Notities uit vergeelde papieren (x)
De ervaringen van een vooraanstaand republikein
tijdens de tweede politiële actie.
door Margono Djojohadikusumo
Met de in ons nummer van 15 okto
ber opgenomen aflevering van Mar-
gono's herinneringen aan Douwes
Dekker is de geschiedenis van deze
merkwaardige figuur uit de indone-
sische vrijheidsstrijd ten einde, het
geen niet betekent dat daarmee het
laatste woord over DD is gesproken.
Zo bestaat bijvoorbeeld in Zuid-
Afrika belangstelling voor de man,
die in zijn jonge jaren aan de zijde
van de Boeren streed. De schrijver
heeft aan zijn notities intussen een
aantal dagboekbladen toegevoegd,
die betrekking hebben op de ervarin
gen van hem en zijn familie geduren
de de tweede politiële actie. Het
eerste gedeelte daarvan publiceren
wij in dit nummer.
Om redenen van plaatsruimte heb
ben wij het manuscript - helaas -
hier en daar moeten bekorten. Men
vindt dus wel de HOOFDZAKEN,
maar niet de complete tekst van het
dagboek in deze en nog twee vol
gende afleveringen. Deze dagboek
bladen hebben intussen hun waarde
ook voor de nederlandse lezer die
nieuwsgierig is naar hoe het er "van
de andere kant bekeken" in die da
gen uitzag.
Menadonees Indonesiër, woonachtig
in Aceh, veel ervaring in Indonesië,
biedt zich aan als reisbegeleider in
geheel Indonesië. Hij is in staat om
Nederlanders, die een sentimental
journey willen ondernemen, hun leven
en hun reizen te vergemakkelijken.
Bezit uitstekende referenties. Vraagt
slechts een geringe vergoeding.
Spreekt en schrijft Nederlands. Mr.
Daniel Weenas, Jl. Neusu Timor No.
1/pav. te Banda Aceh (Kutaradja),
N. Sumatra, Indonesia.
Hier volgen nu gedeelten uit mijn me
moires, ter illustratie van die woelige
dagen, waarmee een groot deel van de
huidige generatie alleen bekend is van
horen zeggen.
Zondag, 9 Januari 1949.
Een zonnige dag na drie druilige regen
dagen. Vandaag ben ik juist in een
stemming om mijn memoires op te
tekenen, sedert 19 December 1948.
Precies drie volle weken. In die korte
tijd is er zoveel gebeurd, in het bij
zonder mij persoonlijk betreffende, dat
het de moeite waard is om te proberen
de opeenvolgende feiten neer te schrij
ven. Mogelijk dat ze enige waarde zul
len hebben voor het nageslacht. In elk
geval zullen Soemitro die in New York
zit en Mien Wahjudi die in Djakarta als
republikein een eierenhandel heeft, het
interessant vinden. Ik zie hun gezich
ten al.
Verwonderd en misschien ook ergernis,
dat hun 55 jarige vader voor het eerst
van zijn leven in een gevangeniscel
moest zitten, gelijk aan de eerste de
beste galeiboef! Maar ik zal op deze
aantekeningen niet vooruitlopen.
Laat mij nu beginnen om van dag tot
dag mijn herinneringen in de afgelopen
twee weken terug te roepen.
Zondag, 19 December 1948.
Om 7 uur in de ochtend hoorden wij
vliegtuig-geronk. Voor ons huis (wij
woonden boven het bank-gebouw, de
voormalige Javase Bank) zag ik het
heen en weer geloop van onze tentara
jongens. Een paar dagen geleden werd
in de dagbladen aangekondigd, dat
ons leger maneuvers zou houden. Ik
was dan ook in de heilige veronder
stelling, dat het leger-oefeningen waren
van ons leger. Stelde Boeliek en de
dienstmeiden daarmede gerust.
Soekartini was de dag tevoren naar
Kaliurang, zij was aan onze delegatie
verbonden.
