De woorden van Ts'ên Shên (n.a.v. De Tienduizend Dingen van Maria Dermoüt) p. L. van Belkom o.s.c. Foto's onthouden wat mensen vergeten: dat besefte ik opeens weer bij het zien van de prachtige foto's die Rosalie Grooss liet plaatsen bij haar artikel (Tong- Tong jrg. 18, nr. 16) over Caroline Overdijk, de weduwe van Johan van Aart. Met name de foto van de "thuyn" van Katé-Katé gaf me het gevoel dat de scheiding tussen verbeelding en werkelijkheid was opgeheven en de voorstelling die Maria Dermoüt in mijn geest had opgeroepen, werkelijkheid geworden was: "Hoe komt het leven droom, en droom het leven zo gelijk" (P C. Hooft). Maar te gelijkertijd stootje dan op de begrenzing van zo'n afbeelding; je zou willen dat de camera ging verschuiven en dwalen over de Binnenbaai: "-de vissen springen op uit het water, en spelen met elkaar - kijk! hoe de schelpen glanzend liggen op de stranden - denk aan de koralen tuinen onder water, en hoe zij gekleurd zijn1-" (De tienduizend Dingen blz. 14). Door haar onvermoeibare ijver is me vrouw Grooss erin geslaagd omtrent een bepaald aspect van de echte "me vrouw van Kleyntjes" meer gegevens bijeen te brengen, nl. haar vermogen om soms "dingen te zien", waarop Ma ria Dermoüt in haar boek eveneens zinspeelt. Trudi van Dissel, die in 1923 in Ambon onderwijzeres was en me vrouw Van Aart zeer goed had leren kennen, wist daarover een paar boei ende feiten uit haar herinnering op te diepen. Daaruit blijkt bovendien dat mevrouw Van Aart-Overdijk een ze kere "macht" over de dingen had. Bovenal echter heeft de schrijfster van het artikel zich moeite gegeven te achterhalen wat de bron is van het citaat dat Maria Dermoüt haar boek heeft meegegeven: "Wanneer de "tien duizend dingen" gezien zijn in hun eenheid, keren wij terug tot het begin en blijven waar wij altijd geweest zijn." Haar onderzoek leverde een aantal schitterende teksten op, die vanuit de zelfde gedachtenwereld spreken, maar "het citaat" vond zij nergens, "dit prachtige citaat, dat niemand meer kan vinden". Ook Tjalie Robinson heeft uiteraard dit citaat bezig gehouden. In een brief aan Johan van der Woude schreef hij: "Waarom zou Maria t.a.v. de herkomst van veel van haar ge dachten geen nadere herkomst aan duiden (om de lezer te helpen wegwijs te worden)? Ik heb het er wel eens met haar over gehad. Ze zuchtte alleen en zei met een glimlach: "Alsof zulke voetnoten wat zouden helpen! Wat ge schreven is, is vaak zo duister. Men wéét het of niet". Het blijft een uitdaging zo'n aanhaling terug te plaatsen in de oorspronkelijke context. Het zoeken ernaar vraagt ech ter soms veel tijd, die niet altijd in verhouding staat tot het beoogde doel; het is dan maar gelukkig dat zich tij dens de zoektocht vaak nog genoeg aanbiedt dat het uitblijven van het ei genlijke resultaat vergoedt. De titel van het boek van Maria Der moüt komt volgens Tjalie rechtstreeks uit de Tao Teh King, schrijft Johan van der Woude. Tjalie herkende er namelijk de woorden in uit boek 76, vers 2: De tienduizend dingen, planten en bomen zijn bij hun leven zacht en broos; bij hun dood droog en verwelkt (vertaling Duyvéndak). Tjalie heeft m.i. gelijk als hij daarna (Van der Woude blz. 184) opmerkt dat Maria iemand was die in de geest van de Tao Teh King kon denken. Het lijkt me echter meer voor de hand te liggen om verband te leg gen tussen de titel en het citaat, en aan te nemen dat de titel in feite uit het citaat genomen is. Dit lijkt een reden te meer om de oor spronkelijke tekst op te sporen. Maar ik vraag me af, of het wel van zo'n groot belang is de oorspronkelijke tekst van de Chinese wijsgeer terug te vinden. Uiteindelijk is deze regel uit zijn verband gelicht en fungeert hij nu zelfstandig; hij moet geheel op zichzelf een wereld van gedachten vertegen woordigen en oproepen. Het is volgens mij hoogst onwaar schijnlijk, dat Maria Dermoüt persoon lijk de oorspronkelijke teksten van Meester Ts'ên Shên gelezen heeft. Bij deze naam heb ik een andere persoon op het oog dan die waarnaar Rosalie Grooss verwijst en van wie onder de naam Ts'en Ts'an enkele gedichten op genomen zijn in de bloemlezing "The White Pony", New York 1947, die Maria Dermoüt overigens wel in haar boeken- rij had staan. Deze dichter en essayist leefde evenals zijn vriend Li Po - die wel als een taoïst wordt omschreven, omdat hij zich omstreeks zijn twintigste jaar samen met een taolstische kluize naar in het gebergte terugtrok en van zijn belangstelling voor het taoïsme ook blijk geeft in zijn gedichten - in de achtste eeuw na Christus. Maar de man die ik op het oog heb en die H. G. De kleine Suze in de tuin van Katé Kalé, in de verte de stad. (vgl. de foto's bij het hiermede in verhand staande artikel in T.T. no 16, pag. 6-8). 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 6