Notities uit vergeelde papieren (ix) DD WEER OP VRIJE VOETEN, UITGEPUT MAAR ONGEBROKEN door Margono Djojohadikusumo Toen ik - aldus DD in zijn memoires - op de 27ste Deo. te Djakarta afgeleverd was op Parapattan 52, schrok men van mijn uiterlijk. De gevangeniskost had ik gedurende vijf dagen vrijwel onaangeroerd gelaten. Geen der andere arrestanten was behandeld als ik, geen werd in eenzame op sluiting gehouden. Op mij werd hun laffe haat gekoeld. Van enig strafbaar feit ben ik niet beschuldigd. Ik had mijzelf aangemeld. Ik ben zelfs nooit verhoord. Ik was Minister geweest en nog altijd lid van de Raad van State en Adviseur onzer delegatie. Diverse minderwaardige elementen van het Nederlandse leger uitten hun wrok, opgewekt en versterkt door voor gangers, van wie zeker verwacht had mogen worden, dat zij de weg tot on derling verdragen en begrijpen zouden helpen plaveien, in schimp en scheld woorden door de tralies mij toe te voegen, bedreigingen te lanceren en absurde beschuldigingen in de taal van het grauw uit te braken. Een hunner spoog naar binnen maar raakte mij niet. Het is hier echter ook de plaats om te memoreren, hoe een groot tiental an deren zich van nobele zijde toonden. Ik wil geen namen noemen, opdat het intellectuele plebs zich niet op deze adel in de betere Hollandse volksjon gens wreke. Zeker uit tien monden heb ik gehoord: "Vader, ik ben geen vrijwilliger, hoor. Ik ben hier tegen mijn zin als dienstplichtige. Zij schaamden zich voor hun uniform. Een der besten onder hen voegde een kameraad toe, op de behandeling die ik onderging, doelende: "Dit is een luizig schan daal". (Maanden later las ik zijn naam onder de gesneuvelden. Arme kerel). Weer een ander zei bitter: "Wat doen wij hier anders, dan wat de Duitser in Holland deed?" Anderen brachten mij sigaretten, luci fers, vruchten en wat eetbaars. Aan al deze jongens breng ik saluut. Ik zal ze in vriendschap blijven gedenken. Zo ook Dr. Jansen, die mij dagelijks be zocht, medicijnen bracht, op de derde dag een hospitaalbed liet brengen, om mij mogelijk te maken zittende te sla pen, wat mij tenslotte toch niet moge lijk is geweest. Maar kon dit nobele en goede de kwade gevolgen van de haat- bejegening dier vele anderen te niet doen? Immers neen? Zo heeft de Ne derlandse geweldspolitiek de kloof, door wrok gegraven, door de ervarin gen der eeuwen verwijd, nog verdiept." "In de morgen van de 27ste december kreeg ik order om mij gereed te maken. Waarvoor werd niet gezegd. Ik moest "naar voren" komen. Eén deel van mijn sobere plunje liet ik dus in de cel. Dit goed heb ik nooit teruggezien. Ik werd gewaarschuwd, dat ik zou worden doodgeschoten, zelfs bij "een onver togen woord", tussen karabijn en ba jonet naar de uitgang van de gevange nis geleid, daar in een gereedstaande vrachtauto geladen, waarmee ook Dr. Müller werd vervoerd. Nog wist ik de bestemming niet, voordat wij in ruwe en uit vrees ontstane angst in nodeloos dolle vaart over de slechte weg, door een gehokt, mijn hart samengekrompen in pijn, naar Maguwo koers zetten". Van Maguwo werd D.D. per Dakota via Semarang naar Djakarta gebracht en afgeleverd aan het gebouw van de Republikeinse delegatie te Parapattan 52. De bejegening in het vliegtuig, bij aankomst en verder is correct geweest. Vanaf dat moment was D.D. weer "vrij man". Hij kon naar zijn huis aan Djl. Lembang 410 te Bandung gaan, waar zijn vrouw zich bij hem kon voegen. Dat waren de ervaringen van D.D. op zijn levensavond 69 jaar. De bejegening die hij ondervond van personen als Kapitein V. en Mr. B. ge