Er is weer KRIPIK- GENDAR fS,. p. 'I, pond EEN GEESTRIJK VERHAALTJE OP NAAR LIMBURG TOKO TONG TONG Arak is een distillaat uit melasse en volgens de W.P. ook uit rijst en mais. Volgens Mevrouw Kloppenburg is Arak inheemse rum, gestookt uit melasse, de z.g. gula tètès. De Batavia Arak stond bij buitenlandse afnemers het hoogst aan geschreven. Enkele jaren geleden kocht ik hier bij een wijnhandel een fles "Supra Batavia Arak". Ook Rum wordt uit de melasse van suikerriet ver kregen. In Jamaica, waar de beste Rum vandaan komt, laat men ze lange tijd in eikenhouten vaten rijpen voor de gewenste kleur en het bouquet. Arak wordt meestal in flessen verkocht en uit kleine glaasjes gesavoureerd, omdat ze een hoog alcohol gehalte heeft. De wijn uit gegiste rijst, de tapé-wijn is heerlijk zoet, geurig en gezond, maar ook zeer alcoholhoudend! L3IL/J "Als die lui een fuif hebben is 't alleen maar om te eten en te dansen!" Toewak is palmwijn, afgetapt uit de onrijpe bloemkolven van de arèn - de lontar - en de cocospal.m. Verkoopt men dit sap niet als drank, dan wordt het tot suiker ingekookt. De ongegiste palmwijn, legèn, of nira wordt gebruikt, om deeg te doen rijzen. Ook wordt ze toewak manis genoemd, de gegiste heet toewak keras. Meestal wordt de toewak manis in de bamboekokers rondgevent; in een hou- dertje zitten de gewone inheemse drinkglaasjes. Volgens Mevrouw Kloppenburg is toe wak op de nuchtere maag gedronken van grote medicinale waarde. Ik proef de ze in Bogor. Ze smaakte wat rokerig zoet. De zaden van de arènpalm worden ge- confijt, de z.g. kolang-kaling. De vruchten van de lontarpalm heten siwalan; lichtgelig van kleur, geurig, sappig en zoet. R. Gr. Naar aanleiding van de arak-verkoper (T.T. no. 7) die geen arak maar toewak verkocht, schreef Roos Grooss nog bovenstaande duidelijke toelichting o- ver de verschillende soorten drank die de mens heel gelukkige momenten kunnen bezorgen, zonder nu direct ho rizontaal te gaan, of door de politie aan het blazen te worden gezet. Het mopje van onze cartoon-tekenaar Poirrié zou voor de kankerende Hore- ca-bedrijvers misschien een goede tip kunnen zijn. Als je de Hollanders nu eens, door het eetmenu dusdanig aan trekkelijk te maken, aan het eten zou kunnen zetten, inplaats van aan de jenever en het bier? Indische mensen zijn normaal geen grote drinkers. En als ze dat doen, dan doen ze het graag thuis. Geen kroeg lopers dus. Probeer een Indischman niet te lokken met een "Kom een bor rel bij me drinken," want dan komt hij beslist niet. Maar voor een "Zeg, mijn vrouw heeft vandaag haar specialiteit, nasi goedek, kom je?", laat hij zich niet twee keer noden. Niet uit vraatzucht, maar omdat het genieten van bijzonder lekker eten een levensbehoefte is van hogere orde! Tjalie heeft er al vaak en uitgebreid over geschreven. Trouwens wat een hemelsbreed verschil van cul tuurpatroon: het volschenken van een borrelglaasje en het bereiden van zo'n ingewikkeld gerecht als nasi goedek! Het borreltje benadrukt met zijn warmte misschien de warmte van vriendschap en hartelijkheid, maar met het samen nuttigen van heerlijk eten benaderen we het bekende spreekwoord dat met een variatie zou luiden; "De beste vriendschap gaat door de maag." U mag het prozaisch vinden, maar laten we gelukkig zijn met onze heb belijkheid; eten. En samen eten. We maken er geen brokken door en laten balonnetjes blazen aan kinderen over. LD. "Loe", alias Botjah Semawis, zendt ons twee knipsels uit Limburgse bladen, die ons met vreugde, vermengd met een zekere verbazing, vervullen. Niet min der dan twee Limburgers zijn dezer dagen onderscheiden alssaté-be- reiders. Als wij het goed begrijpen; één van hen als de man, die zich heeft onderscheiden als de held die het best met vuur en rooster kan omgaan, de andere als de vervaardiger van de beste saté-saus. Ze bijten elkaar dus niet, maar zouden samen een uitste kende combinatie vormen, waard om de strijd om de wereld-titel aan te gaan. Maar dan zou er eerst een kampioen van Indonesië moeten worden gekozen. En of het zo ver zal komen, tot een competitie tussen de duizenden kun stenaars die zich daar met de bereiding bezighouden lijkt ons minst genomen twijfelachtig. De vraag, wie de beste saté maakt, de Indonesische professio nals of de Limburgse amateurs zal dus wel altijd onopgelost blijven Maar nu ter zake; zijn die Limburgse onderscheidingen geen bewijs van de onuitroeibare positie in Nederland die de indische eetcultuur in de loop der jaren heeft verkregen? De heer J. Schoonhen uit Nieuwenhagerheide roosterde op zijn eigen zilveren bruiloft de befaamde stokjes-met-vlees zo per fect, dat hem het "diploma saté-maker eerste klas met de stokjes" werd uit gereikt door zijn bewonderaars. Nog indrukwekkender is de onderscheiding die de heer J. Steins uit Wijnandsrade werd toegekend voor zijn saté-saus; hij werd benoemd tot "eerste satésaus maker in Nederland", gevolgd door zijn benoeming tot "Koninklijk saté-maker van het paleis Soestdijk". Een grapje van de vriendjes? Er blijft nu nog een probleem dat doet denken aan de be faamde vraag, wie of wat er eerder was, de kip of het ei. Wat is belangrijker, het roosteren van de saté of de bereiding van de saus, die deze culinaire heerlijkheid de finish ing touch geeft? Hoe dit zij, we weten nu dat we om "echte" saté te genieten niet meer naar Indonesië behoeven te gaan, maar ook in Limburg terecht kunnen! Hoe die kèn! JHR. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 17