ik EEN MERKWAARDIGE INDISCHE FAMILIE Ernest D D. releveert in "70 jaar konsekwent" nog enkele bijzonderheden over zijn Zuid-Afrikaans avontuur. In het hoofdstuk "De fakkeldragers", waarvan de exuberante en tegelijk naieve aanhef helaas te lang is om hier voluit te citeren, somt hij onder de grote persoonlijkheden met wie hij in aanraking kwam op: Paul Krüger, president der Zuid Afrikaanse Republiek Transvaal. "Zijn handdruk en lof over S.'s deelna me aan de oorlog, zijn imponerende figuur; de duimloze hand, die grijze schippersbaard, de hoge hoed en lan ge zwarte statie-jas, het was er alles compleet. Wie heeft niet het beeld van Oom Paul voor zich? Zelfs de jonge ren kennen de onverzettelijke oude man uit Z. Afrika; S. herinnert zich zo levendig zijn saluut op het stadhuis (waar hij als burger van Transvaal werd ingezworen) die Krügers aandacht trok. Het gaf kleur aan zijn jonge jeugd (S. was 21 jaar oud) en het heilig vuur van de trouw als strijder voor zijn nieuwe vaderland." Het is jammer dat er geen brieven of artikelen van D.D. zijn aangetroffen waarin deze episode wat uitvoeriger uit de verf is gekomen. De geciteerde passage doet overigens een vraag rij zen, nl. hoe stond het bij terugkeer in Nederlands-lndië met D.D. s nationali teit? De Wet van 12 december 1892 op het Nederlandschap en het Ingeze tenschap zegt in art. 7: "Nederlander schap wordt verloren: 4e door zonder Ons verlof zich te begeven in vreemden krijgs- of staatsdienst; Ernest geeft zelf zijn visie in "70 jaar konsekwent" tijdens het verhoor dat hem, na gevangenneming bij de 2e politionele actie, werd afgenomen door een luitenant van de inlichtingendienst. De dialoog moet volgens hem onge veer als volgt zijn verlopen: Ik: Ik was sedert 1904 sic) Neder lander af. Hij; Hoe zo? Ik: Ik verloor bij wet mijn Nederlan derschap door deelname aan de Boe renoorlog. Hij: Aan welke zijde? Ik: Aan de Boerenzijde. Het gebeurde zonder toestemming van de Koningin. Ik was daardoor statenloos. In 1945 bij de proclamatie van de Republiek ben ik automatisch en wettelijk volgens onze grondwet republikeins staatsbur ger geworden. En door de de facto er kenning van de Republiek zelfs geen Nederlands onderdaan meer." Hoewel dit betoog juridisch gezien nog al rammelt zitten wij niettemin met de duidelijke tekst van art. 7 - 4 van de Wet op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap. De oplossing van het raadsel moeten we meen ik als volgt zien. In de praktijk schijnt de bedoelde bepaling zelden of nooit te zijn toegepast, totdat daarin in de 30- er jaren met de Spaanse burgeroorlog en later na Wereldoorlog II verande ring kwam. Ook toen echter niet geheel zonder restrictie want het schijnt vaste praktijk te zijn dat minderjarigen door dienstneming hun nationaliteit niet ver liezen. Het is dus vrij zeker dat geen enkele vrijwilliger uit Nederland of Ned.-lndië door deelname aan de Anglo-Boeren- oorlog zijn Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Uit literatuur en jurispru dentie is mij geen enkel geval bekend. Toen deelname aan de Spaanse bur geroorlog door de non-interventie poli tiek een probleem werd is men zich eerst ernstig op de gelding van art. 7 lid 4 gaan bezinnen. Inlichtend is dan een artikel van Prof I. Kisch in het Nederlands Juristenblad van 4 septem ber 1937 waarin deze hooggeleerde stelt dat men onderscheid zou moeten maken tussen professionele krijgs dienst en deelname aan een veldtocht al hoe, voor welk laatste geval art 7, 4 dan niet geschreven zou zijn. Kisch beroept zich daarvoor op Franse jurisprudentie en vermeldt een artikel van Camille Jordan waarin deze auteur het standpunt van de Franse rechter uit die tijd formuleert: "Enfin on admet a l'heure actuelle que l'engagement du Franqais dans les troupes d'un bel li- gérant étranger pour une guerre dé- sprake van statenloosheid. Zijn beweerde staatsburgerschap se dert 1945 van de Republik Indonesia had bij zijn gevangenneming bij de 2e politionele actie voor de Ned.