De Stadstuin te Semarang Monument van burgerzin, gesticht door mannen "met warme ziel en edel voe len." Voor ons ligt "De Stadstuin", Maand blad gewijd aan de belangen van de Verenigde "Semarangse Stadstuin" en wel het nummer van augustus 1919. Het is een jubileum-nummer, uitgege ven ter gelegenheid van het feit, dat de Semarangse Stadstuin toen vijftien jaar bestond. Deze gebeurtenis is met veel feestelijkheid gevierd, tenminste als wij het program voor 1, 2 en 3 augustus mogen geloven. Helaas ontbreekt ons een verslag van de viering, maar zij zal zeker naar goed indische trant zijn verlopen, anders zou de oorspronke lijke eigenares van dit exemplaar het niet tot haar dood toe bewaard hebben. Zij was in Semarang gebo'ren maar ver liet de stad nog in datzelfde jaar met terwoon. Tot haar dierbare soeveniers aan Semarang behoorde ook het blad, dat ons nu meer dan een halve eeuw terugvoert. Veel is er sedert veranderd. Zou de Stadstuin in een of andere vorm nog bestaan? Misschien weet een onzer oude semarangse vrienden een antwoord op deze vraag. De omslag van het Maandblad ver toont de beeltenis van de resident, die destijds, zoals het behoorde, het initia tief nam tot de stichting van de Stads tuin - in 1904, Resident P. F. Sijthoff leefde in 1919 nog, maar hij had in middels de BB-dienst verlaten en uit het Maandblad vernemen wij, dat hij niet tegenwoordig zou zijn bij de fees telijkheden ter gelegenheid van het 15-jarig bestaan, wegens ongesteld heid. Een tweede foto toont de beelte nis van de heer F. J. H. Soesman, mede oprichter van de Stadstuin, ereburger van Semarang, die evenmin aanwezig kon zijn. Wat had de stoot gegeven tot de op richting van deze eerste "stadstuin" in het toenmalig Indië? (Er kwam kort na de Semarangse ook een Soeraba— ase stadstuin tot stand). En wat was het doel? Er was in Semarang braaf feestge vierd ter gelegenheid van de troons bestijging van Koningin Wilhelmina in 1898, en opnieuw bij haar huwelijk in 1901. De feesten ter gelegenheid van deze beide gebeurtenissen vormden, naar het Maandblad in een herden kingsartikel constateerde "glansrijke tijdperken waarin de band tussen de in gezetenen versterkt en de feestbeker in de beste harmonie tot den bodem werd geledigd". Voor die gelegenheid was een feestzaal gebouwd - als wij het goed begrijpen een nogal primitief geval - die ook diende als rendez-vous na afloop van de publieke vermakelijk heden. Het was er zó gezellig geweest, dat er spoedig stemmen opgingen om de feestzaal een permanent karakter te geven en het omringend terrein te herschapen in een tuin. "Men stelde zich voor eene inrichting in het leven te roepen, het nuttige aan het aange name parende, toegankelijk voor alle rassen, groot en klein, voor ieder die zich als lid opgaf". Inderdaad stelde het bestuur zich achter deze plannen en naar goede trant werd een commis sie gevormd onder leiding van de re sident, waarin de ass.-resident de re gent en de patih, de eerstaanwezend ingenieur, de controleur van de politie, (Vervolg van pag. 16) ook lid van het gezelschap, dat heel veel succes had en waarin Verbeek, toen als Fouché reeds bewijzen lever de van de talenten, die hij later als theaterdirecteur verder zou ontplooien. In die dagen viel ook een beroemde scène in het leven van de jongere Wij- brandts: Gerrit. Iemand, die hem nl. onverwacht kwam bezoeken, vond hem piemelnaakt met alleen een hoge hoed op. Toen de bezoeker hem daarom vroeg, waarom hij, zelfs voor Indische begrippen zo luchtig gekleed was, ant woordde hij: Och er komt toch nie mand. Maar waarom, vroeg de bezoe ker, heb je dan een hoge hoed op. Och, zei Gerrit, je kunt nooit weten. De heren Wijbrandts waren echter met het toneelgezelschap, U begrijpt, met Brondgeest en ons beiden van de Ja- vabode" niet bijzonder ingenomen. Verbeek en diens vrouw plachten zeer veel met officieren om te gaan en zo verscheen in het N. v.d. D. de volgen de mededeling: Naar wij vernemen heeft het