DE VROUW, DIE GIJ MIJ GEGEVEN HEBT
Ook buiten de kawat toonden vrouwen haar moed.
door W. F. W. Schardijn
De schrijver van deze bijdrage vraagt de aandacht voor een groep, die naar zijn
mening niet minder lof verdiend dan de vrouwen achter de kawat in de Japanse
bezettingstijd. Zij die buiten bleven hadden het vaak even moeilijk en soms
moeilijker dan de geinterneerde vrouwen, vindt hij. Wij vragen ons af, of het nodig
en wenselijk is een vergelijking te gaan trekken tussen beide zwaar getroffen
groepen uit de Indische samenleving. Heeft het zin na te gaan, wie de meeste
ellende te dragen heeft gehad? Wij hebben daarom zijn stuk bekort, maar stellen
gaarne plaatsruimte beschikbaar voor de episode waarin mevrouw Schardijn twee
Japanners letterlijk "versloeg"A very, very,very brave girl
In juni 1943 verhuisde ik naar de Grote
Kalongan (te Surabaya) alwaar ik al
spoedig werd ingedeeld bij de Tonari-
kumi d.i. de buurt- of wijkgemeenschap,
waar men in ploegen 's nachts wacht
diensten moest doen, niet slechts uit
veiligheidsoverwegingen van de bevol
king, maar in de Stille Oceaan had de
Japanse Vloot zware klappen moeten
incasseren en het ene eiland na het
andere moeten prijsgeven, zodat men
al spoedig een verhoogde activiteit der
Amerikanen mocht verwachten. Van
ons werd daarom verwacht, dat wij
uiterst op onze hoede zouden zijn voor
voor de "mata-mata musuh" en andere
subversieve elementen.
In een bijdrage in Tong-Tong van enige
tijd geleden, kunt U het relaas lezen
van mijn ex-buurman, de Heer Turpijn,
die vooraan in de Grote Kalongan in
dezelfde rij als ik woonde en wiens
zoon in de bossen van Walikukun werd
geliquideerd.
Andere verdachten, die op de bekrach
tiging van hun doodvonnis op transport
werden gesteld naar Djakarta om al
daar te worden geëxecuteerd, waren
vlak bij het station van Djombang uit
de op topsnelheid rijdende nachtex
pres gesprongen, nadat zij hun bewa
kers hadden misleid, door te zeggen
dat ze naar de W.C. moesten. Bentjo,
San, Bentjo!" Neen, deze mensen
gingen niet naar achter, maar naar
BOVEN. Daarboven bij hun Meester,
die ook verraden is
Al dat gebeuren is aan gevangenen in
de kampen voorbij gegaan, zonder dat
zij er enige notie van hadden. Alles ge
beurde in stilte, niemand weet het en
niemand behoeft het ook te weten.
Accoord, Waarvan acte! Slechts een
stil en eerbiedig saluut voor deze
HELDEN.
Ter illustratie hoe men te werk ging en
onschuldige slachtoffers in het verderf
stortte is het volgende:
De gebroeders Dinsbach uit de Kleine
Kalongan, (deze mensen leven nü nog
en U kunt het hun vragen) moesten
voor hun moeder een waslijn spannen
van ijzerdraad voor het wasgoed.
Prompt werden zij de volgende dag in
gerekend, dat ze ergens een geheime
radio hadden, waarnaar zij konden luis
teren naar de berichten van de tegen
partij. Begrijpt U nu hoe gevaarlijk het
toen was? Nou dan
Boven: een in februari 1928 geschilderd
portret in olieverf van Henriëtte Husmann,
geschilderd door haar verloofde, de Heer
W. Schardijn, op 18-jarige leeftijd in de
kleding bij gelegenheid van hun verlovings
feest.
Onder: Een in 1948 genomen foto van Me
vrouw Henriëtte Schardijn-Husmann.
Door het verraden van onschuldige
mensen verkrijgt men een sneeuwbal
effect, want als deze door martelingen
tot "bekentenissen" worden gedwon
gen, dan worden allicht meer onschul-
digen bij de haren gegrepen, die dan
weer hun z.g. bekentenissen spuien,
want die beulen konden alles uit hun
slachtoffers halen wat ze maar wensten.
Dan slaat het noodlot toe, zonder aan
zien des persoons, onbarmhartig en
onverwacht.
Wat ons betreft in die straat had ik als
rechterbuurman een Chinees, die nau
we contacten had met de Japanse Ma
rine en naast deze man woonde de
heer Wardenaar, magazijnmeester bij
de L.B.D. dus een ondergeschikte van
mij. Mijn linker buurman was een Nip,
een z.g.n. econoom een z.gn. "sakura-
man" die een Indonesische huishoud
ster had, die zich graag uitdoste als
een geisha. Tegenover deze Nippon-
ner woonde mevrouw Zwijndrecht met
haar kostjongen, de heer Dietrich. Mijn
overbuur was de oude heer Andela, die
's morgens in zijn gemakkelijke rotan-
stoel zijn "kopi tubruk" placht te ge
nieten en naast deze familie woonde
de familie Burghardt van "Onderling
Belang".
Het was dus geen ideale woongelegen
heid zo op het eind van de straat
een Japanse kazerne, waar de jongens
uit de buurt bij de afvoergoot van de
kazerne zaten te hurken om bandeng-
koppen, koolstronken, kangkungslier-
ten en taugé uit het spoelwater te vis
sen om er een eigen potje van te
koken. Dit behoefde men in de kampen
niet te doen en ook geen wijkwacht-
diensten te doen, waarbij men dan ter
dege moest uitkijken om altijd getuigen
bij de hand te hebben voor alle even
tualiteiten en om eventuele valse be
schuldigingen te kunnen ontzenuwen.
Zo gebeurde het, dat ik op een avond,
mijn wachtbeurt op straat moest klop
pen. Met mijn vrouw had ik afge
sproken, dat zij de huisdeur niet op
slot zou doen, omdat zij op mii wilde
wachten en zo lang wakker zou blijven.
Vanwege de vele muskieten ging ze
echter naar bed om achter de veilige
klamboes haar rozenkrans te bidden.
Het was een zwaar exemplaar van een
rozenkrans met een groot massief
koperen kruis, zoals de religieuzen ze
dragen.
Mijn maat op wacht was een Ambon-
nees uit het Kalongan-park, die van
geen stilstaan wilde weten, ook al van
wege de muskieten en dus liepen we
ons toegewezen blok vele keren op en
neer. In de tussentijd, toen wij ons
hadden verwijderd van de Grote Ka
longan zagen een paar Japanners kans
om mijn huis binnen te dringen, in de
veronderstelling waarschijnlijk, dat ze
bij hun landgenoot, de "sakura-man"
terecht waren. Die veronderstelling
werd bij hen versterkt, omdat zij de
huisdeur niet op slot vonden en in een
minimum van tijd waren ze dan ook
binnen. Eén van de Japanners liep re
gelrecht naar de achtergalerij, waar
mijn vier dochters in één groot bed
lagen te slapen. Mijn oudste dochter
van 15 jaar zag de man naderbij ko
men, maar kon uit angst geen stom
woord uitbrengen. Haar één jaar jonge
re zusje daarentegen begon luidkeels
en met alle macht om haar moeder te
(lees verder pag. 20, 2e kolom)
11