TO
SIMPELE JEUGDHERINNERINGEN
Ill
brengt een Colt je er heen (tesamen
met tien andere passagiers natuurlijk).
Maar je kunt ook met een prauwtje
oversteken van Galala, dat kost je
maar Rp 25, behalve wanneer de Barat
Daya waait, dan betaal je Rp. 50.
Over Poka gesproken: de Indonesische
minister van buitenlandse zaken Adam
Malik, zou daar maar eerst een bezoek
moeten brengen, voordat hij weer bij
Rusland of het Oostblok komt aanklop
pen voor ontwikkelingshulp. Want wat
je daar te zien krijgt is werkelijk in-
droevig, bar en boos. Geweldige ge
bouwen waar het beton-ijzer nog uit
steekt, hijskranen waar de bomen al
uitsteken, machinerieën die staan te
verroesten: één groot waarschuwings
teken, wat Russische hulp voor Indo
nesië betekend heeft. Een Zadkinie zou
er inspiratie kunnen opdoen.
Stukje voor stukje wordt dit alles nu
weer afgebouwd of opnieuw opge
bouwd, voor zover dit nog mogelijk is.
Twee verdiepingsgebouwen worden nu
reeds gebruikt voor de colleges, als la
boratorium en als bibliotheek. Verder is
het Instituut voor Oceanologisch onder
zoek ondergebracht in drie localiteitenp
waar ook de resultaten van de Rum-
phius-expeditie zijn ondergebracht.
Deze werd o.a. mogelijk gemaakt door
een subsidie van de Unesco, evenals
de 2de Rumphius-expeditie die eind fe
bruari van dit jaar tot een goed einde
kwam. Overigens is de outilage van
dit Oceanologisch Instituut wel heel
erg pover. Eén Hondamotorfiets voor
drie stafleden gezamelijk, en een
motorbootje voor waarnemingen in de
baai, o.a. wat betreft de visstand.
Maar het eigenlijke doel van mijn reis
naar Ambon was niet op de eerste
plaats de stad Ambon zelf, of Poka en
dergelijke, maar "de tuin van Kleyn-
tjes", oftewel Kate-Kate. Bestaat die
nog? Nou en of. Alleen, veel is er
verwoest. Tijdens de oorlog hadden
de Jappen er een basis van gemaakt
voor vliegboten. Het oude huis is ver
dwenen, alleen de keuken en de bij
gebouwen zijn nog in hun oorspronke
lijke staat. Het huis is weer opgebouwd
door een Amerikaanse dominee van
de Assembly of God, precies volgens
de fundamenten. Hij kende De Tien
duizend Dingen niet. Maar in één op
zicht is hij 'n zielsverwant van Mevrouw
Van Kleyntjes: ook hij heeft de voor
kamer ingericht als slaapvertrek, net
zoals zij deed voor Himpies die terug
kwam uit Nederland. "Er is niets mooi
ers," zo verklaarde the Reverend Ca-
vanash (zijn grootvader heette C. van
Nes!) "om 's avonds bij het naar bed
gaan, of 's ochtends vroeg voor het
opstaan, al liggend uit te kijken en te
mediteren over de binnenbaai. Die is
iedere keer weer anders."
DICK GELDORP
Als kind heb ik een fantastische jeugd
gehad in het zonnige Indië.
We woonden op een Suikerfabriek.
Mijn vader was machinist. We hadden
een groot huis met een grote tuin. We
woonden vlak naast een park. Op Sui
kerfabriek "Modjopanggoeng", 4 km.
van het stadje Toeloengagoeng.
Waarom het zo heette, weet ik niet,
maar ik denk vanwege de jaarlijkse
bandjirs, die er altijd waren. En als we
dan met de dogkar naar school gingen
en er was bandjir, konden we er dikwijls
niet door, omdat het water te diep
stond en dan hadden we heerlijk vrij
van school. We gingen altijd met Sai-
roen, onze koetsier, een gewezen toe-
kang van vader, in zijn dogkar naar
school. Een mooi, zwart paard en Sai-
roen had een witte jas met sarong en
hoofddoek op.