durende de laatste dagen van zijn ver blijf te Jogja, stond niet op zichzelf. Die Nederlanders hadden zeker meer op hun geweten. Indien zij gelovige Christenen waren, zouden ze hun handelingen zeker niet tegenover God kunnen verantwoorden. Ik was in die dagen van de onzalige 2de militaire actie ook te Jogja en had persoonlijk erg veel van dat tweetal moeten slikken. Toevallig heeft mijn vrouw een dezer dagen terwijl ik bezig was aan deze krabbels bij de schoonmaak van onze kleerkast, twee oude vergeelde cahiers gevonden, die zij als oude rommel had willen vernietigen. Gelukkig gaf zij mij vooraf die cahiers ter inzage. Zij be vatten mijn geschreven memoires van 25 jaar geleden, te beginnen Jogja 9 Januari 1949, een paar dagen nadat ik uit de staatsgevangenis Wirogunan werd vrijgelaten. Dezelfde gevangenis waar ook D.D. had gezeten. Uit die memoires zal ik hieronder ge deelten aanhalen, daar ze uiteraard meer actueel zijn dan notities uit het geheugen. Doch vooraf wil ik een paar feiten vastleggen uit die dagen, die mij nog vers in het geheugen liggen. Te Kaliurang werd Dr. Masdulhak, een assistent van vice-president Hatta in zijn huis op klaarlichte dag doodge schoten. Hij had een Hollandse vrouw, beiden waren pas kort terug uit Hol land, blijkbaar met dezelfde boot als- D.D. Een Menadonese jongen, Arie La- sut die vaak bij ons thuiskwam, werd van huis gehaald en is nooit meer te ruggekeerd. Het doodschieten als honden van mijn twee zwagers Mr. Santoso Wirodihard- jo en R. Soetojo op de weg tussen Jogja en Maguwo, wordt in mijn me moires uitvoerig besproken. De eerste was een jongere broer van mijn vrouw en een oudere broer van Dr. Saroso Wirodihardjo, die tweede, R. Soetojo was getrouwd met een jongere zuster van mijn vrouw. Het meest tragisch was het geval van een van mijn beste vrienden, Mas Soeharto, het Hoofd van de Post- en Telegraafdienst, wiens stoffelijk over schot nooit is gevonden. Mas Soeharto was een van die stille helden, die zonder veel bombarie aan de vrijheidstrijd hebben deelgenomen. Kort voordat de 1ste Nederlandse mili taire actie was ingezet, die hij voorzag, had hij vanuit Bandung alle radio-in stallaties weten over te brengen naar Delangu bij Klaten, zodat de Republiek vanuit Jogja nog geregeld radio-tele grafische verbindingen kon onderhou den met Singapore, New-Delhi, Lon den en New York. In de ogen van de Nederlandse machthebbers was dit de grootste misdaad van Mas Soeharto. Toen later Soemitro, door het De partement van Financiën belast was met de distributie van de O.R.I. (Oe- wang Republik Indonesia), het nieuwe betaalmiddel ter vervanging van het Japanse geld, was het ook Mas Soe harto, die de postzakken met miljoenen ORI naar alle delen van Indonesia liet verzenden, daarbij vooral ook geholpen door S.S. ambtenaren, onder wie de stationschef van Tugu, R. Usman Ef- fendi. Een dag na mijn vrijlating uit de gevangenis van Wirogunan, had ik hem thuis opgezocht te Klitren, maar van zijn vrouw vernam ik, dat hij twee dagen tevoren door de militairen van huis was gehaald, en sedert dien niet meer was teruggekeerd. Ook tot heden weet niemand, waar hij begraven zou zijn. Wanneer in een oorlog soldaten elkaar doodschieten is het zeker niet minder vreselijk, maar dat is dan nog altijd binnen de regels van het spel. Maar wat door de Nederlandse militaire be zetting in die dagen werd verricht, al of niet op gezag van Kapitein V. en Mr. B., lijkt toch meer op moorden in koelen bloede op weerloze burgers. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 10