Het Stierkalf m' Dit verhaal is geschreven met rode letters, het rode hartebloed van een man. Hoe zijn leven veranderde door de oorlog. De man woonde met zijn gezin ergens in de bergen in de tropen. De naam doet er niet toe. Hij had er een boer derij. Hij bouwde zelf zijn huis. Hij be werkte zijn grond, zaaide en oogstte. Hij was zijn veestapel begonnen met één koe, een inheemse koe. Daarna importeerde hij stamboekvee uit Holland en kruiste dat met de in heemse koeien. Zo kreeg hij een mooi, sterk ras, waarvan de nakomelingen volop melk gaven. Hij schiep er behagen in dat ze zo goed gedijden. Op één jonge stam boekstier was hij bijzonder gesteld. Hij had er twee geimporteerd, maar een er van was niet tegen het tro pische klimaat bestand geweest en stierf al spoedig. Het overblijvende stierkalf werd nu met des te meer zorg omringd. Het mocht vrij rondlopen op het erf. De kinderen verwenden het met bana nen en andere lekkernijen. Het was zo mak als een lam. Iedere dag kwam het bij de achtergalerij zijn versnaperingen halen. Het liet zich strelen en aanhalen en was nooit nukkig of kwaadaardig, zoals sommige stieren wel plegen te zijn. Het groeide op tot een bijzonder ster ke, krachtige stier. Een lust om te zien. Het hart van de man zwol van trots als hij naar hem keek. Toen de oorlog uitbrak was hij bijna volwassen. Hij schafte zich verder goede raskip- pen aan en breidde zijn pluimveestapel uit tot twee duizend kippen. De zo ge vreesde kippenziekte eiste steeds veel slachtoffers. Maar de man was intelli gent en werkzaam. Hij studeerde en experimenteerde en fokte een ras dat resistent was tegen de kippenziekte. Ook deze speciale kippen werden extra goed verzorgd en bewaakt. Uit dit ras zou hij zijn hele pluimveestapel ver nieuwen. Uiteindelijk schafte hij zich, louter voor zijn plezier, nog wat varkens, kalkoe nen, eenden en konijnen aan. Ze ge dijden uitstekend. Maar zijn grote liefde ging uit naar het fokken van goed melkvee. Zijn bedrijf stelde hem in staat er goed van te leven. Het geld, hoe noodzake lijk ook, was voor hem bijzaak. Met zijn hele hart hing hij aan zijn werk. Omdat hij jong en sterk was, werkte hij van de vroege ochtend tot de late avond. Hij hield van zijn bedrijf, zijn dieren en de prachtige natuur om hem heen. Hij was tevreden en dankte God. Er drongen geruchten van een snel naderende oorlogsdreiging tot zijn bergdorp door. Hij schonk er niet te veel aandacht aan. Ook de bevolking leefde rustig en te vreden verder. Hij had werkvolk in dienst genomen. Zij dienden hem trouw en kregen er een goed loon en goede voeding voor in ruil. Zijn vrouw dreef de huishouding rustig en bekwaam. Zijn twee zonen groeiden voorspoedig. Zo bleef alles bij het oude, totdat de radio op een dag omriep dat er ergens in de archipel Japanners waren ge land. Het leek hem allemaal wat vreemd en onwaarschijnlijk, die alarmerende berichten. Hij werkte gestaag door, maar lag 's nachts wakker. Men had hem niet voor de dienstplicht opgeroepen, om dat hij voor zijn bedrijf onmisbaar was en juist te oud voor de actieve dienst. Als ze werkelijk eens tot hier zouden doordringen? Wat zou er van zijn gezin en zijn bedrijf worden? Hij wist geen antwoord. Wat kon men anders doen dan gewoon doorwerken? Het vee moest toch ver zorgd worden en het land bewerkt? Steeds naderbij kwam de dreiging. Het scheen hem toe dat de dieren het naderende gevaar ook voelden. Ze wa ren onrustig. Ergens vér weg was het geluid van ronkende vliegtuigmotoren, het gebulder van afweergeschut. De bevolking had het ook gehoord, 's Avonds groepten ze samen en mom pelden onder elkaar over deze vreem de, beangstigende dingen. Nieuws gaat onder de inheemse bevolking op de adem van de wind van dorp tot dorp. Men weet niet hoe het gebeurt. Ze weten meer dan de blanken. Ze werden onrustig en bezorgd en raadpleegden de dorpsoudsten en de wijze mannen. Maar ook die konden geen raad ver schaffen. Ze zagen wel boze voorteke nen. Er zou een moeilijke tijd aanbre ken, voorspelden ze. Voor de blanken zowel als voor de donkere mensen. Het stond allemaal zo geschreven. Alleen Allah wist wat hun te wachten stond en Allah was groot. Het kwaad was immers niet te keren? Neen, het kwaad was niet te keren. Op een dag was het ook daar in dat bergdorp. Déar waar het altijd goed en vredig was geweest. Het kwam toch nog onverwacht. Koreaanse stoottroepen stroomden het dorp binnen. Ze waren ruw en bar baars. De bevolking lieten ze meestal ongemoeid, maar ze plunderden en roofden alles wat van hun gading was. Zo kwamen ze uiteindelijk ook op de afgelegen boerderij van de man daar boven in de bergen. Hij woonde hoog en kon op de vlakte neerzien. Als een zwerm mieren kwamen ze langzaam en onverbiddelijk naderbij. Ze zouden nu wel gauw hier komen, dacht de man. Hij wist dat hij machteloos was. Niets kon hij doen. Helemaal niets. Hij balde zijn vuisten en wachtte. Zijn vrouw had hij gezegd rustig in de achtergalerij te blijven met de jongens. Hij had ge tracht het werkvolk gerust te stellen. Het leek het beste gewoon door te blijven werken zo lang dat mogelijk was tenminste. Zelf was hij ook naar de achtergalerij gegaan. Langzaam en schijnbaar rustig liep hij heen en weer. De bedienden mochten niets merken. Zijn zenuwen waren tot het uiterste gespannen. Kalm blijven. Niets laten blijken, hield hij zichzelf voor. "God, sta ons bij", bad hij. Hij was niet bang voor zichzelf. De dood was niet iets om bevreesd voor te zijn. Hij dacht aan het lot van zijn gezin, zijn dieren, zijn bedrijf. Daarvoor had hij immers ge leefd? Daar kwamen de eerste Koreanen het erf op. Hij bleef staan en keek toe. Het was een troep vuile, ruwe onge schoren kerels. Wilden bijna. Ze praat ten druk onder elkaar en wezen op een kippenhok; het hok waar zijn fok- dieren inzaten, die hij zorgvuldig had bewaakt en verzorgd. De kippen die resistent waren tegen de kippenziekte. Jaren had hij er aan gearbeid om dit te bereiken. Hij huiverde. Wat wilden ze? (leer verder volgende pagina) Bloeiende flamboyant in een Indisch landschap, een stukje tropen aan de muur Wandtegel inclusief porto 7,50 In de winkel f 6,50. (de tegel is niet hitte-bestendig, dus niet als onderzetter gebruiken) 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 12