Notities uit vergeelde papieren (xi>
WEDAN DJAHÉ
Grote belangstelling voor de buitenlandse deviezen van de republiek.
door Margono Djojohadikusumo
Het vervolg van het dagboek van de schrijver van deze notities, samengesteld
tijdens de bezetting van Jogja in 1948 (gedurende de tweede politiële actie)
verhaalt eerst van de belangstelling van de bezetters voor de activiteiten van
de Bank Negara, waarvan Margono een der directeuren was en vervolgens van
hun aanhouding van hem en enige van zijn medewerkers en hun eerste nacht in
de cel.
Een warme drank
voor kouden dagen
f 4,75 per fles
TOKO TONG-TONG
Donderdag 23 dec. 1948.
Ik voelde wel aankomen, dat ik spoedig
opgehaald zou worden. Daarom ging ik
naar G. om dit hem mede te delen.
Nauwelijks was ik een half uurtje bij G.,
of inderdaad kwam er een militaire jeep
ons beiden ophalen. G. kreeg nog ge
legenheid om zich te kleden en ik
mocht even naar huis om het Boeliek
te zeggen.
Het was 12 uur 's middags. Eerst
werden wij gebracht bij de M.I.D.
(Militaire Inlichtingen Dienst), waar wij
een paar uren moesten wachten. Daar
na naar het hoofdkwartier van de mili
taire instantie in Terban Taman. (Dr.
Yap Boulevard No. 11A), waar wij wer
den overgegeven aan Lt. B. Tot dus
verre waren de militairen erg correct
tegenover ons. Met genoemde officier
gingen wij naar de bank om de kluis
te openen. G. had de duplicaat sleutels
bij zich, de originele waren bij Sastro-
digdo en Hardjosudjono. Het bleek dat
deze beambten er toch bij te pas moes
ten komen, daar een deel van de du
plicaat sleutels niet paste (of ontbrak).
H. die het dichtst in de buurt woonde,
werd opgehaald. Een deel van de kluis
kon toen worden geopend, doch om in
het achtergedeelte te kunnen komen,
moesten wij op Sastrodigdo wachten.
Dit gaf mogelijk ook aanleiding tot wan
trouwen, dat er zoveel personen aan de
opening van de kluis te pas moesten
komen.
Vooral toen men hoorde dat S. even
buiten de stadskom woonde en derhal
ve niet dadelijk kon worden gehaald.
Intussen was het slechts een interne
controle-maatregel, dat de opening van
de kluis over twee personen moest
worden verdeeld. Bij de ingang van de
geopende kluis werd eerst een foto
van mij gemaakt met de agent van de
Javase Bank Olive. Van deze foto wer
den later afdrukken tegen de muur ge
plakt op 3 plaatsen langs de hoofdweg
Malioboro. Het was natuurlijk bedoeld
als propaganda t.b.v. de Jogjase inge
zetenen. Door deze propaganda kwam
mijn leven in gevaar, doch hierover
nader hieronder.
Eerst tegen 5 uur werden wij drieën
één voor één aan een verhoor onder
worpen. Het was nu een ander, die het
verhoor afnam, blijkbaar een civiel-
ambtenaar.
Het verhoor geschiedde in bijzijn van
een militair, die tevoren reeds een paar
keren mijn woonhuis in het bankge
bouw had doorzocht. Het ging in het
bijzonder over de "Buitenlandse de
viezen van de Republiek". Later op de
avond werd ik speciaal daarover weer
apart verhoord.
Bij het wachten op wat verder zou ge
beuren, was ik in een mijmering ver
vallen. Ik had nl. nog de vage hoop,
dat de oorlogswolken boven ons land
zouden afdrijven, daar juist de bespre
kingen tussen Stikker en Hatta gaande
waren en naar het scheen, een gunstig
verloop hadden.