Mijn zwager Soetojo (getrouwd met een
jongere zuster van mijn vrouw) kwam
het weekend bij ons doorbrengen en
zou juist vandaag weer teruggaan naar
Solo, waar hij Adj.-Administrateur was
van de Alg. Volkscredietbank (Bank
Ra'jat Indonesia).
Het werd 9 uur, ik bleef nog in pyama
en zou van de Zondagochtend genie
ten met een Engels romannetje. Nog
steeds vliegtuiggeronk, hetgeen mijn
achterdocht opwekte.
De Republiek had nog wel een paar
vliegtuigen, maar oude karkassen na
gelaten door de Japs, dus de zaak was
"kurang beres".
Eindelijk om 10 uur zette ik de radio
aan en ving zeer toevallig Semarang
op. Notabene, Generaal Spoor "him
self" was aan het woord. Het waren
zijn laatste instructies aan zijn wapen
broeders. Toen drong het tot mij door
dat wij in een complete oorlog waren
gewikkeld, ondanks het verblijf van de
"Commissie van Goede Diensten" te
Kaliurang.
Er was geen tijd te verliezen. Wij moes
ten het huis uit. Vooral toen het oud-
Hollandse fort aan de overzijde in
Correspondentie kaarten met
leuke Indische vignetten
In 4 kleuren: grijs - wit - groen -
chamois. 10 kaarten met bijbe
horende enveloppen f 1,50 porto
60 ct. Op 2 stel 1,20 porto.
brand vloog door een bomaanval. Trou
wens wij waren al lang van plan om te
verhuizen, omdat het bankgebouw toch
in beslag zou worden genomen, als de
Blandas kwamen. Een paar weken ge
leden had Buliek een gedeelte van het
servies al ingepakt. Ook de niet-dage-
lijkse kleren.
Bovendien lagen in het bankgebouw
bommen, daar geplaatst door de mili
taire instanties. Een maand tevoren
schreef ik juist aan de Menteri Perta-
hanan om de bommen weg te laten ha
len, omdat ik het niet eens was met de
politiek van "verschroeide aarde" t.a.v.
de Bank Negara. De Bank Negara als
een van de nationale instellingen, die
reeds het vertrouwen had van de be
volking, moest behouden blijven. Maar
op mijn verzoek kreeg ik geen ant
woord. Ik had alfeen slapende honden
wakker gemaakt. In stede van het weg
halen van de bommen, werden zij ver
wisseld tegen zwaardere. Enfin, in elk
geval moesten wij het huis uit. Het was
een enerverend gehaast en geloop trap
op en trap af. Wij hadden alleen onze
kleren kunnen meenemen. De rest van
ons privé bezit moesten wij laten lig
gen. Gelukkig stond de bank-auto klaar,
maar de chauffeur durfde niet te rijden.
Toen moest Walujo, een neef die bij
ons woonde, rijden.
De familie Gezali (een employe van de
bank) die in de garage woonde, namen
wij het eerst mee, omdat zij kleine kin
deren hadden.
Een geluk was dat mijn bibliotheek
reeds een maand tevoren in veiligheid
werd gebracht. Daarbij was de boeke
rij van Prof. van der Kolff, die mij was
toevertrouwd bij de Japanse inval.
Eerst versjouwd van Djakarta naar Solo
en daarna naar Jogja. Kort geleden
schreef ik juist aan mijn vriend Mr. Th.
A. Fruin om door te geven aan Prof,
v.d. K„ dat zijn boekerij tot dusverre
nog in tact was. Maar wanneer er een
"doorstoot" zou plaats hebben naar
Jogja, dan durfde ik niet meer er voor
in te staan, voegde ik er aan toe. Onze
eerste gang was naar mijn vriend -
Gondosuwirjo (mede-directeur van de
bank), omdat onze nieuwe pondokan
nog niet geheel gereed was. Tot twee
maal toe kon de auto rijden, maar de
derde keer, dat wij nog restanten kle
ren zouden "halen, weigerde de motor
omdat er geen benzine meer was. Dit
was misschien wel onze redding. Want
niet lang daarna werden voor het huis
van Gondosuwirjo rijdende auto's door
6