EMPRIT REINOSAN dari Singer bij uw drogist of apotheker Emprit is zo'n klein, zwart-bruin rijstvogeltje. Emprit kadji is een roodbruin-wit nonnetje. Emprit peking is bruin met vlek jes op de borst. Op een dag was ik wat aan het sobo (slenteren) met een katapult om mijn nek. Doelloos liep ik ergens heen, maar nergens kwam ik een kontjo (vriend) tegen. Bij het weeshuis geko men aan de rand van de aloon-aloon zag ik een paar jongens met een kata pult ergens op mikken. Ze schenen wat geraakt te hebben, want er tolde wat uit de brembesieboom (regenboom) en de bende er met een holletje op af. Daar moest ik het mijne van hebben. Ik stak de tegalan (droge rijstveld) over en voegde mij bij hen. "Wah, moet zien ini, deze manoek (vogel) ik ken nog niet, apa jullie wel?" Hoofd schuddend kwam het éénparig: "Nie- ieiet". "Moet zien zeg, kaja ajam blo- rok (net als een koekoekskip). Wat ja naam nja van dit ding; masah ik nooit gezien zo'n soort." Het was een nogal fors beest met zwart-wit gevlekte veren net een koe koekskip. "Mbok, je geef dat beest maar aan mij," bedelde ik, "misschien maar mijn nènèh, zij weet zijn naam." "Polo moe, kö enak (je snuit, wat lek ker) en dan je gaat vertellen, je heb dat zelf gepil (geschoten). Möh akoe." (wil niet). "Misschien als die goreng (gebraden) wel lekker!?" "Wah, jij erg dom zeg. Masah, vreemde vogel jij wil zomaar eten. Jij weet nog niet, jij moet zien zijn veren. Jij moet zien zijn vorm, kaja toe' oe (net als een soort koekoek) en toe'oe kapan angker (heilig). Breng sebel (ongeluk), sial (pech) zeg, met jou, als je eet. Jij wordt ziek en haram (onrein); misschien kan ook, je gaat dood." "Djah, je heb gelijk," mengde zich een ander in het gesprek, "kapan, mijn tjang altijd zeggen, vogel njang breng sial, hartnja altijd zwart en met haar." "Je moet kijken, deze zijn boe- loe (veren) kaja uil (net een uil), wah, als ik jou, ik bang en durf niet." "Wij gaan eerst maar priksa (nakijken) zijn atie (hart)." De daad bij het woord voegend, nam hij zijn pennemes en sneed de steen- wond, waar het geraakt was in de borst van de vogel verder open en peuterde daar wat uit, wat een hart moest voorstellen. Een bloederige substantie van gestold bloed en donsveren. "Memang (inder daad) zeg, je heb gelijk. Moet zien, dit vol boeloe (veren)." Wat ook heel lo gisch was, maar hij dacht er verder niet bij door. Wat mij in die vogel trok, ik weet het niet. Misschien wel het vreemde. Ik moest het hebben en bleef zeuren. "Zonde als je heb al gepelien- teng (neergehaald) en je gooi weg. Jij nog koewalat (slecht aflopen) straks, mbok geef maar aan mij." Op de lange duur moest ik wel met andere argumenten komen, want hij zwichtte niet voor mijn verzoek. Ten einde raad zei ik maar: "Soedah, ik koop dat ding van jou voor 1 sen." Hij wou een gob (21/2ct.) Ik zei; "Heb niet." "Waarvoor jij wil kopen een dode vogel en jij zeg zelf, kan niet eten." "Kapan (omdat) ik wil brengen die vogel naar huis; laten zien mijn nènèh, zij erg knap en vast weet zijn naam." "Ja, als zo, hier dan je mag hebben. Waar die 1 sen? Tambah (bijdoen) nog 1 sen voor oetang (schuld), dan wij separo éding (ieder de helft) met dja- djan (snoepen); djadi (wordt) of niet?" "Tuurlijk djadi" en ik kreeg de dode vogel in mijn handen gedrukt met wel ke ik gauw ervan door ging naar huis; het bij de poten