E Naar de oorsprong van de Ogan Kanan TWEE KANTTEKENINGEN Op Zondag werd er niet gewerkt. Dan werd er wat gebadmintoned, of ge luierd of de mantri's maakten praatjes en grapjes met de meisjes. Deze meis jes waren heel vrij in de omgang met manvolk. In hun optreden waren ze zeer beslist. Ze praatten ongedwongen met elkaar, al coquetteerden ze graag. Maar welk meisje doet dat nou niet. Over de typische zeden die hier heers ten later. Op een Zondag hadden wij besloten een uitstapje te maken, met aan het eind een picnic. Ons doel was de warme bronnen, waar naar men zei de ene tak van de Ogan ontsprong. Twee riviertjes kwamen een eind verderop bij elkaar en werden samen de Ogan, die langs ons dorp stroomde. De Ogan Kiri en de Ogan Kanan. De Ogan Kiri bevatte gewoon koud water, maar het water van de Ogan Kanan was warmer. Hij kwam nl. voort uit warme bronnen en het hete water vermengde zich met kleine koude stroompjes, die overal vandaan kwa men, als kleine geultjes, kabbelend over een steenachtige bodem. Al met al was het water van de Ogan Kanan stukken warmer dan dat van de Ogan Kiri. Naar deze bronnen zou onze tocht voeren. Er gingen nog enkele jonge mannen van het dorp en zelfs meisjes mee. De mantri's vervoerden allerlei eterij en kookpotten, want we zouden daar de rijst koken. De tocht begon al met het oversteken van de Ogan. Tot over de knieën door een snelstromende koude rivier. Maar het was de enige weg en men wist niet beter. De weg liep nogal grillig, zoals veel bospaden. Soms een eindje langs de rivier en nog twee keer moesten we de Ogan oversteken. Toen waren we er. Op verschillende plaatsen uit de grond borrelde het hete water op. De stoom sloeg er af. Geen zwavellucht, doch helder water. Diverse geultjes kwamen bij elkaar en vormden, met koude stroompjes die "ergens" vandaan kwa men, de Ogan Kanan. Een wirwar van geultjes. Het warme water kwam uit een inham in de rotswand. De vegeta tie was weelderig, maar binnenin de inham wachtte ons een groots schouw spel. Een ruime inham met hoge wanden. Zwaar begroeid en vochtig van de waterdamp. Langs die wanden groei den de prachtigste orchideeën. Helaas kende ik de soort niet, want ik was daar niet zo in gespecialiseerd. De volle trossen hingen overal naar be neden. Het was een prachtig gezicht. En wij allen keken in eerbiedige stilte naar dat grootse wonder der natuur. Het was wel typerend, dat geen van ons, mijn man en ik niet, noch de mantri's of de meisjes, er ook maar 2' PERRON "En die bessek met bawang-goreng en segala sambalan-kering natüürlijk vergeten even over dachten takken te plukken om mee te nemen. Men vond het alge meen een schending van de natuur. We genoten liever zó van de aanblik van de orchideeënguirlandes, in de zwoele atmosfeer van rondzwevende water damp, in de inham. Terwijl aan onze voeten borrelende geluidjes klonken van kleine bronnetjes, waarvan het wa ter zich later zou vermengen met de andere stroompjes, die samen de machtige Kali Ogan zouden worden. Intussen was de rijst klaar. In het hete water werden ook nog eieren gekookt En met de gebruikelijke cornedbeef, haring in tomatensaus, zout en tjèngèh er bij, deden we ons maal. De meisjes aten met afgewend gezicht en soms met de hand voor de mond. Wij mochten hen niet zien eten. Vol gens de daar heersende zeden hoorde dat niet. Of dit de eigenlijke oorsprong van de Ogan Kanan was weet ik niet precies. Misschien waren er verderop nog meer geheimenissen. Niemand wist precies hoe het in elkaar zat. Ergens moesten er zelfs nog een soort zoutpannen zijn, waar men zout vandaan haalde. Maar die heb ikzelf nooit gezien. Ben er nooit geweest. In elk geval was deze tocht de moeite waard geweest. De terugtocht verliep vlot, al waren we dan allemaal kletsnat door dat steeds oversteken van de ri vier. Maar het was warm, dus het hinderde niet. E. A. Ph. Ziesel-Schmidhamer I. In Tong Tong van 15-6-1974, p. 8. vertelt de Josselin de Jong tussen neus en lippen: "Jammer dat dit land zo moeilijk bereisbaar is. Zo stroef. Er is een visum voor nodig:(Ter plekke dient men zich bij de vreemde lingenpolitie te melden en ook nog eens bij een soort Wijkhoofd". (Cursi vering van mij, P.). Dat wijkhoofd doet me denken aan de Rukun Tetangga, dat door alle bestaande woordenboeken (behalve Kramer die het niet kent) wordt vertaald met "buurtvereniging". In Akten van Indon. staatsburgers ziet men geregeld vermeld R(ukun) t(etang- ga) met bijbehorend nummer waaron der betrokkene is ingeschreven bij die Rt, nl. waarschijnlijk bij het wijkhoofd. Wie kan nadere inlichtingen geven over: a) de Rukun tetangga zoals die tegen woordig functioneert op Java en Su matra; b) over de R(ukun) w(arga), vaak in één adem ermee genoemd plus (inschrijf-?) nummer, en door de Indon. Ambassade (die op dergelijke vragen i.v.m. akten meestal geen ant woord weet) verklaard met: Onderlin ge Burgerhulp. II In "Tong Tong" van 1-7-1974 wordt op p.21 door B. J. ten Voorden aan het slot van zijn artikel "Een vreemd elec- trisch verschijnsel", een uit een Papoe- amond opgetekende term, "soeangie" genoemd, en verklaard met: "heilig" of "bovenaards wezen". Bedoeld is ech ter de in Oost-lndonesië algemeen be kende term "suangi" iemand die zich met hekserij bezig houdt, d.i. de defi nitie die wijlen Prof. Held in zijn beken de boek over "Hekserij en magie" aan dit begrip heeft gegeven. Een suangi kan een man of een vrouw zijn. Drs. H. D. van Pernis 23

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 23