ook in hun vreugde te doen
delen door haar de onafhankelijkheid
terug tte geven.
Maar voor de Indische overheid was
het de knuppel in het hoenderhok.
Ik zal de filmrol van dit tafereel in
snel tempo afdraaien om de lezer niet
te vermoeien met aanhalingen uit de
stapels correspondenties, rapporten,
notulen, telegrammen en andere docu
menten uit die tijd. Zij die daarover
meer ingelicht wensen te worden, ver
wijs ik naar de uitgave van het Histo
risch genootschap te Utrecht over de
"Opkomst van de nationalistische be
weging in Nederlands Indië, samenge
steld door Dr. S. L. van der Wal (1967).
Persoonlijk heb ik wel respect voor
de heer Van der Wal, die eerlijk en
zonder terughoudendheid, zich daar
aan heeft gewijd. Het is een boek van
grote historische waarde, hoewel voor
de huidige Indonesische generatie min
der toegankelijk, daar haar de kennis
van de Nederlandse taal sedert vele
jaren niet meer is bijgebracht.
ivordt vervolgd)
15