vasthoudend. "Pas op mijn oetang (schuld) als jij niet betaal, ik lel jou", werd mij nog achterna ge schreeuwd. In de tuin onder de rampelas trof ik nènèh op een tikar gezeten, gezellig sirih kauwend met voor haar een tam- pah (wan) koffiebonen, die ze aan het uitzoeken was. "Nèh, je moet zien, wat voor een manoek ini (vogel deze). "Allah tobat, zo kasian toh, Djah (Ge nadige God), wat zielig Djah; jij katepil The Singer Import b.v. - Leusden zo'n vogel, voor wat, tö zonde, als je doodt zulke dieren. Als jou vader ziet, jij weer di labrak (pak slaag), waarom toch jij nooit wil luisteren naar nènèh en altijd tambeng." (ondeugend.) "Loo wong, niet ik njang plienteng dit beest. Masah, omdat zo mooi, ik juist koop hem voor 2 cent, van andere jongen en nog oetang 1 sen. Ik wil juist laten zien aan nènèh, omdat ik nog niet weet wat voor vogel?" "Ja, als zo, nènèh heeft helemaal niets gezegd. Tjoba, ik tak kijken eerst njang goed. O, ik weet al, manoek emprit gantil deze." "Ja allah, sajang hij dood! Zulke vogel heel zeldzaam. Ga maar hier zitten bij nènèh, dan ik zal vertellen, hoe deze vogel krijg zijn naam." "Vroeger, heel erg vroeger, vogels kunnen nog praten kaja wij mensen en omdat hier op Java nog niet veel padi, de emprit, je ken toch wel die njang zwart met bruin, altijd njoesoh (neste len) in de pisangboom, moet veel sobo (slenteren, zwerven) om eten te vinden. Als ister droge tijd, zij helemaal kiamat (hulpeloos). Ister niet eten en dan de radja (koning) van die emprit, hij koem- poel (verenigt) al zijn bangsa (soortge noten) en dan zij vliegen heel ver, wel naar Sebrang (Sumatra) naar Kaliman- tan (Borneo) sampai tot naar negeri Tjina en Djepang (China en Japan). Keliling (overal heen zwervend) waar maar naar toe tot zelfs bij het land van Reling (India), waar ister de heilige berg Meroe. Jij toch nog weet van de wajang? Zo op een keer, de emprit hij ontmoet daar deze vogel njang toen heb nog geen naam. Wah, hij koeroes (mager) van koerang makan (honger) en de emprit zo dik en gezond. Zo hij vraag: "Kakak (Broeder) jij toe van waar to, ik jou nooit nog gezien hier in deze streken. Jou land kaja heel rijk, ister veel eten. Jij ziet zo sterk en ge zond, beslist je moet heel soegéh (rijk) zijn zeg." "Memang (inderdaad) kang mas," zei de emprit. Maar hij beetje omong kosong (kletspraat), omdat hij wil doen djempol (opscheppen) en zo hij gaat vertellen van Java. Een land zo mooi, zo aman (vredig) en je moet zien de sawah (rijstveld) daar, heus kang mas, je kom ogen te kort. Houd maar niet op, overal waar je kom, niets an ders als padi (rijst) en het hele jaar door. Wah, als ik denk daaraan, ik kan wel huilen ja en ik voel sakit hati en sedih (hartzeer). Je wil niet geloven als ik jou vertel de padi daar zo dik en( zo zwaar tot helemaal mentioeng (neer hangend) en rogrog (uit de aren vallen). Dan de smaak, adoe zeg, zo poelen (zuiver) zo empoek (zacht), soedah ik kan niet meer vertellen hoe. Als je eet, alleen maar een paar, eerlijk boeng (broer), jij al warek (voldaan) voor de hele dag." "Lo,"als zo, waarom jij kom naar hier," vroeg de andere ongelovig. "Disini kapan angel tjari makan. (Hier is het moeilijk om aan eten te komen) en moesoeh zoveel (veel vijanden) moet altijd perang (oorlog voeren) en lees verder volgende pagina 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 20