JEUGDHERINNERINGEN AAN SOERABAIA Fotografiën van SOERABAJA Toen ik de lagere school doorlopen had, besloten mijn ouders, dat mijn studie zou worden voortgezet aan een Mulo. In die dagen begon de crisis goed invloed te krijgen op het leven en daarom was een H.B.S.-studie niet haalbaar, waar schijnlijk ook, omdat ik wel uitblonk in kattekwaad, maar niet in leren. Het fotoboek "Fotografiën van Soerabaja" (uitgeverij Thomas Eras) is uit. Voorzien van tekst door G. H. Bartman, zullen oud- Soerabajanen er met veel ge noegen in bladeren om oude vertrouwde plekjes in en rondom Soerabaja weer te bezoeken. 13,90 f 2,25 porto. Mijn ouders waren, wat men tegen woordig noemt, kleine zelfstandigen. Wij woonden te Blitar, het stadje, dat, volgens de legende, door de vulkaan Kloet zou worden getransfor meerd tot een beekje (belih), dat door een kale zandvlakte (latar) zou stromen, en dat alles omdat die lelijke, oude reus in de Kloet door een lieftallige en jonge prinses was afgewezen. Maar om op mijn verhaal terug te ko men, te Blitar was op educatief gebied toen niets hoger dan lager onderwijs en daar mijn broer zich in de techniek wilde verdiepen, werd het Soerabaia. Het werd voor mij de Praban-mulo, dat oude kippenhok aan het begin van Toendjoengan. Achter deze Mulo stond de 1e school E en daar tegenover een Chinees kerkhof, dat ons tournooiveld was. Meningsverschillen en andere redenen tot het knarsen der tanden en blikkeren der ogen werden er tussen vier knuisten beslecht. Met het vrouwelijk schoon hadden wij toen niet veel kontakt, ze bestonden en daarmee was alles gezegd. Wie meer aansluiting der sexen zocht, was, volgens traditie, verplicht hun te trak teren, dat was voor mij niet goed mo gelijk. Mijn toelage bedroeg 5,per maand, waarvan nog ettelijke betalin gen gedaan moesten worden. Door gaans was het bedrag tegen de 15e reeds op en moest verder met een na delig saldo gerekend worden. Maar het leven van een man alleen was toen ook wel de moeite waard, later toen ik in de hogere klassen beland was, werden mijn prestaties beter ge honoreerd en kwamen de vriendinne tjes ook. Een veel bedreven sport toen was het kepitinghengelen en laten we het eer lijk stellen, daar kan men kwalijk een meisje bij gebruiken, die vinden zo n krab maar een eng geval. Wij vingen de krabben in de visvijvers achter Semampir (studenten Frans on der ons spraken heel nuffig van Rue de Sémampieu, dat klonk meer sophis ticated, meer verbonden met de Quai d'Orsay en zo). Het was daar goed viswater en wij vingen vaak een fiks zootje. De moeilijkheid bij deze sport was het binden van de krabben na de vangst, aangezien zij anders direkt elkaar in de vernieling werkten. Eén van ons beweerde een speciaal systeem daarvoor te hebben uitge dacht, waarop hij van plan was patent aan te vragen. Hij zou het even demon streren, maar de krab was iets vlugger en pakte hem bij de duim. Op zijn ge jammer - die beesten kunnen venijnig knijpen - gaven we hem het advies de schaar door te bijten. Maar toen hij zijn duim met krab naar de mond bracht, pakte de andere schaar hem bij de neus. Wij hadden 't niet meer van de lach. Door zijn bewegingen gleed hij tenslotte van de gladde dijk af en plonste in het water, waarop de krab losliet en wegzwom. Van het aan te vragen patent hebben wij niets meer vernomen. Ving je niets, wat ook wel gebeurde natuurlijk, dan ging je de slijkspringers observeren, rare vissen die de kop boven water steken en je verwonderd aanstaren, en ook wenk- krabben die je roepen met hun éne schaar. Toen ik in de 2e klasse belandde, meer door geluk dan wijsheid overigens, werd ik uitgenodigd deel te nemen aan het schoolelftal. Geld voor voetbal schoenen had ik niet, doch daar mijn broer voor zijn school uitkwam, was een remedie hierop gauw gevonden. Wij kochten samen één paar schoenen, de meest goedkope, van wit zeildoek. Aangezien hij de oudste - en de sterk ste - was, had hij de eerste keus en koos de rechterschoen. Voor mij bleef de linkerschoen over, maar daar ik verder alleen zwarte schoenen bezat (gemakkelijker voor het onderhoud) moet het een idioot gezicht geweest zijn, dat optreden van mij op het voet balveld. Jaren later, bij het bestuderen van de theoriën van kopstukken als Taylor, Gilbreth en vader en zoon Kim ball op het gebied van efficiency en organisatie, vond ik het toch ergens nog zo'n gek idee niet. Als men in een elftal de linkerspelers een witte schoen aan de linkervoet laat dragen en de rechterspelers één aan de rechtervoet, dan heeft 't geheel niet zo'n chaotische indruk en zal de tegenstander onder de indruk komen van het georganiseerd geheel, in elk geval zouden ze knetter kiedewiet worden. Maar om op het verhaal terug te komen, ik zou ten o- verstaan van enkele aantrekkelijke toe schouwsters een demonstratie geven hoe een speler van wereldklasse de bal sierlijk opbrengt, toen ik gehaakt werd en een schuiver in een modder plas maakte, tot grote hilariteit van die beauties. Na enkele wedstrijden ver zocht men mij dringend maar vriendelijk (dat nog wel) mij terug te trekken uit het elftal. Mijn witte voetbalschoen maakte totaal geen indruk, ik was rechts en had dus niets aan dat geval. Van mijn schamele toelage moest ook de contributie voldaan worden voor het jaarlijks schoolfeest. Voor mij was dat een dubbele gebeurtenis, ik maakte ook de fuifjes van de K.E.S. mee, waar mijn broer op school was. Deze fuifjes werden altijd gehouden in het oude Concordia, een gebouw dat niet zo lang daarna afgebroken werd, maar of dit gebeurde omdat het bouwvallig was geworden van onze festiviteiten weet ik niet, ik vermoed van wel. Eigen lijk vond ik de Mulo-fuifjes, wat het bal betreft althans, iets beter geslaagd. De K.E.S. was zoals bekend, een tech nische school en de meisjes die op de fuif kwamen, waren niet ongechaperon- neerd. Zelf zo'n schoonheid inviteren was om financiële redenen niet haal baar en dus parasiteerde ik zo'n beetje op gezelschappen met jongere zusjes, want een meisje van zo'n technische wonderman te dans vragen was vaak Gezicht op Toendjoengan vanaf de bekende viersprong. Aan de rechterkant Praban met de Mulo, links het warenhuis van Whitaway en verderop Genteng.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 10