Ik was juist in deze mijmering, toen wij
andermaal in de jeep plaats moesten
nemen. Het laatste "bolwerk" van de
Bank Negara kluis moest ingenomen
worden. Wij moesten Sastrodigdo, de
4de persoon van de Bank Negara op
halen. Onderweg werd gestopt om een
trailer aan de jeep te haken. Safety
first. Men nam een gewapende lijfwacht
mee van zes mannen. Blonde jongens
die mogelijk bij zich zelf dachten: "Laat
die Indonesiërs maar stikken in hun
"kemerdekaan" en geef ons maar onze
Amsterdamse haard terug. Over een
paar dagen hebben wij Kerstmis!"
(De bestuurder van de jeep verdwaalt
tenslotte ondanks aanwijzingen van zijn
indonesische passagiers, blijkbaar vre
zende dat zij hem in een hinderlaag
willen lokken. De jeep keert terug naar
de stad en de passagiers worden af
geleverd aan het politiebureau op Ngu-
pasan, waar zij getuige zijn van het
verhoor van een drietal TNI-officieren,
leden van het militair gerechtshof.)
Nu was ik weer aan de beurt voor een
allerlaatste verhoor. Het betrof alweer
de "buitenlandse deviezen van de Re
publiek". Mijn antwoord was heel een
voudig en naar ik meen in goed Hol
lands. Ik zei alleen: "Ik kan U niet alles
vertellen. Het is het geheim van de
smid".
Bij het horen hiervan werd de militaire
verhoorder nog bozer en gaf het bevel:
"Breng deze mensen ook maar weg.
Morgen zullen wij verder zien".
Langs een donkere gang werden wij
geleid naar het achtergedeelte van het
gebouwen-complex, de bewaarplaats
van de voorlopig aangehoudenen. On
willekeurig kreeg ik een rilling langs
mijn leden, toen ik de cellen zag met
getraliede deuren. Twee cellen bleken
nog vrij te zijn of misschien vrij ge
maakt voor ons, de rest (hoeveel cel
len precies wist ik niet, vermoedelijk
wel minstens een tiental) was reeds
volgestopt met arrestanten.
Het was een lugubere gewaarwording,
toen ik als oudste de prioriteit kreeg
om eerst één van de cellen binnen te
gaan. Hardjo volgde mij en daarna één
van de TNI officieren, de jongere van
de twee. De andere en hogere in rang
werd met Gondosuwirjo in de cel er
naast opgeborgen. Het geluid van de
knarsende traliedeur, daarna het ge
klik van de hengsels en de sloten, toen
wij allen binnen waren, is mij tot nog
toe bijgebleven.
Het was een cel van twee bij drie me
ter, waar wij met ons drieën zaten. Er
was geen mat. De koude en blote ste
nen bank welkë tegen de muur was
gemetseld zou ons als bedstede moe
ten dienen. Het sprak vanzelf dat wij
met ons drieën niet allen op de smalle
bank konden liggen, zodat wij bleven
zitten. De TNI officier stelde zich aan
mij voor als Majoor Abubakar. Hij bleek
mij van aanzien te kennen. De eerste
momenten was ik nog sprakeloos van
sensatie en kon nog niet goed realise
ren hetgeen gebeurd was. Ik zat nog
voor mij uit te staren naar de gesloten
tralie deuren. Eindelijk richtte ik mij tot
Hardjo, de boekhouder van de bank:
"Het is toch wel een ironie van het lot,
dat wij hier moeten zitten. Maar wat mij
het meeste spijt, is dat U dit lot met mij
moet delen. Wanneer zij een zondebok
willen hebben, dan is het toch voldoen
de, dat zij alleen mij aanhouden, hoog-
tens met Gondo als mijn mede-direc
teur."
Hardjo kende ik tevoren alleen op kan
toor, ik was niet bekend met zijn privé-
leven, nog minder met zijn religieuze
opvattingen. De gebeurtenissen op de
ze dag en de daarop volgende dagen
hebben hem zeer nader tot mij ge
lees verder volgende pagina
8