Uit het leven van een jonge controleursvrouw op Timor en Flores Een zware vloedgolf slaat tegen de huizen aan de zeezijde van Koepang. Zo kwamen we midden in de oorlog 14 - 18 na een reis van drie maanden op Pdok aan. De reis was geweldig interessant geweest. Van Amsterdam met de Grotius door 't Panama Kanaal, San Francisco, via de Pacific naar Japan, Hong Kong, Batavia. Zoveel indrukken dat we het gevoel hadden, hier de eerste zes jaren wel op te kunnen teren. En daar stonden ze dan, de vrienden van m'n man uit de studententijd. Ter wijl we nog aan de railing stonden, werden we meteen al te logeren ge vraagd. Nu had ik aleens gehoord, dat de eerste indrukken die je van Indië krijgt, beslissend kunnen zijn voor je hele leven. Mijn eerste indrukken wa ren prima en dat ik in al die komende jaren nooit spijt heb gehad naar Indië te zijn gegaan, is zeker te danken aan alle hartelijkheid en gezelligheid, waar mee we in die eerste tien dagen dage lijks omringd werden. Na een week hoorde m'n man dat we naar Timor zouden gaan. Bali, Lombok, Soembawa, Soemba, Flores, een zin uit m'n aardrijkskundeboek, die me meteen te binnen schoot en verder "na Bali komt de tijger in dit gedeelte van de Archipel niet meer voor." Dus dat was dat. Geen tijger en 't laatste eiland van rt rijtje. Veel verder ging m'n aard rijkskundige kennis dan ook niet. Maar daar ik wist, dat 't minstens zes jaar zou duren, eer we weer naar Holland zou den gaan, maakte 't voor mij weinig verschil, waar we terecht zouden ko men. Later hoorde ik weieens, dat 't voor jonge vrouwtjes, die haar ouders op Java hadden, veel moeilijker was zich op de Buitengewesten aan te passen. Zo vertrokken we dan enige dagen la ter, uitgeleide gedaan door onze goe de vrienden, met de Java-Expres naar Djocja, om de volgende dag door te reizen naar Soerabaja. Daar ik alleen maar schetsjes zou schrijven over on-- ze Timorperiode, laat ik de natuurbe schrijvingen liever over aan anderen, die dit ongetwijfeld veel beter zullen doen. Een week later, nadat we elke dag een eiland aandeden, kwamen we op een zondagmorgen op Timor Koepang aan. Koepang is een heel oud plaatsje nog uit de compagniestijd. Vanuit zee ge zien zag 't er erg aardig uit. We werden afgehaald door de Assis tent Resident met de Controleur. Ik werd verzocht in een soort rijtuigje te stappen en getrokken door vier gestraf ten begon m'n tocht door de kotta. Ik voelde me wel enigszins opgelaten, zo hoog verheven rondgedragen te wor den. Maar 't was tenslotte een vrien delijk gebaar van de A.R. geweest, die bang scheen te zijn, dat die kleine wandeling voor mij te vermoeiend zou zijn. Maar ik was wel erg dankbaar, toen ik voor 't huis van de Resident op de begane grond stond. We mochten, zolang onze meubels er nog niet waren, bij de Resident in t paviljoen logeren. Bij 't zien van 't Residentie-huis was ik sprakeloos, 't Leek mij een sprookje uit 1001 nacht, marmeren vloeren, witte zuilen, overal potten met de prachtigste chevelures, onberispelijk geklede Ja vaanse bedienden, die geruisloos rond liepen en bovenal een allerliefste Re sidentsvrouw en een indrukwekkende Resident. Daar 't in de Kerstweek was, logeerden in Koepang ook enige jonge Bestuurs ambtenaren uit de Binnenlanden. Om kennis met ons te maken, waren ze 's avonds ook gevraagd. Ze waren blijkbaar evenmin op hun gemak als ik, want het praten ging nogal stroef. La ter hoorde ik, hoe je door maanden alleen in de Binnenlanden te zijn, vol komen mensenschuw kon worden. Ge lukkig vertelde de Resident een inte ressant verhaal, dat ik ook even wil vermelden. Een honderdvijftig jaar geleden was er een schip met Hollanders gestrand op een eiland in de Timor-Archipel. Ze zijn nooit gered, maar hebben zich toch in 't leven weten te houden. Zoveel jaren later doet een schip 't eiland aan en vindt de bemanning tot z'n grote verbazing enige volkomen blanke be woners met blonde haren en blauwe ogen, die nog een paar woordjes Hollands spreken. Inderdaad heb ik er later ook een paar ontmoet, wel slap uitziend, maar toch nog een Europees type. Toen we over dit verhaal onze ver bazing hadden geuit, zei de Resident plotseling: "Nu zullen de jongelui wel denken: we hebben alles gehad, zou~ den we nu naar de Soos kunnen gaan? 't Waren voor de jongelui klanken naar hun hart! Ze sprongen onmiddellijk op, bedankten verheugd voor 't genotene enwegwezen. Na een week kwamen onze meubels en konden we ons eigen huis betrek ken. 't Was een erg aardig nieuw, wit (lees verder pag. 15, Ie kolom onderaan) 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 11