f Zwarte Kunst In Oud Batavia Door Dr. H. J. de Graaf ÖE VILMA Toen ik destijds met de befaamde Reisvereniging "Dai Nippon" door Java zwierf welke vierjarige tocht een achttal keren onderbroken werd binnen met prikkel draad omzoomde vacantieoorden, waar men enige maanden van het beroemde Asia-Raja-menu kon genieten, heb ik mij toch zo veel mogelijk met mijn hobby, de geschiedenis van Java, in de ruimste zin des woords, onledig gehouden. In mijn eerste pleisterplaats, het On- daatje kamp te Sooerabaja had ik zelfs nog een paar boeken tot mijn beschik king, n.l. een beknopte, driedelige Va- lentijn en de eveneens driedelige "Bouwstoffen voor de geschiedenis der Protestantse Kerk in Nederlandsch- Indië". Aangezien ik toen een licht ad ministratief baantje had, dat mij maar een kwartiertje tikwerk per dag bezorg de, heb ik uit die zes dikke delen heel wat notities gemaakt, die ik tot in mijn derde kamp, Tjimahi, heb kunnen mee slepen. Toen we echter onze plezier reis over Java zouden voortzetten, dorst ik mijn aantekeningen, die tot een heel pak waren aangegroeid, niet verder mee te zeulen en besloot ze te begraven. Ik vond een leeg beschuit- blik, stopte de papiermassa er in, pak te alles nog eens goed in en de laat ste nacht van ons verblijf in ons derde lustoord begroef ik het pak bij een em- per van een barak, op hoop van zegen! Toen de Jap op 15 aug. 1945 zijn va- cantietocht staakte, wist ik enige we ken later per militair voertuig uit ons laatste hotel in Bandoeng naar Tjimahi te komen, kon de plek van de "schat" terug vinden, en ging graven. Mijn hart klopte vol verwachting, maar ik vond het koekblik terug. Helaas had den de sluwe rajaps toch nog een gaatje in mijn blik gevonden en daar binnen enige verwoesting aangericht, gelukkig niet al te ernstig. Slechts een artikel over Japans oudste geschiede nis, waarover ik in Tjimahi voor de artsen eens een voordrachtje had ge houden, was geheel opgevreten, de rest was hier en daar beschadigd. Ik had daarom geen dag later moeten komen. Toen ik met mijn besmeurd pak het kamp verliet, vertoonden de daar rondhangende Indonesiërs, die wellicht dachten dat ik goud of zilver opgedolven had, enige ongezonde belangstelling, maar toen ik zei dat het kertas toewa sadja was, lieten ze me met rust. In Batavia heb ik mijn popu laire verhalen over Indische geschie denis kunnen uitwerken tot een Geschiedenis van Indonesië, die nu uitverkocht is. Maar verder heb ik nog een hele portefeuille aantekeningen op sterk gebruind papier over de lotgeval len van de z.g. Indische Kerk. Het zijn vnl. gegevens uit het werk van de brave ds. Mooy Deze kreeg n.l. van ons Gouvernement de opdracht om de lotgevallen der Protestantse Kerk in Nederlandsch-lndië te beschrij ven. Nadat hij één deel voltooid had, dat vooral over de Kerk in de Moluk- ken ging, kwam hij tot de overtuiging, dat het toch eigenlijk beter was eerst eens de "Notulenboeken" van de Ba- taviase Kerkeraad uit te geven, omdat die Kerkeraad, behalve met de Chris telijke Gemeente aan de Tji Liwoeng, zich ook bemoeide met alle kerkelijke aangelegenheden daar buiten, van Kaapstad tot Ambon. Beginnende bij de kerk van Jan Pietersz. Coen kwam ds. Mooy tot het jaar 1691, drie zware delen, en hij had reeds materiaal voor een vierde deel, toen de grote Crisis kwam, die aan vele aangename en nut tige dingen een plotseling einde zou maken. Zijn weduwe heeft mij om streeks 1948 dat materiaal geschonken, maar omdat ik het thuis niet veilig ge noeg vond, heb ik het aan het Kon. Instituut voor Taal-, Land- en Volken kunde gegeven, waar het nu op de 4e verdieping van een torenhuis van beton, glas en staal goed bewaard is. Uit de geredde papiermassa van het kamp Tjimahi denk ik nu een en ander Jeugdherinneringen uit Jogja f 3,90 f 0,90 porto. te vertellen, n.l. uit de "Kerkelicke Handelingen des Kerckenraeds van Batavia". Men late zich niet door het woord Kerkeraad afschrikken. Voor eerst is het iets zéér bijzonders, wan neer de Kerkeraadsnotulen van een "Gereformeerde Gemeente" zijn uit gegeven. Ik geloof niet, dat dit ooit in ons land gebeurd is, doch in Batavia is dit nu wél geschied, en wel geen dag te laat, anders hadden het onge dierte en de tropische vochtigheid er wel korte metten mee gemaakt. Het is een uiterst moeizaam werk voor ds. Mooij geweest, om nog iets van de bruine soms verbleekte, in stukken uit eenvallende bladen terecht te brengen. Hier en daar zijn ook leemten in de tekstWij mogen daarom erg blij zijn, dat onze predikant deze docu menten voor het nageslacht heeft ge red. Maar nu de inhoud. Deze gaat heus niet altijd over theologisch gehar rewar of streng toezicht op de "goede zeden", dus niet dansen, niet drinken, geen overspel plegen en andere leuke dingen. Natuurlijk komen deze zaken wel eens ter sprake, vooral wanneer de tijd der Avondmaalsviering naderde (vier maal per jaar). Dan diende nage gaan te worden, wie zich door bepaal de zonden de deelneming aan 's Heren Tafel onwaardig had gemaakt. En dat waren er nog al wat! Ook de Hoge Regering in het Kasteel vond dat op perbest, want terwijl de Heren van Jus titie niet te vergeefs het zwaard han teerden en de zware misdrijven tuch tigden met geselen, brandmerken, galg en rad, liet zij gaarne aan de Eerwaarde Kerkeraad de taak over, om op de kleine slakjes zout te strooien. Het was toentertijd helemaal geen "alles- mag-maatschappij", die we thans be leven. Er werd ernstig gestreefd naar het bijkans onbereikbare ideaal ener voorbeeldige samenleving, waarbij de Christelijke deugden moesten uitstra len in een Moslims-heidense duisternis van Javanen en Chinezen. Daar was iedere "Europees" het roerend over eens, ook al kneep menigeen de kat in donker, maarhuichelarij komt niet enkel bij het Christendom voor, doch wordt overal aangetroffen, waar de sa menleving een strak gedragspatroon heeft aanvaard, b.v. bij onze Commu nistische vrienden. Maar door dit ge stage toezicht op de kerkleden zien wij regelmatig talloze schilderachtige figu ren uit donker Batavia voor de groene Tafel der Wei-Eerwaarde Heren ver schijnen, om daar hun Krijtende zonden te belijden. Zij kregen dan een min of meer strenge vermaning of werden een tijd lang van de Avondmaalstafel ge weerd - meer kon de Kerkeraad niet doen. Daardoor krijgt men uit deze Notulen soms de indruk dat de kerkelijke ge meente van Batavia slechts uit levens lustige zondaren en fatsoensrakkers zou hebben bestaan. Dit is echter een euvel, dat aan de ganse Kerkhistorie kleeft. Het lijvige boek der kerkelijke historie vult meer bladzijden met de wandaden van dogmatische schep-_ 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 6