NEDERLANDS-INDIË
EN DE BOERENOORLOG
i
Een onderzoek naar Douwes Dekkeriana in het krantendepot van de
Koninklijke Bibliotheek (II.) door Mr. J. L. G. Tichelaar
De vorige maal (TT van 1 mei) vertelde ik U dat ik op zoek ben geweest naar
de brieven van Guido Maximiliaan Gustaaf Douwes Dekker, een speurtocht
ondernomen op verzoek van Dr. C. de Jong, die met het oog op de krijgsge
schiedenis van Zuid-Afrika bezig is gegevens te verzamelen over vrijwilligers
en militaire attaché's in de Anglo-Boerenoorlog.
Na enige voorbereiding met gewaardeerde hulp van een der personeelsleden
van het krantendepot trof ik in het Nieuws van den Dag van Ned.-lndië een reeks
brieven aan onder de titel "NAAR TRANSVAAL".
Deze hadden de vorm van wekelijkse
afleveringen uit een dagboek en waren
gedateerd van 15 februari tot 14 mei
1900 met nog een afzonderlijke brief
van 7 juli. Ze zijn met een tussen
ruimte eerst van vier later van twee
maanden verschenen in het Nieuws
v.d. Dag. Er was geen ondertekening
maar toen ik ergens las "Een Douwes
Dekker geeft het nog zo gauw niet
op" was er een sterk vermoeden dat
we op een goed spoor zaten. Nader
hand bleek echter dat deze brieven niet
geschreven zijn door Guido, doch door
diens broer Ernest Douwes Dekker, de
latere Setiabuddhi, wiens eerstelingen
in een lange publiciteitscarrière we
hier voor ons blijken te hebben. In zijn
autobiografie "70 jaar konsekwent"
geeft Setiabuddhi in bijna 20 pagina's
een opsomming van wat hij al zo heeft
geschreven. Hij begint deze lijst met
een paar artikelen in het Bataviaasch
Nieuwsblad van 1904. Met geen woord
rept hij over deze brieven die van 1900
dateren noch van latere bijdragen in
1902 en 1903 over zijn deelname aan
de strijd te velde en de krijgsgevangen
schap op Ceylon. Deze omissie, op het
eerste gezicht een voor D.D. ongewone
bescheidenheid, zal minder verbazing
wekken wanneer men kennis heeft ge
nomen van de inhoud dezer brieven
die kennelijk niet deugden in het kader
van Setiabuddhi's latere anti-koloniale
aspiraties. Ik kom daar een volgende
keer op terug.
Tegenspoed op de reis naar Zuid-
Afrika
De brieven onder de titel "Naar Trans
vaal" geven van dag tot dag een nauw
keurig relaas van hetgeen de schrijver
onderweg opvalt en hetgeen hij mee
maakt. De eerst aangetroffen brief van
15 februari 1900 is geschreven aan
boord van de "Calédonien" van de
Messageries Maritimes. De reis ver
liep niet zonder tegenspoed want toen
men de haven van Bombay aandeed
bleek in die stad de pest te heersen.
D.D. en zijn reisgenoot, een zekere
Kolff 2) die van plan waren geweest in
Aden op een Duitse boot naar Zuid-
Afrika over te stappen, dreigden bij
aankomst in Aden langdurig in quaran
taine te geraken. Zij oordeelden het
toen beter om naar Bombay terug te
keren om vandaar te trachten passage
op een boot naar Zanzibar te krijgen.
Hun gedwongen verblijf in Bombay
leverde mij de sleutel voor de identifi
catie van de schrijver der brieven.
Setiabuddhi geeft namelijk in zijn auto
biografie een opsomming van alle am
bachten die hij in zijn roemruchte leven
heeft vervuld, waaronder "particulier
bediende in Bombay". Dat zat zo:
Kolff en hij hadden bij al hun tegen
spoed het geluk op hun terugreis van
Aden naar Bombay kennis te maken
met een vriendelijke Vlaming, de heer
Lauwers, die zich de financieel precaire
positie van de jongelui aantrok en hen
in Bombay liet doorgaan voor zijn be
dienden, waardoor hij hen in het hotel
waar hij zijn intrek nam een onderko
men verschafte voor de tijd dat ze op
passage naar Afrika zaten te wachten.
