Herinneringen aan Minahasa "DE KRONTJONG - GITAAR" door ROSALIE GROOSS (Vervolg Surabaya) plaats Tjanggu in de buurt van Modjo- kerto. Toen Rangguwuni in 1248 tot vorst werd uitgeroepen, stichtte hij een nieuwe haven tussen de Kalimas en Kali Pegirian, die Tjanggu-lor werd genoemd. Na zijn dood werd de vorst opgevolgd door zijn zoon Kertanegara. Deze be noemde z'n stiefbroer tot machthebber over Glagah Arum, waar Tjanggu-lor lag. Later kwam die stiefbroer in op stand. Die werd na hevige strijd onder drukt en de naam Glagah Arum werd toen veranderd in Pandean Peneleh. Ten Noorden hiervan werd in 1275 een nieuwe stad gesticht, die de naam kreeg van Surabaja. De kern van de Krokodillenstad moet dus liggen in de omgeving van Djem- batan-merah als zetel van het bestuur. In 1612 besloeg Surabaja een gebied van ca. 8 km2, omringd door muren en grachten. Uit deze gegevens valt der halve te concluderen, dat Surabaja ouder moet zijn dan Djakarta, dat door J. P. Coen immers in 1617 werd ge sticht. Wat denk je? Jos Een groot zeyl op een kleyn schip Moet in de gront of op een klip (Onbekende dichter omstreeks 1650) moesson Op zoek naar de oorsprong en geschiedenis van de krontjong. 190 pagina's (plm.) f 9,90 1,20 porto. Hier zijn nog enkele herinneringen aan de Minahasa uit de jaren 1929/'30. Als jong onderwijzer arriveerde ik met een K.P.M.-er op de rede en voer in een vlerkprauw het prachtige land te gemoet, dat zich in de vroege ochtend zon voor mijn oog ontrolde: links de uitgedoofde vulkaan Menado-Toea, in het midden de hoge Klabat en rechts het complex van de Sopoetan; de smalle vlakte van Menado op de voor grond achter het strand van zwart vul kanisch zand, omzoomd met hoge klap perbomen. Als voorlopig verblijf diende Hotel Wil- helmina van mijnheer Roger de Com- pagnolles en zijn Menadonese vrouw. Na begroeting van mijn baas, nootd van de grote Hollands-Chinese school bij het nieuwe postkantoor, kreeg ik al dadelijk een uitnodiging om 's a- vonds mee te gaan naar een feest ten huize van de heer Karei Stephan Que even buiten de stad. Op mijn verbaasd protest dat ik die man helemaal niet kende kreeg ik het lachende antwoord dat iedereen daar welkom was. Het wès een daverend feest met twee dansorkesten op de tennisbaan naast het huis, uitgebreide buffetten vol on bekende heerlijkheden enstromen champagne! Tout Menado was present en de fuif duurde tot in de kleine uren. In Hotel Wilhelmina maakte ik spoedig kennis met een aantal levenslustige jongelui die me voor de eerstvolgende zondag uitnodigden mee te gaan naar het strand. Daar werd mijn Hollands velletje zodanig door de tropenzon ge teisterd dat ik enkele dagen met flinke koorts en brandblaren op schouders en rug in bed moest blijven. Later verhuisde ik naar Pension La- mers, vlak aan zee. 's Morgens om zes uur liep ik over het achtererf de zee in en leerde mezelf zwemmen. Na en kele maanden zwom ik om de kapal poetih heen, die op de rede voor anker lag. Ik hield ervan op vrije dagen lange wandelingen te maken door de bergen in de omgeving. Vóór zonsopgang trok ik er luchtig gekleed op uit en genoot met volle teugen. Ik leerde de vriende lijke bevolking kennen. Als ik de weg vroeg, was er altijd wel iemand die een kilometertje met me meeliep; had ik dorst dan was er steeds een verse klapper beschikbaar en vaak werd ik uitgenodigd om binnen te komen uit rusten. Het is me nooit gelukt een van mijn vrienden mee te krijgen: zij voelden er niets voor, een zonnesteek op te lopen. Prachtig was de bergweg naar Tondano aan het schilderachtige meer. De auto bus moest onderweg enkele malen stoppen om de kokende radiator bij te vullen met koud water uit een van de vele pantjoerans in de berghelling. Men had er een schitterend uitzicht over het noordelijk deel van de Minahasa en Pulau Lembeh bij Kema. Op een dag kon ik met een Chinese kennis meerijden naar Tondano. En kele kilometers buiten Menado bij de eerste steile helling, kroop er een gro te slang een eindje vóór zijn auto dwars over de weg. Sial! Mijn gastheer stopte en met veel verontschuldigingen be zwoer hij me dat we terug moesten. Verder rijden zou gelijk staan met een poging tot zelfmoord, want wij zouden in dat geval zeker in een ravijn zijn gestort. En rechtsomkeert gingen we! Met een clubje collega's uit Menado en Tondano maakte ik een tocht naar de Sopoetan en de aangrenzende wer kende vulkaan Aisepoet, die we be klommen tot dicht bij de met as bedek te top. Daar werd de bodem zo heet dat we niet verder konden. Aan de voet van de berg lagen machtige, zwarte lavastromen en daartussen groeiden bosbessen. Menige avond genoten we in Menado van de sprookjesachtige zonsonder gang aan het strand. Daar lag ook in een loods een vervallen vierriemsgiek, die we lieten opknappen en waarmee we in de vroegte de rimpelloze zee opvoeren naar de koraaituinen een paar honderd meter van de kust. Tot tenslotte de belangstelling minderde en wij met ons tweeën: de heer Cata- lani, chef van het postkantoor, en ik de middelste plaatsen innamen met een Menadoneesje aan het roer. Ik herinner mij een tocht met een K.P. M.-vrachtboot naar de Sangihe-eilan- den: halve dag varen en weer stoppen om koprah te laden. Deze trip kwam zeer levendig in mijn geheugen terug toen ik het boek van James Mossman las: "Rebels in Paradise". Wat hij schrijft in hoofdstuk 20 over zijn aan komst met de "Settia" op Pulau Siau, en zijn verblijf aldaar, was voor mij een flash-back uit die heerlijke tijd, meer dan 30 jaar geleden. Ik ben slechts anderhalf jaar in de Minahasa geweest, toen werd ik over geplaatst naar Java. Maar het vertrek uit Menado viel mij zwaarder dan mijn afscheid van Holland. In mijn herinne ring (die ongetwijfeld veel heeft ge ïdealiseerd) blijft dat gedeelte van Noord-Celebes een stukje aards para dijs, waar ik nu nog met heimwee aan terugdenk. E. D LECLUSE 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 10