ONZE KAMILLENPLANTJES Het artikel "Piekerans van een Indische huisvrouw in Holland" van Emy H. trof me diep, maar niet om mezelf, om mijn ouders. Toen wij ons in Holland vestigden, was 't terwille van mijn broer en mij; wij moesten studeren en we moesten toch ook kennismaken met Nederland dat door onze totok-vader ook een deel van ons was. Paatje was een Brabander die in 1902 grasgroen in Indië aankwam, in 1908 een Indisch meisje trouwde, dochter van ass.-res. Romeo ("Meo") Maurenbreciagr en in 1934 repatrieerde. Voor mijn ouders was die overgang naar Holland een andere zaak dan voor Emy H., want Indië was toen nog "van ons" en op de achtergrond van ons hele leven stond het weten (kassian toch!) dat wij eens voorgoed terug zouden keren. De plannen stonden al vast: een huisje ergens in Sarangan, rondom afgesloten met glazen deuren en ramen tegen de kilte en de mist, een tuin propvol bloemen en struiken voor Maatje en voor Paatje lange wan delingen en paitjes in het hotel met een kring kennissen om herinneringen aan Holland mee op te halen. Mijn va der die in Indië eindeloos over zijn jeugd in Bergen-op-Zoom kon praten, over schaatstochten en peren gappen en hartige erwtensoep met kluif, had 't later zo op 't oog meer moeite met aanpassen aan Holland dan mijn In dische moeder. Veel later, vlak voor zijn dood in 1946, heeft hij me eens verteld dat hij bij het eerste bezoek aan ons nieuwe huis in Holland benauwd werd van de lage zolderingen en kleine kamers. "Ik dacht bij mezelf, dat houd ik nooit uit!" De Hollander-in-lndië werd de Indischman- in-Holland en dat is hij gebleven; hij heeft nooit zijn riettuinen vergeten, de soos en de bergen en de erwtensoep heeft het nooit meer gewonnen van de sajor lodeh. We leefden als duizenden Indische mensen in Holland: rijsttafel geurtjes, flessen in de w.c., wipstoelen op het terrasje, Indische kennissen. Op warme zomerdagen deed Paatje zijn witte jas toetoep aan - wat Maatje altijd deed zeggen: "Als je er maar niet de straat mee opgaat!" De totok als branie Indischman, de Indische als con ventionele Hollandse huisvrouw. Intussen scheelde mijn moeder meer dan wij zo dachten: een diep gemis, een kwaal die men hier in Canada bij vele immigranten heeft onderkend als culturele shock, een heel juiste diag nose. Mijn vader leed aan dubbele cultuurschok, eerst in Indië, later in Holland, maar wat hem redde was zijn optimistische aard die hem in staat stelde zijn heimwee uit te praten en alvast vooruit te zien naar later. Mijn moeder leed aan cultuurschok die, verergerd door haar melancolieke aard en haar verworteling met de grond van Java, zo diep reikte dat 't nooit her kend werd als totale vervreemding, ook niet door haarzelf. Ze leek zich gemakkelijk aan te passen; we hoorden haar noch heimwee verhalen vertellen noch met vreugde plannen maken voor de tjöt in Sarangan, zoals mijn vader. Ze scheen tevreden te zijn met ein deloos lezen vlak naast de kachel en heerlijke maaltijden koken; ze ging bij na nooit uit en zag maar enkele men sen. Emy H. vroeg zich af of ze heimwee had. Ze gaf zich er rekenschap van, in hoeverre wèl heimwee, in hoeverre niet, maar vooral leeft ze in het heden. En dit laatste is precies wat haar be hoedt voor cultuurshock. Hoe waar is wat ze schrijft: "Je probeert toch altijd zoveel mogelijk bewust in het heden te leven, opdat niet weer het geluk je onherkend door de vingers glijdt" Het onherkende geluk, dat is het hart van deze waarheid. Bij mijn moeder was het gemis zo sterk, de