De dansschool van Surya Puira
ci-l. ïïlaróman verzamelde gedichte
In het 38ste vers schrijft hij:
licht
Bijgaande foto's zijn gemaakt toen we in de dansschool
van Surya Putra in Amsterdam een les mochten bijwonen.
Onder leiding van de Heer Supardjan, uit Solo en tijdelijk
in Nederland verblijvend, studeert een groep meisjes, van
groot tot klein, blond en donker een nieuwe dans in, de
Golek.
Surya zet de bandrecorder aan en nu, met muziek, nemen
ze de hele dans weer door, terwijl Surya met een houtje
op een kistje tikkend nadrukkelijk de maat aangeeft.
Als de muziek ophoudt ontrollen de danseresjes zich met
een vermoeide zucht uit hun laatste positie en gaan re
laxend op de grond zitten. Te oordelen naar het stralende
gezicht van Supardjan is hij erg tevreden over zijn leer
lingen.
Surya vertelt ons dat de Golek gaat over een meisje dat
zich opmaakt om haar geliefde te ontmoeten en ineens is
de betekenis van alle figuren me duidelijk. Deze hartver-
overende groep grote en kleine meisjes heeft nu drie keer
deze dans geoefend en, voor onze lekenogen althans, is
het resultaat verbluffend.
R.C.A.
De Heer Supardjan met zijn leerlingen in de dansschool van
Surya Putra.
De hele sfeer is van een genoegelijke blijheid en het is
fascinerend te zien, en vooral te horen, hoe hij de bewe
gingen al sing-songend en in het Engels tellend, soms met
de tong klakkend, voordoet. Vol gratie volgen de meisjes
hem. Soms zet Supardjan een voetje dwars, tikt een vin
gertje omhoog, of demonstreert hoe met de slippen van de
sluier, die om het middel geknoopt is, gewerkt moet worden.
Er wordt hartelijk gelachen als hij een achtje op de grond
tekent, het middelpunt aanwijst en vervolgens zijn vinger
op zijn neus zet, om aan te duiden hoe het hoofd bewogen
moet worden.
In Tong-Tong no. 10 van 1 december
1974 staat op blz. 22 bij de Verzen
bundel van Marsman: "Nog altijd een
van de grootste dichters van deze tijd,
veel door Tjalie geciteerd." Tjalie, die
ook met zo'n beeldende kracht uiting
kon geven aan zijn gedachten.
Mr. Hendrik Marsman behoorde met
Jan Slauerhoff, Charles Edgar du Per
ron en Menno ter Braak tot de be
roemde jonge dichters en'schrijvers
van het tijdperk tussen de twee We
reldoorlogen. Hemelbestormers, die in
prachtige gedichten en proza hun le
vensdrang wilden uiten - in hun jong
bestaan toch reeds zo bewust van oor
logsgeweld en dood.
Jan Slauerhoff werd geboren in 1898,
Hendrik Marsman en Eddie du Perron
in 1899, Menno ter Braak in 1902. Voor
Slauerhoff kwam de dood in 1936; voor
de drie andere vrienden in juni en in
de eerste Meidagen van de Tweede
Wereld-oorlog.
Zij stierven jong, maar hadden de we
reld verrijkt met hun hartstochtelijke
getuigenissen van het boeiende leven
op aarde, dat ondanks verdriet en te
genslag zo waardevol is en van ziel
verrukkende schoonheid.
Marsman publiceerde zijn eerste bun
del in 1919 als jonge man van 20 jaar.
Dat was in de jaren van het Paganis-
tisch Vitalisme, dat zijn leven toen ka
rakteriseerde, de intense behoefte ui
ting te geven aan het verlangen naar
een intense levenshouding:
VLAM
Schuimende morgen
en mijn vuren lach
drinkt uit ontzaggelijke schalen
van lucht en aarde
den opalen dag.
Marsman's levensverlangen vond ech
ter een tegenhanger in zijn radeloze
angst voor de dood, waarvan hij in de
bundel Porta Nigra uiting gaf in het ge
dicht "De Overtocht", dat bijna een
voorgevoel was van zijn eigen dood
op de fatale overtocht naar Engeland
in juni 1940:
De eenzame zwarte boot
vaart in het holst van den nacht
door een duisternis, woest en
groot
den dood, den dood tegemoet.
In zijn persoonlijk contact ging een
bezielende invloed van hem uit. (Vest
dijk noemde hem eens "dictator der
jongeren!") Hij had een afkeer van de
benepen levenshouding van hen, die
niet met hem konden reiken naar de
hoogste toppen van opperste levens
vreugde.
"Groots en meeslepend wil ik leven!"
schreef hij.
Pas in 1933 verloor hij de verschrik
king van de dood, de onherroepelijke
scheiding tussen het heerlijke leven op
aarde en het onbekende leven aan ge
ne zijde.
"Ik wil met God zijn, om niet te ver
gaan".
De gedichten, vol hartstochtelijk ver
langen naar liefde en geluk, zijn zo
"clean" gezegd in prachtige klank
schilderingen, zoals de toverschone
regels van
"Paradise Regained."
De zon en de zee springen
bliksemend open:
Waaiers van vuur en zij;
langs blauwe bergen van den
morgen
scheert de wind als een antilope
voorbij.
Zwervende tussen fonteinen van
en langs de stralende pleinen
van 't water,
voer ik een blonde vrouw aan
mijn zij,
die zorgeloos zingt langs het
eeuwige water
een held're, verruk'lijk - mee
slepende wijs:
'het schip van den wind ligt
gereed voor de reis,
de zon en de maan zijn
sneeuwwitte rozen,
de morgen en nacht twee blauwe
matrozen
wij gaan terug naar 't Paradijs.
Rosalie Grooss
Geraadpleegd:
Krantenknipsels. Letterkundig Museum.
17