-ln- dische autoriteiten uiteraard geen rechtskracht. Wat D.D.'s verering voor Paul Krüger betreft is als curiositeit nog vermel denswaard een boek dat ik onlangs ergens onder ogen kreeg. Het betreft een exemplaar van "L'lnde (sans les Anglais)" van Pierre Loti, door deze auteur opgedragen "Au président Krü ger. Aux héros du Transvaal". Op het schutblad stond nog de naam van de vroegere eigenaar"Douwes Dek ker" en het titelblad droeg het stempel van het Ksatrian Instituut, de instelling in Bandung door D.D. in de 30-er jaren opgericht en waar hij, onder de lank moedige ogen van het Ned.-Indische Gouvernement de Indonesische jeugd Een onderzoek naar Douwes Dekkeriana in het krantendepot van de Koninklijke Bibliotheek (VI) terminée, ne lui faut pas encourir la déchéance de la qualité du Franpais. Ce système a prévalu a l'egard des Francais qui ont pris du service dans l'armée grecque ou chez les Boers, lors de la guerre du Transvaal. L'ap- préciation des tribunaux, lorsqu ils sont saisis de difficultés de cette nature, est trés indulgente: mais Ie plus sou vent même ils n'en sont pas saises Hiermee lijkt mij de kous wel af. Hoe veel strenger de Nederlandse admini stratie en rechter zich vanaf de Spaan se burgeroorlog ten opzichte van vrij willigers ook hebben betoond, men kan rustig aannemen dat zij, evenals hun Franse collegas dat deden ten aanzien van het analoge art. 17 lid 4 van de Code Civil, in het begin dezer eeuw aan de terugkerende vrijwilligers uit Zuid-Afrika geen stroobreed in de weg zullen hebben gelegd. Een andere zaak zou het nog kunnen zijn of Ernest zichzelf met de wet in de hand als statenloos heeft willen beschouwen. Wij weten het niet maar het lijkt weinig waarschijnlijk dat hij zich 40 jaar lang vrijwillig alle narig heid van statenloosheid op de hals kon voorbereiden op de roerige ge beurtenissen der komende jaren. Behalve Paul Krüger heeft ook gene raal de la Rey grote indruk op Ernest gemaakt. Tekenend voor de verering die hij deze Boerenheld toedroeg is een passage uit een artikel in het Ba- taviaasch Nieuwsblad van 30 augustus 1902: "Toen ik een knaap was, stelde mijn brein, verhit door Aimard- en Gari baldi-geschiedenissen, zich steeds een "held" voor: donker van uitzicht, met vuur schietende oogen, een donkeren baard, flink van bouw - ik las zoo vaak van "stalen spieren" - met fladderenden mantel en wuivende pluimen. En ziet, op deze laatste utensiliën van mijn fictieven held na, hebben de roover- verhalen van eertijds mij het portret geschilderd van "Oom Koos' En verder over deze ontmoeting: "Toen kregen wij elk een handdruk van onzen braven leider en op dien handdruk ben ik trotscher dan een on zer indische soldaten kan zijn op de Militaire Willemsorde. "Jullie zijn fluk- sche kerels Ernest heeft deelgenomen aan het ge heid van statenioosneio op ue naio - a zou hebben gehaald. Vooral met het vecht te Boekenhoutskloof, 11 en 12 I ii_i1 ODD /oor\/an hll PPI1 IlltVOGT Q0 oog op de rol die hij in de politiek heeft gespeeld en zijn buitenlandse reizen mag men het wel haast uitge sloten achten. Een qualificatie Neder lands onderdaan in plaats van Neder lander lijkt mij na de wet van 1910 nog wel tot de mogelijkheden behoren, doch ook in dat geval is er geen juni 1900, waarvan hij een uitvoerige beschrijving geeft. Dit gevecht verliep aanvankelijk niet zonder succes doch uiteindelijk moesten de Boeren de wijk nemen tegenover een enorme over macht die vrijkwam omdat generaal (lees verder volgende pagina) 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 14