Bezoek aan historische plaatsen
in Atjeh in april 1974
Hieronder vervolgen wij de serie artikelen
van de hand van kol. b.d. K.N.I.L. J. H. J.
Brendgen over de historische plaatsen in
Atjeh, waaraan de schrijver onlangs een
bezoek bracht. - Red.
Van Banda Aceh (Kutaradja) werd via
Seulimeun, Sigli en Lam Meulo (Kota
Bakti) per jeep gereden in de richting
Tangse.
Marechaussée Bank
Op 12 km. van Tangse arriveerden wij
in de Beuniëb kloof (beuniëb val),
alwaar rechts van de weg (W.) de
Marechaussée-bank nog steeds aan
wezig is, zij het ook beschadigd.
Deze bank staat bij de bevolking nog
bekend als "rambong marsosé" omdat
er vroeger naast de bank een grote
rambongboom (een soort waringin)
stond, die is omgevallen of omgekapt.
De inscriptie is verdwenen.
Bij de kloof van Beuniëb zijn vele ge
vechten geleverd, en het terrein leent
er zich ook voor. Links en rechts van
de weg verheffen zich op korte afstand
steile bergen, waardoor men bij een
opmars als het ware automatisch in
een val loopt.
Bij een poging in 1898 om Tangse te
bereiken, stootte de Luit. Kol. H G.
Willems hier het hoofd. Niet lang daar
na werd deze actie herhaald, maar nu
onder leiding van Van Heutsz.
Het doel was:
1e. achtervolging van Teuku Umar.
2e. herstel van ons prestige naar aan
leiding van de eerste mislukte tocht.
Van Heutsz liet bij Beuniëb aangeko
men de kloof omtrekken door de mare-
chaussee's de steile helling van het
gebergte rechts van de weg te doen
beklimmen, waarna de waterscheiding
werd bereikt, en afgedaald werd in de
Tangse vallei.
Teuku Umar vluchtte naar Atjeh's
Westkust, alwaar hij 11 februari 1899
in hinderlaag viel. (bij Meulaboh)
Tiro Teungku's.
Wij reden door naar Tangse (ruim
600 m. boven zeeniveau) en begaven
ons naar gampong Poelo Mesdjid, al
waar zich de graven bevinden van de
laatsten der door de Luit. H. J. Schmidt
op de Gng. Halimun achtervolgde Tiro
Teungku's.
De drie graven zijn beschut door een
z.g. "kandang", een gebouwtje van
eenvoudig materiaal vervaardigd ter
beschutting der graven.
Hier liggen:
1. Teungku Tjhik Uleë Tutu.
2. Teungku Tjhik Majét.
3. Teungku Ma'ad.
Zie het Epos der Tiro Teungku's (Du
Croo, Zentgraaff).
Als enige overgeblevene der Tiro
Teungku's hield zich nog in het oer
woud op: de jonge Teungku Ma'ad di
Toro, kleinzoon van de grote Sjech
Saman.
Als laatste poging om de jongeling te
bewegen zich te melden, wendde
Schmidt zich tot een tante van de
jonge zwerver. Deze wilde het probe
ren en verdween het bos in.
Enige dagen later kwam zij terug en
meldde: "Hana jalan, Tuan". Dji haro'
keu sjahid lageë koe djih." (er is geen
oplossing, mijnheer. Hij wil graag sja
hid (geloofsgetuige) worden evenals
zijn vader.)
Op 3 december 1911 rukten de 5e en
6e brigade onder Schmidt uit en von
den sporen, die in de richting Aloeë
Bhot (aloeë riviertje) leidden. Daar
krioelde het van sporen van een kleine
bende die er wilde doerian had ge
geten.
Hier werden manschappen van de spits
alle kanten uitgezonden, om te zien,
wat de goede richting was, waarna zij
successievelijk terugkeerden, behalve
de vermaarde spoorzoeker Nussy.
Nussy, verscholen in de struiken op de
helling hoorde een signaal van de
schril klinkende tirailleurfluit en toen
hij in de struiken beneden beweging
zag, dacht hij dat het zijn kameraden
waren.
Plotseling werden de takken opzij ge
bogen en een jonge slanke Atjeher
met sierlijk geplooide hoofddoek en
een revolver in de hand begon de
helling te beklimmen.
