Van een student, die Sultan werd Hamangku Boewono 35 jaar op de troon van Djokja Het zal op 18 maart 35 jaar geleden zijn, dat Hamangkoe Boewono IX zijn vader opvolgde. In zeer bewogen tijden heeft de tegenwoordige Sultan van Djokja zijn land en volk gediend en aan zijn vruchtbare werkzaamheid is stellig nog geen eind gekomen. In vele functies bewees en bewijst hij niet alleen een goed vorst maar een hogelijk gewaardeerd dienaar van de republiek Indonesië te zijn. De verjaardag van zijn optreden als Sultan inspireerde onze vriend en mede werker de heer Schardijn in vergeelde papieren te duiken en hij zond ons als gevolg daarvan de volgende bijdrage; de oude spelling is in dit stukje gehandhaafd. De student over wie ik het hier wil hebben is een Javaanse prins, die in de hollandse schoolregisters staat in geschreven onder de naam van Goesti Raden Mas DORODJATOEN, (door zijn nederlandse vriendjes Henkie ge noemd!) zoon van Hamangkoe Boe wono VIII, Sultan van Djokjakarta. Toen deze vorst overleed moest er een op volger worden benoemd. De keus was thans niet moeilijk in tegenstelling met wat vroeger heeft plaatsgevonden met de kroonprinsen R.M. Djarot en R.M. Menol. De troonopvolging gaf toen aanleiding tot onzalige opvolgingsoor- logen. In dit geval was de keus niet moeilijk en werd Goesti Raden Mas DORODJATOEN op 18 maart 1940 eerst tot Pangeran Adipati Anom, d.i. kroonprins benoemd om vervolgens plechtig tot Sultan van Djokjakarta te worden verheven. Met betrekking tot deze gebeurtenis heb ik het ondervolgende aangetekend. Ik vind het wel curieus om het hierbij in extenso over te nemen. Om half tien verzamelden zich in het gouverneurshuis de genoodigden en autoriteiten en een kwartier later meld de zich een delegatie van de kraton commissie, dat alles in de kraton ge reed was voor de ontvangst. Dan be gaven de gouverneur en de leden van diens gevolg zich naar de kraton. Nadat het gezelschap aan de voet van de trap van de Siti Hinggil waren ont vangen begaf men zich naar de "bang- sal kentjono" gouden zaal), waar de gouverneur door de aanstaande Sultan werd ontvangen, die vervolgens naar de Siti Hinggil terugkeerde, waar de plechtigheid der verheffing ge schiedde. Nadat de gouverneur had plaats ge nomen op een troonzetel, verzocht hij de assistent-resident de aanstaande kroonprins voor hem te geleiden, waar na door de gewestelijke secretaris in het nederlands en door de translateur in het javaans het besluit werd voorge lezen, waarbij G.R.M. Dorodjatoen werd verheven tot Pangeran Adipati Anom Hamengkoe Negoro Soedibjo Rodjo- poetro Narendro Mataram, hetgeen ver volgens door de gouverneur werd be vestigd. De nu tot kroonprins benoemde sul- tanszoon begaf zich vervolgens naar de voor hem bestemde zetel, waarna hij opnieuw werd voorgeleid en in het ne derlands en in het javaans werd voor- Sultan Hamangkoe Boewono IX gelezen het gouvernementsbesluit, waarbij de gouverneur werd gemach tigd de kroonprins tot sultan te ver heffen, indien deze zich bereid ver klaart het politiek contract te tekenen. In verband hiermede stelde de gou verneur de kroonprins de vraag of deze daartoe bereid was, waarop de kroonprins bevestigend antwoordde. Vervolgens zeide de gouverneur: "Na mens het gouvernement van Neder- lands-lndië verhef ik U tot sultan van Djokjakarta onder de naam van Ha mangkoe Boewono Senopati Ingalogo Ngabdoerachman Sajidin Panotogomo Kalifatoellah de IX". Nadat hij de gelukwensen in ontvangst had genomen nam de sultan plaats naast de gouverneur, waarna de kra tontroepen drie salvo's gaven, welke werden gevolgd door 13 saluutscho ten van het fort Vredeburg. De gouverneur sprak hierop de Sultan toe, waarbij hij hem de zware verant woordelijke taak voorhield, waarvoor hij op jeugdige leeftijd wordt gesteld. Hierop spelde de gouverneur de Sultan de vorstelijke ster op, een erfstuk van de voorvaderen van de vorst, die ach ter op zijn rug ook reeds een kostbare poesaka droeg, namelijk de kris uit het Madjapahitse vorstenhuis, die de eer ste Sultan van zijn neef, de Soesoe- hoenan van Soerakarta ten geschenke heeft gekregen tijdens de verzoenings ontmoeting der beide vorsten na de wapenstilstand van Gijanti. De Sultan hield vervolgens een ant- woordrede, waarin hij de regering dankte voor het in hem gestelde ver trouwen en voor het begrip dat zij toonde ten aanzien van de moeilijk heden waarvoor de vorst stond. Hij ver klaarde verder: "Al heb ik een uitge sproken westerse opvoeding gehad, ik ben en blijf in de allereerste plaats Javaan. Zo zal de adat, indien deze niet remmend werkt op de ontwikkeling, een voorname plaats blijven innemen in de traditierijke kraton". Hierop werden de heildronken uitge bracht op de Koningin, de Gouverneur- generaal, de Sultan, de gouverneur van Djokjakarta en ten slotte op de bloei en de welvaart van het sultanaat Djok jakarta. Thans ging de hoofdpenghoe- loe voor in het gebed, waarna de pang- erans, de rijksbestuurder en de regen ten aan de vorst de "soengkem" (ne derig eerbiedsbewijs) brachten. De thans volledig als vorst erkende jonge edelman begaf zich vergezeld door de gouverneur en verdere genoo digden naar de banqsal kentjono en van daar naar de "Probojekso" het eigenlijke en officiële verblijf van de Sultan, waar het aldaar gereedliggende politiek contract werd getekend, waar na de sultan de eed van trouw en ver knochtheid aan H M. de koningin af legde, bij welke gelegenheid weer drie salvo's werden afgegeven. Hiermede was de plechtigheid afgelo pen en werden de ververschingen aan geboden, waarna de gouverneur en de andere gasten vertrokken. Weinig vermoedde de jeugdige vorst, dat precies twee jaren iater de apoca lyptische draak uit het noorden het hele indonesische grondgebied in vuur en vlam zou zetten, gevolgd door de vrij heidsstrijd zijner landgenoten, waarbij een heel zware wissel op hem zou worden getrokken. De geschiedenis is nog niet geschreven van deze jongste loot van het roemruchte huis van Ma taram, doch ik hoop, dat het niet wordt gedaan op een fantasieloze manier, vandaar dit relaas, dat ik U Tong-Tong- lezers als een slow-film heb voorge- draaid om nog even terug te keren naar die bontgekleurde figuren, die door el kander warrelen en de trotse namen van een sultansgeslacht door Uw hoof den zoemen. Ik weet niet hoe de "tjondro-sengkolo" van de datum 18 maart 1940 luidt, al ben ik er wel nieuwsgierig naar, doch wil ik hierbij even aantekenen, dat het sultanaat Djokjakarta op de 17 maart 1755 werd gesticht. W. F. W. SCHARDIJN 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 8