m
wm..
KLONTONG PARAGNOST
Ir;.
to/^/eiëIk*
Op een middag waren mijn man, ik en
ons oudste kindje weer eens bij mijn
ouders op bezoek. Daar troffen wij
heel toevallig onze oude klontongchi-
nees aan.
Wie van onze lezers herinnert zich de
klontong niet met zijn bekende geklie-
tik klietik of klontong klontong en diens
roep van "soetla soetla"?
Onze Chinees was een singkeh uit
Shanghai. Ofschoon hij, sinds we in
Batavia kwamen, lang geleden, er al
was, kende hij zijn Maleis niet zo als
het moest. Luisterden we wat aandach
tiger, dan konden wij hem wel volgen.
Toen hij mij na lange tijd weer eens
zag, was hij blij verrast. Hij bekeek mij
aandachtig, iets had hij aan mij ge
merkt. Daarna zei hij: "Mevrouw, U
krijgt een zoon. Mocht U later in de
gelegenheid zijn, hem te laten stude
ren, dan moet U dat doen, want dit
kind zal verstand hebben."
Ik was perplex, daar ik meende, dat
nog niemand had gezien, dat ik in ver
wachting was.
Daarna richtte hij het woord tot mijn
man en zei: "Meneer, U bent aan het
solliciteren; resultaat zult U echter niet
boeken. Wacht U alles kalm af, Uw
geluk komt vanzelf. U gaat overzee en
daarginds maakt U carrière."
Ons tweede kind werd geboren en
bleek inderdaad een flinke zoon te zijn.
Het Departement, waarbij mijn man
werkte, verhuisde naar Bandoeng, waar
zijn gezin hem volgde.
In Batavia volgde mijn echtgenoot
reeds enige tijd een cursus in de radio
techniek.
Wij waren nog niet zo lang in Ban
doeng, toen hij van het B.B. een aan
stelling kreeg als rayoninspecteur bij
de Militaire Luchtverbindingsdienst en
wel in de Riouw. Het salaris was der
mate aantrekkelijk, dat hij zich geen
tweemaal bedacht.
Vanaf de ree, was de aanblik op het
eiland zo lieflijk; het leek op een Ja
panse prentbriefkaart. Gezichtsbedrog
of voorbode?
Behoudens de onnoemelijk vele soor
ten semoet, van kwaadaardige tot de
meest vinnige, waarmede we in de loop
van onze aanwezigheid daar zouden
kennis maken, was het eiland mooi.
Mensen blank en bruin waren meer ge
neigd elkander tegemoet te treden. Het
spookbeeld van een naderende oorlog
konden we met gemak van ons afzet
ten; we waanden ons in een vredige
wereld.
Helaas bleek dit een illusie. De tweede
wereldoorlog brak uit en dompelde ons
lief Indië geheel in diepe rouw. Vrou
wen en kinderen werden geëvacueerd;
het geluk lag in millioenen stukken.
In mijn pessimistische buien waande ik
mijn man reeds in het rijk der doden.
Taal noch teken ontving ik, alle moeite
ten spijt. Maar in mijn dromen ver
scheen hij steeds in zijn witte pakean
en tropenhelm op, wat als een goed
teken werd uitgelegd.
Nauwelijks had de vijand gecapitu
leerd, of het contact was er ook. Hij
had in al die jaren met de burger-ge
vangenen in het kamp Bankinang ge
zeten.
Enige maanden verstreken en weer
werd hij op zijn oude standplaats T.P.
geplaatst. Van toen af ging het hem
voor de wind. Binnen drie jaren was hij
reeds hoofdcommies.
Onze zoon had de Lagere School op
zijn tiende jaar afgelopen.
Weer kwam er een kink in de kabel.
Naderhand moesten alle Hollanders
terug: "masoek kandang sendiri." Wij
Indischen verloren de grond onder on
ze voeten. Wij moesten mee met de
Hollanders, die in het nabije of verre
verleden ontegenzeggelijk onze voor
vaderen waren!
Zo kozen wij het koude, kleine Neder
land; ons Vaderland, zoals we dit op
de Lagere en Middelbare Scholen
steeds geleerd hadden.
Deze zet bleek de juiste te zijn; anders
waren we van honger en ellende allang
onder de groene zoden.
Weer had mijn man in Holland geluk;
hij kwam bij het Rijk te werken. Moest
een cursus volgen, slaagde glansrijk en
werd de jongeren ten voorbeeld ge
steld.
Met onze zoon ging het ook best, al
hadden wij, zijn ouders, hem een betere
toekomst toegedacht. Binnen de daar
voor gestelde tijd heeft hij zijn studie
als fysiotherapeut voltooid. Hij heeft
nu een eigen praktijk opgebouwd, waar
hij een dik belegde boterham aan heeft,
voor vrouw en drie kinderen.
Na zovele jaren staat het beeld van
onze klontongchinees helder voor onze
geest en moeten we volmondig be
amen, dat hij een paragnost was van
het zuiverste water. En nogwel con
a more!
Deze goede man zal allang dood zijn,
daarom deze posthume hulde in ons
enig Indisch blad. KAMSJAH
F.M.
HULP VOOR TONG-TONG
Zoveel aanbiedingen gehad voor hulp,
ook sollicitanten van buiten de stad.
We zijn door onze ergste nood heen,
al blijft onze toko voorlopig toch wel
alleen op Woensdag en Zaterdag open.
De nieuwe kracht moet worden inge
werkt en als we door onze achterstand
heen zijn, gaan onze deuren weer ie
dere dag open.
Intussen heel erg bedankt voor uw
attentie en aanbod te willen helpen!
LD.
50 JAAR VOOR NU
en nu valt juist de belangrijk
ste zin uit het stukje bij die twee
foto's uit de vorige Tong-Tong
(pag. 18) weg. Want natuurlijk
wilde U weten wie van de 3 jonge
vrouwen, een halve eeuw later
bij ons over de vloer kwam. Wist
U het al? Wies Meuleman,
precies.
"Doe maar net als
of ze moeilijk te
vinden zijn, vinden
Pa en Ma hardstikke
leuk!"
.-jyVs
18