Ik vond het heerlijk, als ik de leidsels
even mocht vasthouden en het paard
mennen. Maar we moesten altijd langs
de kalkbranderij, een Arabische buurt.
En er waren van die griezelige, donke
re Arabieren, die je met hun ogen zo
doordringend konden aankijken.
Ik vond dat altijd eng; maar Sairoen
was een fijne koetsier en erg aardig
voor ons. We liepen als kinderen van
9 en 12 jaar, mijn zusje Elly en ik in
een hansop en op blote voeten, als we
thuis waren.
Ik vraag me af, of mijn kinderen ook
wel zo'n fijne jeugd gehad hebben.
Nooit vergeet ik de heerlijke uren als
we gingen vliegeren in het park. Onze
kebon maakte de mooiste vliegers. En
één keer had ik een hele mooie vlieger
in de vorm van een vis. Hij stond prach
tig hoog in de lucht. Maar hij werd op
een dag gesneden door een andere
vlieger. Ik had geen glasdraad en weg
was hij tot m'n grote verdriet.
Wat hebben we toch altijd leuk ge
speeld in onze tuin. We hadden elk
een eigen tuintje met allerlei planten:
lombok, tomaat, katjang, selderij en
ook bloemen, zoals afrikaantjes en bal-
\fbnbze.
Even voorstellen:
"Dit is nou Jan Kepalamatjan-kiewietkiewiet-
boentoetajam!"
semien. We gaven ze elke dag water
uit de put in onze tuin. Ook hadden
we tal van vruchtbomen: papaja, dje
roek nipis en over de muur hing een
manggaboom van onze buren. Dan
gooiden we met een steen naar die
mangga's tot ze afvielen en dan aten
we ze met zout of kokkie maakte roe-
djak manis. We speelden vaak tarzan
in de bomen, leder had zijn eigen
boom. We verbeeldden ons, dat het ons
huis was. En ook mochten we weieens
koken op de anglo. We kookten dan
rijst en sajoer en maakten sateh. Kok
kie hielp ons dan wel.
Wat hebben we een lol gehad met on
ze honden. Als er jonge hondjes waren,
deden we ze in de slendang en dan
speelden we baboe. Het waren net
echte baby's, die kleine hondjes. Ze
waren levend speelgoed. We stopten
ze ook wel in het poppebed. En dan
zocht Slumpie, de moederhond ze en
lag dan tevreden met haar kroost aan
de borst in het poppebed. Ze vond al
les goed, wat we deden, zo lief was ze.
Ik weet nog, dat ik heb leren fietsen op
een fiets van de gendoh van de toko
tegenover ons. Wat een gelach en ge
stuntel was het. Ik op de fiets en zij er
achter aan, de fiets vasthoudend.
Toen ik kon fietsen, kreeg ik op m'n
verjaardag ook een fiets. M'n moeder
had hem helemaal opgetuigd met aller-,
lei pakjes eraan en in de eetkamer ge
zet. Tegen de ochtend moest ik naar
het toilet en toen zag ik de fiets staan
in de eetkamer. Wat was ik blij!
Ik deed de volgende dag natuurlijk net,
of ik hem voor het eerst zag.
Wat was een maalfeest een groots
feest op de fabriek! Ik zie nog in ge
dachten op het fabrieksterrein al die
kraampjes staan, met goelalie en an
der snoepgoed. En de locomotief met
de lorries met het eerste riet en de
barongan vooraf met gamelanmuziek.
Daar was ik wel bang voor. Maar het
was een machtig gezicht.
Later, toen ik groter was, mocht ik
erbij zijn met de receptie en dronken
we champagne als bij het eerste riet
het bruidspaar, twee poppen van sui
ker en meel met mertjon in de buik,
ook door de molen ging. Wat een ka
baal en geknal was dat dan. Prachtig
vond ik dat. En dan de selamatan in de
fabriek. Op de grond zaten de toekangs
en de mandoers met allerlei lekker
eten op tikars tussen hen in. En dan
schepten ze dat in pisangblad. Ik mocht
met de sigaren en sigaretten rondgaan.
Een fijne jeugd
Mevr. G. F. Jahn-v.d. Berg