ontworte ling zo volkomen, dat ze niet eens pro beerde in het heden te leven dat toen, in de dertiger jaren, voor ons, toch goed en plezierig genoeg was. Hoeveel meer zijn er zo onder Indische mensen èn totoks, voorgoed in Holland en nu zonder troost van dat vooruitzicht: la ter gaan we weer terug? Mijn groot vader Meo Maurenbrecher b.v. verliet de laatste zeven jaar voor zijn dood niet één keer zijn huis in Den Haag. Toen ik deze piekerans las was 't of ik mijn ouders even terug zag in die Hollandse tuin van Emy, doorwoekerd van kamillenplantjes, zoals zelfs een tevreden leven in een kouder klimaat doorvlochten is met herinneringen aan ons warme land van herkomst. Mijn goede ouders waren ballingen in ons knusse huis en vriendelijke tuintje in Gelderland, Emy wijst ons een betere en bredere weg, omzoomd met de ka millenplantjes van goede herinneringen die we toch nooit uit ons leven kunnen verwijderen. Itjih G. DE JAPANNER, DIE AAN NIPPON'S ZEGEPRAAL TWIJFELDE Hij was ongetwijfeld een hoogst onge woon soort Japanner. Hij sprak redelijk Engels, schold en commandeerde niet en maakte zelfs een praatje met de Nederlanders in ons kamp. Alleen als hij boos werd kwam de oude Adam boven. Dan kon er van alles gebeuren. Maar het was duidelijk, dat de luitenant Suzuki min of meer uit de toon viel. Waarschijnlijk was hij geruime tijd in het buitenland geweest en had daar het keurslijf van Japanse begrippen van eer, vaderlandsliefde en de hemelse zending van Dai Nippon doorbroken. Op D-day wendde hij zich plotseling tot mij met de woorden: "The Allies have landed in Normandy. This is the beginning of the endHij liet mij met stomheid geslagen achter. Niet alleen om het nieuws dat hij zomaar prijsgaf, maar ook, omdat zijn mede deling een duidelijk beeld gaf van een mentaliteit, zeer ongewoon onder de veroveraars uit het noorden. Hij ge loofde dus niet in een Japanse .over winning, noch in de Japanse onover winnelijkheid. The beginning of the end..i... Enige dagen na de Japanse capitulatie ontving ik een brief ondertekend door een zekere Suzuki. De naam was mij nauwelijks bekend maar uit de inhoud begreep ik, dat het de openhartige luitenant moest zijn, wiens verbijste rende verklaring mij een jaar tevoren zo had verrast. De luitenant wenste mij in redelijk Engels geluk dat ik zou kunnen teruggaan naar mijn eigen plaats. Hij zei dat hij een zekere ironie zag in het feit, dat hij nu in een positie was geplaatst zoals ik tevoren. Hij ging voort te zeggen, dat dit geen ver rassing voor hem was en dat hij dat altijd al had verwacht. Tenslotte ver zocht hij mij hem in mijn gebed te gedenken, "eens per jaar, wanneer het goed is om grieven te vergeten en de goede dingen in de herinnering terug te roepen". En de brief besloot met de mededeling, dat de laatste woorden die hij op zijn schrijfmachine zou schrijven waren: "Niemand is de meester van zijn eigen lot De brief was vergezeld van een por table schrijfmachine, blijkbaar die, waarop de "laatste woorden" waren getikt. Wij waren toen juist begonnen aan de samenstelling van een ge stencild kampkrantje (waaruit later "Nieuwsgier" zou groeien) en zij kwam dus goed van pas. Suzuki heb ik nooit weergezien. J.H.R. Zij die de Japanse overheersing heb ben meegemaakt, weten natuurlijk dat er vele Suzuki's in Indonesië zijn ge weest, ook als commandant van di verse kampen. En daar waren genade loze wreedaards bij! Deze Suzuki heeft nochtans óók bestaan! 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 12