Nogmaals Bandjarmasin De Boomstraat in Banjarmasin, omstreeks 1925. Met veel plezier las ik het artikel van de heer v.d. Schalk getiteld "School jongen in Borneo (1906-1914) in Tong Tong van 1 maart 1972, omdat ik zelf als jongen een klein jaar in Bandjar masin woonde, omstreeks 1924-25 en de ervaringen van v.d. S. zoals hij die memoreerde in vele gevallen ook de mijne waren. Aangezien ik later nimmer in B'masin terug keerde, was veel om trent dat stadje in mijn herinnering ver vaagd. Maar al lezende herleefde B' masin uit die tijd weer voor mij. Ik woonde dus een tiental jaren later dan de schrijver van het artikel in B'masin, maar mijn indruk is, dat het plaatsje in dat tijdsverloop weinig ver anderd was. Mijn vader was daar ge plaatst en wij kwamen met de K.P.M.-er "Loudon" van Soerabaja in B'masin aan. De "Loudon" onderhield in die tijd een pendeldienst tussen Soerabaja en Bandjarmasin. Ik herinner mij nog heel goed, dat mijn vader, toen hij op onze standplaats op Java vertelde dat wij naar B masin zouden gaan, ons voorhield, dat het daar wel heel anders was dan wij op Java gewend waren, o a. vanwege het feit dat het er erg moerassig was waardoor alle huizen op neuten ston den, maar ook omdat we daar geheel geen paarden zouden zien en alleen koeien en karbouwen die voor de slacht werden aangevoerd. Maar auto's waren er wel. Na aankomst van het s.s. Loudon aan de "Boom" van B'masin reden we in een taxi, althans een oud vehikel dat als zodanig dienst deed, langs de Boomstraat naar het enige, naar plaat selijke maatstaven, redelijke hotel. Of dat hotel "Bandjer" heette weet ik niet meer, maar wel dat het tegenover de Europese Lagere School aan de Boom straat stond. Dat feit is mij vooral zo goed bijgebleven, omdat ik snel na aankomst constateerde dat zich op het voorerf van de school echte goal- palen" (zoals wij die toen ter tijd in Indië noemden) bevonden, zodat de leerlingen daar kennelijk in de "uit spanning" zouden kunnen "goalen Mijn conclusie was dan ook meteen dat het vast een leuke school zou zijn. Het hotel waar wij neerstreken was eigenlijk niet veel meer dan een lange houten loods op palen onderverdeeld in kamers met houten vloer en wan den (met een voorgalerijtje, zoals ge bruikelijk) en een eetzaal. De badka mers bevonden zich achter in het ge bouw en deze bestonden uit een ce menten mandi-bak geplaatst op een houten vloer waarvan de planken wat ruim naast elkaar gelegd waren ten behoeve van de waterafvoer. Je keek dus al badende zo door de openingen in de vloer op de modderige grond. Aangezien er geen waterleiding was, werd het badwater door een waterdra ger uit de sloot die langs de Boom straat liep geschept en in de mandi- bak overgestort. Erg helder was dat water bepaald niet en het kon dus ook wel eens voorkomen, dat er kleine vis jes of andere, waterdieren etc. etc. in de mandibak rondzwommen of dreven, maar je was een kniesoor als je daar op lette; tenminste zo dacht de jeugd er toen over. In dat hotel deden we ook onze eerste ervaring op met het eenmaal per dag overstromen van de laag gelegen gedeelten van de stad, inclusief het terrein waar het hotel op stond. Dat overstromen bleek echter een groot voordeel te hebben nl. dat veel van het vuil door het water bij eb weer werd meegenomen en via de vele slootjes die het plaatsje rijk was, naar de grote rivier werd afgevoerd. Na een paar weken in het hotel te hebben gezeten betrokken wij ons (na tuurlijk ook houten) huis aan de Boom straat hoek Boomdwarsstraat. Daar was het aanzienlijk geriefelijker dan in het hotel, ook al doordat de watervoor ziening er veel beter was Door het ontbreken van waterleiding had nl. elk huis eigen waterreservoirs in de vorm van bovengrondse tanks waarin regen water werd opgevangen. Als het huis maar voldoende watertanks had kon genoeg water worden opgevangen en bewaard om de bewoners van drink-, bad- en waswater te voorzien. (En ho tel kon natuurlijk zoveel water niet opslaan, vandaar de niet steeds sma kelijke watervoorziening in de bad kamers). Alleen in de droge tijd kon het wel eens spannen, en was zuinig heid geboden. B'masin had, naar men zei, niet lang voor onze komst electrisch licht gekre gen. Maar de centrale was alleen in bedrijf van ongeveer zonsondergang tot zonsopgang. De centrale werkte bepaald niet geluidloos, want die was door het hele stadje hoorbaar De laqere school neemt natuurlijk een belangrijke plaats in myn herinnering in. Ik zat in die tijd in de zesde klas. Deze was samen met de zevende klas in één lokaal ondergebracht en de gemeenschappelijke onderwijzer was het hoofd van de school, de heer Stam. Hij was, geloof ik, wel een goede on derwijzer; niet altijd even gemakkelijk maar toch konden de leerlingen het over het algemeen goed met hem vinden, misschien wel door zijn opge wektheid en zijn gevoel woor humor en omdat hij uitstekend vertellen en voorlezen kon. Stam had de naam "communist" te zijn en dat was in die tijd, in Indië vooral, heel erg. Het is mogelijk, dat zijn uiterlijk het erger deed voorkomen dan het in feite was, want met zijn gemillimeterd hoofdhaar en zijn zwarte baard, maakte hij een nogal wilde indruk. Of Stam werkelijk communist was weet ik niet, maar het was wel vrij zeker dat hij "rood was, zoals men dat in die tijd uitdrukte. Op de zangles werden nimmer de bekende vaderlandse liedjes gezongen, om van het Wilhelmus maar te zwijgen. Voorts was hij erg gesteld op het lied dat begon met: "ons stroomt nog fris het bloed door d'adren, wij zijn nog jong en kennen geen verdrietPas veel later, toen ik in Holland kwam, merkte ik dat dit lied een vrolijk wandellied van de A.J.C. (Arbeiders Jeugd Centra le) was. Een andere onderwijzer was Eekhout, een nog jonge sportieve In dische jongen. Wij jongens waren bi zonder trots op hem want hij was een 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 14