Piekerans naar aanleiding van 5 mei
Over planters en de
moderne mentaliteit
Kontakt met N.-Sumatra
BEGRAAFPLAATS
PENELEH BLIJFT
De bevrijding van Nederland is op 5
mei opgewekt en waardig gevierd. De
Duitse kapitulatie nu dertig jaar ge
leden gaf aanleiding tot de vertoning
van veel oud filmmateriaal over de oor
log, de bezetting en het einde daarvan.
Velen onzer, die toen nog in Japanse
kampen zaten, zullen juist dat materiaal
met intense belangstelling hebben ga
de geslagen. Althans, zo ging het ons,
die nu een stuk Nederlandse geschie
denis aan het oog voorbij zagen trek
ken. Nog ruim drie maanden na de
Duitse kapitulatie bleven de Indische
Nederlanders onder de Japanse laars...
een bijna vergeten feit. Eerst medio
augustus en niet op 5 mei was de
oorlog ten einde. Het is aan het nooit
genoeg te waarderen initiatief van
ir. Vrijburg te danken, dat Neder
land weet of weten kan, dat een niet
te verwaarlozen deel van het Neder
landse volk eerst op 15 augustus werd
"bevrijd"wat voor bevrijding was
dat!
Wat ons misschien de schokkendste
ervaring van deze herdenking was is
een stuk in de Haagsche Courant van
3 mei. De redactie sprak met vijf jonge
mensen van 17 tot 19 jaar, dus leden
van de na-oorlogse generatie. Hun
kennis van zaken van hetgeen zich toch
nog niet zó lang geleden afspeelde
was gering tot te verwaarlozen. Zelfs
een wereldbekende figuur als Anne
Frank konden ze niet thuisbrengen.
Trouwens, een van de knapen die aan
het gesprek deelnam zei ronduit: Die
herdenking kan mij geen lor schelen...
Wij hebben een overeenkomstige er
varing met de jongste, buiten Indonesië
geboren generatie "Indische kinderen",
die het zowel aan kennis als - en dat
is erger - aan belangstelling ontbreekt
voor het verleden in het land van her
komst.
Dat is niet alleen maar jammer: het is
fataal. Het ontbreken van historisch
perspectief maakt de ontplooiing van
deze jonge mensen tot volledige per
soonlijkheden vrijwel onmogelijk. Zij,
die zich het verleden niet herinneren
zijn gedoemd het opnieuw te beleven.
Laat ons bidden, dat dit niet zal ge
schieden door een volgende oorlog.
JHR.
Willem Brandt pleitte in De Telegraaf
van 3 mei voor hen, die de wereldoor
log in Indië beleefden. Hij schreef: -
"Wat zeggen al die namen van hen,
die voor een groot deel van ons volk
De heer W. Z. Joseph, adres
Jalan Sulthan Iskandar Muda Nr.
3 te Medan, stelt zich gaarne be
schikbaar voor het uitvoeren van
opdrachten en het leggen van
kontakten, al dan niet zakelijke,
met Noord-Sumatra.
nooit anders dan schimmen geweest en
gebleven zijn. Zonder naam, zonder
gelaat.
Zelfs de overlevenden hebben geen
gezichten meer, want nergens ter we
reld heeft een regering de verdedigers
van haar zaak overzee, het Bestuur en
de ex-krijgsgevangenen, zo schandelijk
behandeld als in Nederland. Er is hun
over al die jaren van leed en ver
schrikking geen cent salaris of soldij
uitbetaald.
Maar ach, hoevelen daarvan hebben
zich intussen al niet, door de gevolgen
van hun kamptijd, bij die veertigduizend
geschaard.
Misschien waren hun laatste gedachten
bij namen als Changi Jail, Pulauberajan,
Glodok, Adèk, Si Ringo Ringo - namen
als schimmen, spookachtig, van kam
pen en gevangenissen. Maar ook na
men met een nevenklank van kame
raadschap, trouw, offervaardigheid en
hoop.
Is het allemaal voor niets geweest?
Wie zal het zeggen. Maar laten wij ook
hen herdenken, op 4 mei, omdat ook
zij, ja ook zij, alles van zichzelf voor
een betere wereld en een gelukkiger
mensheid hebben geofferd.
Voor ons? Misschien niet voor ons,
maar voor de lateren. De doden heb
ben de tijd..."
In tegenstelling tot de berichten dat
Begraafplaats Peneleh in Surabaya zou
worden weggeruimd, ontvingen wij van
betrouwbare bron de informatie dat
dit niet zo is. Integendeel, de Pemeren-
tah Daerah K.M.S. heeft opdracht ge
geven de omheining te vernieuwen en
verschillende graven te herstellen. Dit
zal vele nabestaanden zeker tot vreug
de stemmen. Mocht U persoonlijk in
formaties willen inwinnen, schrijft U
dan naar:
Moch. Zainoeri, Kantor Makam Kristen
Peneleh. Jalan Makam Peneleh 35,
Surabaya. Wel in het Indonesisch dach
ten we.
De nacht van de dood is de dageraad
van de geest. - Opschrift op de ingang
van het kerkhof te Malang.
Plicht is iets wat je van anderen ver
wacht. - Oscar Wilde.
In het zaterdag-bijvoegsel van de
Haagsche Crt. van 26 april kwam een
leerzaam artikel over onze planters
voor. De schrijver gaf een schets van
het plantersbestaan in het voormalig
Nederlands-lndië, hun rol in de voort
brenging en van de enorme ontwikke
ling van de speciale vormen van agra
rische productie. De kennis en kunde
van de planters in Indië is niet, of al
thans niet geheel, te gronde gegaan.
In vele landen zijn nog Nederlanders
werkzaam in de tropische landbouw.
Deels in ondernemingen door neder-
landse bedrijven geëxploiteerd, deels
in ontwikkelingslanden als adviseurs
en voorlichters. Het blad geeft daarvan
voorbeelden en ook bijzonderheden
over de mogelijkheden zich nu nog op
het planterspad te begeven. Kortom,
een zeer lezenswaardig en instructief
artikel voor wie voor dit onderwerp
belangstelling heeft.
Waar wij bij de lezing ons dan, ondanks
onze waardering voor het artikel op
zichzelf, toch weer over ergeren is het
tribuut dat de schrijver hier en daar en
min of meer terloops brengt aan de
goden van deze tijd. Want over ons
koloniaal verleden kan men zich alléén
maar schamen. Dus: de planters waren
niet alleen knappe vaklui (die allemaal
rijk werden) maar "zij zorgden ook
voor de later menigmaal verfoeide re
putatie van uitbuiter". Geen wonder
dan ook, dat Indonesië toen het zelf
standig werd "spuugzat (was) van de
voormalige meesters". Hoe weet de
man het allemaal? Of heeft hij, nu hij
ook wat vriendelijks gaat zeggen over
de planters, een alibi nodig tegenover
"progressieve" lezers, die eens moch
ten schrikken van de lof, gebracht
aan een categorie van harde werkers
in de tropen?
Och, dat is het naarste nog niet. Op
de feestavond van de Vara op 1 mei
zong Jasperina de Jong, die wij altijd
zeer bewonderden, een liedje over "de
plantersvrouw." Het was voor ons
nieuw, al zal ze het wel meer gezongen
hebben. Deze plantersvrouw wisselde
het ranselen van haar slaven af met
godvruchtig gezang. Nu hoor je ook
eens van een ander, tot welke smerig
heden zelfs de betere helften van
planters in staat waren. Wij zijn er echt
van geschrokken
JHR
15