Nussy hield zich doodstil; na de jonge
Atjeher kwamen nog anderen uit het
bos. Nussy schoot en trof de jonge
Atjeher, die de revolver liet vallen
en neerstortte. Hij richtte zich echter
weer op en liep de helling af, de re
volver meenemend.
Nussy's tweede schot doodde één der
volgelingen. Op het geluid der schoten
vlogen andere marechaussee's naar
voren, bij welke actie ook de jonge,
reeds gewonde Atjeher viel.
Uit de zegelring aan zijn gordel bleek,
dat hij Teungku Ma'ad was, gesneuveld
evenals zijn vader, die in Aneuk Ga-
long viel in de heilige krijg.
Schmidt en zijn mannen stonden een
moment eerbiedig zwijgend bij het lijk
van "de zoon van zijn vader", een
rechtgeaarde Atjeher, zoals de vele
anderen naar wie ook de hulde en
bewondering der overwinnaars uitgaan.
Toestemming werd verkregen, de een
voudige graven binnen de "kandang"
te bekijken en een foto te maken.
Toen wij allen zwijgend rond de graven
geschaard stonden, en de dominerende
Gunung Halimun als voorheen onbe
wogen op ons neerkeek, besefte ik
zeker de tragiek van het hopeloze ver
zet dezer Tiro Teungku's; ik dacht aan
hun moed en onverzettelijkheid, hun
weigering zich aan de gehate "onge
lovige" over te geven, maar ik dacht
tevens aan het doorzettingsvermogen
der marechaussee's, die de hun op
gedragen taak in het onmenselijke
oerwoud hadden uitgevoerd.
Maar zonder schuldgevoelens; men
moet deze actie's zien in het licht van
de tijd, waarin deze plaats hadden; de
geschiedenis moet zijn beloop hebben,
en ik geloof dat de Atjehers daar net
zo over denken. Taqdir Allah of "Al
lah's wil geschiedde."
Zentgraaff heeft destijds voor zijn
boek "Atjeh" geen toestemming ver
kregen dit complex te fotograferen,
maar de -tijden zijn veranderd.
Op advies van Tuanku Abdul Jalil, mijn
begeleider, brachten wij een bezoek
aan het oud-gamponghoofd Keutjhik
Ben Sawang, een rijzige figuur, welke
gpg. hoofd is geweest van 1915-1942.
Hij wist zich alles te herinneren van de
Luit. Schmidt en zijn speciale brigade's.
Hij vertelde, dat sommige marechaus
see's in staat waren, door het opsnui
ven van water uit de rivier vast te
stellen, of er bovenstrooms Atjehers
aanwezig waren.
Dit is natuurlijk overdreven, maar hier
spreekt wel uit het ontzag voor de
bedrevenheid in het spoorzoeken van
deze militairen. Het gesprek in het ge
zelschap werd in het Atjeh's gevoerd,
en toen ik hem in deze taal een vraag
stelde, antwoordde hij prompt en ver
wonderde zich er eerst daarna over,
dat ik Atjeh's sprak.
Als Civiel bestuurder heeft Schmidt
ook zijn sporen verdiend. Nog is hier
bekend, dat hij de loop der Tangse
rivier heeft gewijzigd, omdat de gam
pong steeds werd overstroomd. De
rivier heeft tot op heden het beloop
volgens het plan Schmidt.
's Avonds werd een bezoek gebracht
aan het onderdistrictshoofd, die ons
voor de avondmaaltijd had uitgenodigd.
Bij het invallen der duisternis hoorde
ik het bekende concert van de cicaden,
hetgeen herinneringen opriep aan het
z.g. "Marechaussee klokje", het tijd
stip, dat het optrekken der wacht voor
de komende nacht aangaf in het pa
trouille bivak, (de Tangse vallei is
omringd door oerwoud.)
Daarna de Mess opgezocht, nl. de
vroegere commandants woning die in
vrij goede staat verkeert, en nog wat
nagepraat, na eerst een bad genomen
te hebben in de grote mandikamer met
het heerlijke frisse water uit de bergen.
Om een uur of elf strekten wij ons uit
op ons eenvoudige nachtleger, om ons
voor te bereiden op de vermoeienissen
van de volgende dag.
J. H. J. Brendgen