Een volgende maal meer over deze
reis.
De voortgezette speurtocht in het
Nieuws v.d. Dag leverde nog een
tweede grote reeks bijdragen op, ge
titeld: "IN ZEVEN MAANDEN VIER
MAAL DOOR HET KANAAL VAN
SUEZ OF MIJN WEDERWAARDIGHE
DEN OP REIS NAAR EN IN TRANS
VAAL". Ook hier geen ondertekening
die houvast gaf over auteurschap. Wel
MOESSON
ANAK KOMPENIE
Weer verkrijgbaar bij Boekhandel Tong
Tong, f 9,90 f 1,30 porto.
was er in de tekst herhaaldelijk sprake
van "mijn broer" en ook werd nog een
derde reisgenoot, een zekere Snoeke
genoemd. Pas in een van de laatste
verslagen kwam een zin voor die tot
ontmaskering der personen leidde,
waar in de levendige beschrijving van
een gevechtshandeling de auteur neer
schreef: "Julles!" (sic) riep ik mijn
broer toe, die alleen oogen had voor
den vijandkijk's naar links
Dit moesten wel de gezochte brieven
of reisverslagen zijn van Guido Dou
wes Dekker. Ze zijn verschenen in de
tijd van 10 december 1900 tot 30 maart
1901. De reeks schijnt met no. XVII af
gebroken te zijn, hoewel een vervolg
werd aangekondigd, misschien nooit
verschenen of wegens incompleetheid
der collectie op de Koninklijke Biblio
theek. We zijn daardoor over het ver
trek van Guido uit Zuid-Afrika en over
zijn terugreis helaas niet meer te weten
gekomen.
Jules en Guido Douwes Dekker ver
trekken naar het oorlogstoneel
Jules en Guido hadden op de heenreis
evenals Ernest met tegenspoed te
kampen wegens de alom heersende
pest. Hen overviel dat in Egypte zodat
ze niet in Suez of Port Said konden
overstappen zonder eerst een tijdje in
quarantaine door te brengen. Hierdoor
werden ze min of meer gedwongen tot
Genua aan boord te blijven. In Italië
maakten ze van de nood een deugd
door Rome en Napels te bezoeken en
gingen vervolgens als dekpassagiers
scheeps naar Lourengo Marques. Een
paar maanden later is Guido, toen zon
der Jules, wederom via Italië terugge
reisd, waarschijnlijk in gezelschap van
naar Europa terugkerende vrijwilligers.
Dit verklaart "vier maal door het Kanaal
van Suez" in de titel van Guido's
relaas.
De "zeven maanden" in de titel zullen
wel staan voor de duur van de reis uit
en thuis en zo zal Guido krap aan in
december 1900 weer op Java terug kun
nen zijn, waar dan op 10 december
zijn reisverslag in het Nieuws v.d. Dag
begint te verschijnen. Misschien heeft
hij vanuit Italië bijdragen aan de krant
vooruitgestuurd en met een voorschot
de terugreis bekostigd. Dit is echter
niet meer dan een veronderstelling.
Naast de twee omvangrijke series brie
ven en reisverslagen van Ernest en
Guido Douwes Dekker werden verder
in het Nieuws v.d. Dag aangetroffen
twee brieven van Ernest, geschreven
in krijgsgevangenschap vanuit Diyatala-
wa en Maharagama op Ceylon. Uit het
gevonden materiaal is niet vast komen
te staan wanneer hij precies is gevan
gen genomen. De laatst aangetroffen
brief van het gevechtsterrein is uit
Bronkhorstspruit en gedateerd 7 juli
1900, terwijl de eerste brief uit Ceylon
van november is. In aanmerking ne
mend de afvoering via een gevangenis
in Pretoria en een tentenkamp bij Si-
monstad in de Kaapprovincie gevolgd
door een zeereis lijkt het aannemelijk
dat dit in augustus of misschien reeds
eind juli geweest zal zijn.
18