gezelschap-Brondgeest twee nieuwe toneelstukken in studie geno men, nl. "Le cocu satisfait" en "La Fille du Regiment", waarin de heer en me vrouw Verbeek respectievelijk de hoofdrol zullen vervullen. Tot de grappige dingen, die zich met het gezelschap voordeden, behoorde o.a. de opvoering in Soekaboemi, waar het enigszins aan toneelrequisieten ontbrak, zodat de tweede acte in het keizerlijk palies bij de opvoering van Madame Sans Gêne in precies dezelf de kamer gegeven werd als die eerste in het huis van de wasvrouw, met het enig verschil, dat in die tweede N s met de keizerskroon daar boven aan de wand hingen. Ook deed zich een angstige scène voor. Het toneel in Ba tavia was nl. veel breder dan dat in Soekaboemi en in het tweede bedrijf komt een scène voor, waarin twee zus ters van Napoleon het vertrek binnen treden en de hertog van Danzig de hoogheden achteruitschrijdend ont vangt. Dat ging in Batavia heel goed, in Soekaboemi echter verhinderde een schreeuw uit het publiek slechts op het laatste ogenblik, dat de maar schalk: de Bataviasche advocaat Mr. Van Dijck, achterover in de muziek gevallen was. A- J. Verbeek v.d. Sande (slot volgt) de majoor der Chinezen, een gepensio neerd majoor en tenslotte de Sema rangse ereburger Soesman zitting na men. De burgerij bracht 20.000 gulden bijeen voor een permanente construc tie en de Stadstuin was geboren. Onder zoveel hoge druk kon de opzet niet mislukken. De Stadstuin had intussen niet alleen ten doel gezelligheid te dienen, zij had ook een sociaal doel. Dit blijkt niet in de eerste plaats uit de herdenkings artikelen in het Maandblad van 1919 maar wel uit het Jubileumlied 1904- 1919, dat ter gelegenheid van de vie ring werd uitgevoerd door een man nenkoor en dat getoonzet was en ge dirigeerd werd door mevrouw W. L. Kruithof-van Diggelen. De auteur van de tekst wordt helaas niet vermeld. Dat is jammer, want die poëzie ont hult ons nu juist het doel van de Stads tuin. De dichter constateert dat er in Semarang "als 't zonlicht reeds ter kimme was" "een stilte als van t graf heerste, zodat er geen lafenis was voor 't moe, van 't werk gekromde lichaam, dat in één sleur zijn taak volbracht." De dichter wordt lyrisch (en een tikkel tje revolutionair, voor die dagen) wan neer hij constateert dat de reeds ver melde gekromde lichamen hun gezond heid ten offer brachten aan het groot kapitaal "voor een schamel loon, 'n sober maal". "Maar in die toestand kwam verandering, toen hart en geest, vol mensenmin, van mannen, die het lot begrepen des zwoegers voor een groot gezin". Deze "edele denkers brachten verzachting van het knellen de juk" door de stichting van een "lusthof voor den kleinen man". En hij besloot met de onsterfelijke regels: Dat plekske grond met kracht ontworsteld aan d'ijzeren greep van d'ouden tijd het leere U, God helpe 't U leeren Toewijding naast Hulpvaardigheid. Behalve de uitvoering van dit Jubileum lied was er nog een tweede lied, geluk kig wat minder zwaar op de hand, dat de titel droeg van "In Indië is het heerlijk" en op guitige wijze een ver gelijking tussen Nederland en ons hei lig Indië onder woorden bracht. Beide liederen werden gezongen na de ope ningsspeech op 1 augustus van de feestelijkheden door voorzitter C. H. van Dorp - de ambtelijke top die de oprichting had bewerkstelligd was in middels uit het bestuur verdwenen - waarna men zich overgaf aan luchtiger vermaak. Dat was op 1 augustus. Op de 2e - de stichtingsdag - waren er wedstrijden voor kinderen, een kegel concours en - natuurlijk - een bal- masqué et costumé, want wat zou in Indië een feest geweest zijn zonder dansi-dansi? Eén bepaling in de rege ling van het gemaskerd bal (met geld prijzen) vraagt even de aandacht: "He ren mogen niet als dames gemaskerd gaan", en aanstoot gevende kleding was verboden. Ook op de derde dag van de viering waren er weer wed- lees verder volgende pag., 1e kol. onderaan 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 17