cArjuna - bidder zonder vreeó oblaam
Arjuna, de Ridder van Madukara, maan van de wereld, is op en top een
Ksatrya. Hij is rechtvaardig voor iedereen; hij heeft deernis met de
armen, hij leidt de blinden en kleedt de naakten. Arjuna is de schuts
patroon van de reizigers. Hij beschermt een ieder tegen gevaar en telt
daarbij zichzelve niet.
Arjuna is zeer geliefd bij het schone geslacht want hij is buitengewoon
galant en beminlijk. Ontmoet hij echter een bizonder begaafde vrouw
dan is hij zeer bedeesd en laat zijn trouwe metgezel Semar het woord
voeren.
Ook in ander opzicht blijkt Arjuna een zachtmoedig karakter te hebben,
hetgeen blijkt uit zijn smeekbeden aan Krisna om alsnog de Bharata-
Yuda, de broederkrijg, af te wenden.
Desondanks is Arjuna een groot krijgsman, alhoewel hij nimmer de
strijd zoekt. Hij is bekwaam op vele wapens, in het bijzonder op pijl en
Arjuna's trouw en gehoorzaamheid zijn onverbiddelijk, wat ook de
consequentie's zijn.
Arjuna en Krisna zijn onafscheidelijk van elkaar.
Zij zijn als het boven- en ondervlak van het sirihblad die weliswaar
verschil in kleur vertonen, doch geheel en al dezelfde smaak hebben.
Zijn vader is Koning Pandu en zijn moeder Dewi Kunti. Zijn goddelijke
pleegvader is Batara Indra en hij is de incarnatie van God Wisnumurti.
Arjuna en zijn broeders Yudistira, Bima, Nakula en Sahadewa vormen
de vijf Pandawa, de roemruchte ridders uit de Javaanse Wajangverhalen.
Uit: Budidaya, tijdschrift voor liefhebbers van de kunst van Indonesië.
Redactie: Thorbeckelaan 107, Den Haag.
Het is reeds lang de wens geweest
van Tong Tong, een serie te brengen
met beschrijvingen van de voornaam
ste figuren uit de wajang. Wij hebben
de Heer Knaud hiertoe bereid gevon
den. Hierbij volgt de eerste afleve
ring van deze serie.
peanen, die in Midden-Java geboren
en getogen zijn, of daar lang gewoond
hebben, is mysticus, of althans open
voor de mystiek, die ons leven daar
als het ware doordrenkt. Er gebeurt
daar teveel, wat het nuchtere verstand
onmogelijk beredeneren kan, het oer
oude animisme is er teveel geinte-
greerd in de moderne godsdiensten,
dan dat de Javaanse mens niet voor
een deel van zijn denken een mysticus
zou zijn. Maar die mystiek sluit het
pragmatisch denken in onze moderne
wereld niet uit. Het is geenszins een
teken van zwakte, eerder het tegen
deel. Omdat het in wezen de diepste
erkenning is van een Hogere Macht.
Dat pragmatisch denken deed Soehar-
to o.a. de economie van het land in
handen leggen van moderne techno
craten. En er op toezien, dat hun theo
rieën ook worden uitgevoerd. Het deed
hem ook bij voortduring streven naar
vrede en vriendschap met al onze buur
landen. En het deed hem vooral en
zonder aarzelen streven naar orde en
rust en toenemende rechtszekerheid
(een gigantische taak in een land, waar
juist chaos op alle gebieden het richt
snoer was gedurende twee decennia
van een vorig regiem).
Dat zelfs de allerkleinste burger nu on
bevreesd naar rechter of politie durft
te gaan, om er zijn noden voor te leg
gen, is Soeharto's werk. Dat de vreem
deling overal in veiligheid gaan kan, is
Soeharto's verdienste. Dat de allerge
ringste zich weer kleden kan en rede
lijk eten kan, is Soeharto's werk. Dat
de vriendelijke en tolerante aard van
dit volk zich weer heeft kunnen ont
plooien, is te danken aan Soeharto's
wijs beleid.
U behoeft mij natuurlijk niet te geloven,
evenmin als U een Prof. Pluvier gelooft.
Maar vraagt U er de touristen maar
naar. Die zullen het U ook wel ver
tellen. Zij waren hier. Zij zagen alles
met eigen ogen. En zij zijn minstens
zo deskundig als Uw deskundige jour
nalisten van het jaar NUL.
(wordt vervolgd)
DE GENEESKRACHT VAN EEN
ONNOZEL BAJEMPLANTJE
Met onze gedachten gaan we terug
naar anno 1926 in de maand december.
Ons domein was een suikeronderne
ming ergens in het Madioense. Mijn
man had z'n maand vacantie opgeno
men. Wij stonden gepakt en gezakt in
onze voorgalerij te wachten op de auto,
die ons stadswaarts en naar het station
zou brengen. Voor de baby - een lek
kere dikkerd van zes maanden - vulde
ik een thermosfles met melk voor lafe
nis onderweg.
In Madion stapten we in de ééndaagse
en aangezien ons reisdoel Semarang
was, moesten we in Solo overstappen.
Baby had dorst en ik gaf hem in het
schroefbekertje van de thermosfles wat
te drinken. Zonder incidenten bereikten
we ons doel. De volgende morgen ech
ter zag ik bij het ontwaken baby in een
hoekje van het bed zitten. Hij keek
zielig uit z'n ogen en al z'n bewegingen
waren traag en futloos. Even later vo
meerde hij en raakte ook ontlasting
kwijt. De dokter (kinderarts), die we
later op de dag lieten komen, consta
teerde maag-darmcatarrh en schreef
poeders voor. Maar het maagje van
baby kon niets verdragen. Melk en
poeders gaf hij even hard terug, als
ze ingenomen waren. Alleen vers
vruchtensap - djeroek keprok, blimbing
Demak en djeroek manis - dat ik hem
theelepelsgewijs gaf, bleef binnen, maar
dit kon zo niet doorgaan. Het werd
een gesukkel van drie lange weken
en baby werd broodmager. We beslo
ten ons verlof te bekorten en naar huis
terug te gaan. In de stad legden we bij
de dokter aan en vroegen hem in de
loop van de dag langs te willen komen,
hetgeen hij ook deed. Ook hij schreef
poeders voor, die niets uitrichtten en
baby bleef ziek.
De wanhoop nabij liep ik - na het mid
dagmaal - doelloos de tuin in, totdat
mijn voet tegen een bajemplantje stoot
te. Als bij ingeving bleef ik staan, bukte
mij en trok 't plantje met wortel en al
uit de grond. Gedachtenloos trok ik
meerdere plantjes uit, tot ik er een
handvol van had en liep er mee naar
binnen. De plantjes maakte ik zorgvul
dig schoon, kookte ze met 100 gram
water, liet het verkoken tot 50 gram
en dat gaf ik baby te drinken. En o,
wonder, 't bajemvochtje bleef erin. Dat
gaf me weer moed en na nog enige
keren bajem, ging ik zoetjes aan over
tot het gewone voedsel. Baby was ge
nezen.
Ik vroeg me wel af: welk tegengif zou
er in het plantje zitten, dat het andere
neutraliseerde. Weet U het?
Si Boeloes
5