- V. 'I r vu wi --/-iWi-f -1 ikrrtï v,A '.'-VT' Cs^r aa rfw,»» .Vi:r '«a-^ i.< CWf" 'A's** ttwAi vS Het stadhuisplein in oud-Batavia. Rechts ziet men de Grote Hollandse Kerk, waarvan de Kerkeraad zich in Compagniestijd o.a. bezig hield met de in dit artikel besproken zaken. Op de achtergrond het stadhuis. slijpers, fanatieke ketterjagers, schan delijke huichelaars enz. dan met brave mensen, stille vromen en zelfs marte laars. De grote massa, die weinig of niets op haar kerfstok had, komt in de Bataviase kerkeraadsnotulen slechts zelden voor In elk geval levert de consistoriekamer van Batavia's Grote Kerk een vaak boeiend, een enkele maal zelfs een vermakelijk schouwspel op. Thans wilde ik het hebben over een bepaald soort vergrijpen, die speciaal in de tropen welig schijnen te tieren, n.l. die tot het "bijgeloof" gerekend worden. Dit nu is een hachelijke onder werp, want wat is nu eigenlijk bijgeloof. Uit de tijd, toen ik vele "Inlandse" leer lingen onze taal en de geschiedenis poogde bij te brengen, herinner ik mij, dat zij allen als één man fel tegen "bij geloof" waren, maar... de wonderlijke zaken die zij mij zelfs in hun opstel len toevertrouwden, waren de zuivere waarheid, écht gebeurd. Zij zelf of hun ouders, of een oom had het werkelijk gezien of gehoord! Daarom laat ik in ons geval de definitie van "bijgeloof" maar aan de Eerwaarde Kerkeraad van Batavia over. Ik behoef U niet te vertellen, dat bij de kleine "orang Betawi" de "super stitiën" welig tierden, ook al waren de er het nauwst bij betrokkenen weinig genegen om er de hoge heren veel over te vertellen. Daarom viel dit soort van zonden minder sterk op dan dob belen, vloeken, vechten, schelden, con cubinaat en; kerkverzuim. Maar toch kwam een enkele maal dit soort van "afgoderij" aan het licht; men moest er erg in ds. Mooij's dikke boeken naar zoeken. Zo werd in 1688 aan Andreza Jansz "om haar gepleegde duivelarijen (stille kracht, goena goena?) en bedriege- lijke handel gedrag) het H. Avond maal ontzegd. Zelfs de Snijder (kleer maker) van zijne Edele de G.G., Jacob de Herder gaf "enigszins (aan) de to verij e in zijn huis geloof". Zo lang hij "in dit bijgeloof continueert" krijgt hij dezelfde straf als onze Andreza Jansz. Jacob bleek onverbeterlijk. Een jaar later was hij nog steeds met zijn "oude superstitie van Toverije ingeno men". Zelfs verzwaarde hij zijn schuld door al te vrolijk te wezen met "manke Marij". Deze uitgelatenheid zal hij daar om niet op de dansvloer hebben uitge leefd. Het dansen komt trouwens in het Batavia der 17e eeuw nog weinig voor. Dat zou in de volgende wel anders worden. Slechts zelden worden wij over vorm of inhoud van het bijgeloof of de tove rije ingelicht. Meestal betreft het dan het voorspellen van de toekomst. Zo zou in 1625 de aanstaande vrouw van de kapitein der "Japonnesen", met wie hij reeds in concubinaat leefde (de Compagnie had destijds nog Japan se huursoldaten, hetgeen de Japanse Regering later verbood), een zekere Barbara, weduwe van wijlen sinjeur Philips van der Werve, naast andere fouten, een sterke genegenheid tot "wichelarie" vertoond hebben, reden waarom het "verloofde" paartje voor de Kerkeraad werd gedaagd. Uitvoerig zijn de Kerkeraadsnotulen over een juffrouw van Seelst (juffrouw was destijds vrij aanzienlijk, geen volksvrouw). Deze dame zou zich "zeer schandelijk vergrepen hebben in een zeer schrikkelijke afgoderij", n.l. door in 1655 een "Duivels-bander en hei dens waarzegger" in de arm te nemen. Zij had "beruchte wichelarie gepleegd bij zeker swart (dus wel een Voor- Indiër) over het "wedervaren van haar man", die waarschijnlijk een zeeman was. Zij had geinformeerd naar de af loop "van de Reize haars mans" en "naar zijn einde onderzocht" (wou ze van hem af?). Dit lijkt inderdaad heel ernstig! In het oude Rome gold het eertijds als Majesteitsschennis, wan neer men naar de gezondheid van de Keizer bij waarzeggers informeerde. De Kerkeraad was over deze misdaad enigszins geschokt en besloot de zaak grondig te onderzoeken. Zeven weken later maakte ds. Tesche- macher (geboortig uit Elberfeld), die er op uitgezonden was, bekend, van een slavin van Juffr. v. Seelst gehoord te hebben, dat "haar Lijfvrouw bij een waarzegger", in haar tegenwoordigheid en in die van een Hollandse buur vrouw, "naar haar mans wedervaren en dood" onderzoek gedaan had. Dus werd juffr. van Seelst voor de Kerkeraad gedaagd, doch zij bleek niet op haar mondje te zijn gevallen. Met "vele woorden" verklaarde zij zich on schuldig, protesteerde, dat haar daar mede het grootste onrecht werd aan- - gedaan. Hiervan onder de indruk be sloten de Eerwaarde Heren de zaak nogmaals door enige aanzienlijke he ren, w.o. de baljuw, te laten onderzoe ken. En ziet, de berg baarde een muisje en de zaak liep met een sisser af. Doch het feit der beschuldiging bewijst, dat men zulke waarzeggerij in Oud Batavia mogelijk achtte, en dat zij zal zijn voor gekomen. Niet slechts Voor-Indiërs, doch ook Chinezen maakten zich aan waarzeg gen schuldig, en wel bij wijze van be roep. In 1643 signaleerde de diaken Monsr. Coolsaedt "enige Chinezen, de welke professie maken van waarzeg gen." De Kerkeraad vond dit zo erg, dat zij zelfs de Gouverneur-Generaal er over aansprak, de grote Anthonio Van Diemen. Zijn Edele zegde toe er voor te zullen zorgen, dat dergelijke bedrie gers niet meer zouden toegelaten wor den. Wat de reeds aanwezige boos doeners betreft, tegen hen zou hij aan de Dienaren der Justitie orders geven. Veel geholpen zal het niet hebben, ge zien de sluwe aard der Chinezen. Tot in onze dagen maakten niet slechts Voor-Indische doch ook Chinese toe komstvoorspellers Batavia's wegen on veilig. Waren het van die slimmerikken, welke de Heer J. Moerman Jzn. be schrijft op blz. 79 van zijn "In en om de Chineesche Kamp"; De Chinese waarzegger heeft altijd een aankondi ging op rood papier bij zich, waarop in Chinese karakters zijn bekwaam heden staan vermeld. Nimmer ont breekt aan zijn uitrusting een vogel kooi waarin een glatik; dit vogeltje moet uit zijn bundel papiertjes er één trekken, na lezing waarvan de waar zegger zijn relaas aanvangt. Ontelbare malen worden deze wichelaars ge raadpleegd en ze gaan in den loop der jaren beschikken over een grote mate van gelaats- en menschenkennis lees verder pagina 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 7