Mijn Kerstmissen zijn ginds Voor de Kerst ga ik altijd even naar 'huis', duizenden mijlen ver, naar een huis en een laan die niet meer bestaan. Er kunnen niet eens andere mensen wonen want alles is weg, de bomen gekapt, het huis afgebroken, soedah, abis. Zo lang ik leef zullen dat huis en die laan blijven bestaan, door tijd en ruimte hierheen verplaatst, al is er daar ginds van mij misschien niets overgebleven, geen klank, geen zuchtje, geen lach, zelfs geen schaduw en in de donkere waterspiegel van de martavaan onder de waringin ginds verschijnt mijn gezicht niet meer. Hier, in dit land, zie ik in de zwarte spiegel van mijn herinneringen duizen den beelden weerkaatst en in die her inneringen neemt kerstmis een belang rijke plaats in. Toen was het een feest, een écht feest, van hoop, blijdschap. Hoop op wat, blijheid waarvoor? Het was in de crisisjaren. Toch was er hoop op een mooie wereld, bewoond door betere mensen, gelukkige mensen. Het was een feest van licht, schittering en gezelligheid, van beloftes die nageko men moesten worden, van zich ver bonden voelen met alles wat dierbaar was, van dankbaarheid voor alles wat goed was. Het hele huis was ervan vervuld. Dikwijls viel in die dagen de regen in stromen neer, gorgelde door de dakgoten, drupte nadrukkelijk in haastig klaargezette emmers. Het huis was groot, ruim en gezellig ondanks de somberte buiten, waardoor het in de kamers nog donkerder werd zodat de lampen aangestoken moesten wor den. Het verhoogde slechts de sfeer van plezierige afwachting en iedereen had zijn taak bij de drukke voorbe reidingen. Bij het licht van de wandlampjes in de eetkamer waren de njonja en de djon- gos bezig de feestdis te dekken. Hij i 10 vouwde servetten tot stralend witte bloemen, wreef de glazen nog eens op, appels werden opgepoetst, bloemen nog even anders geschikt. Dit alles onder het goedkeurend, toeziend oog van de heel oude klok, nog van toen overgrootvader klein was, uit een heel ver land van bergen en sneeuw en echte dennen, die zo heerlijk ruiken. 'Die mis je hier,' zegt de moeder. Het kind mist niets want dit is haar kerst mis in een land met bergen, regen en een andere kerstboom, die mooi en geurig is. Het is een andere boom dan vorig jaar, toen was het een tjemara, maar deze is échter. Hoeveel tjemara's zijn er niet aan vooraf gegaan, hoeveel kerstmissen? Eens was het in een houten huis op palen, een kamer met een houten vloer, het raam staat open en iemand speelt kerstliedjes op de piano. Buiten, in het gras staat de rozige, zonverlichte stam van een hoge, zacht ruisende tjemara. Binnen staat een kleinere in een groen kuipje, er hangen wat glin sterende versieringen aan. Het kind smijt een zilveren beker uit het raam, hij blijft onder de boom liggen, op een bedje van lange, afgevallen naalden en de zonnestralen slaan er vonken af. De muziek houdt op, in de beker zit een deuk. Later, bij een ander huis, staat een immense tjemara buiten, hij fluistert en zoemt dag en nacht en als het hard waait zwiept hij vervaarlijk - als hij maar niet op het huis valt! In een van de grote, weinig gebruikte kamers, de kamer met de marmeren vloer, de rood-met-gouden gebeeldhouwde klap deurtjes, de koperen kaarsenkroon aan het balkenplafond, daar prijkt een tje mara, zo groot dat hij bijna het plafond raakt. De boom is prachtig versierd met wel duizend kaarsjes en weerspiegelt in de bol van de kroonluchter. Alle kaarsen branden, zachtjes bewegen de gekleurde, zilveren en gouden ballen en helemaal bovenin, dicht onder de piek, draait traag het wassen engeltje met de viool. De mensen zingen met zware stemmen de mooie liederen van de grammofoonplaat mee en onder de boom liggen de pakjes. Het is een heel groot feest, iedereen is blij, vro lijk en gelukkig. Dit is 't dan: gelukkig zijn, zo veel geluk dat de tranen komen, tranen van geluk. Wonderlijk, niet al leen van verdriet, er zijn ook tranen van geluken even later tranen van het lachen. Want dan gaan heel plech tig de deuren van de eetkamer open, de prachtige tafel met kaarsen, zilver en kristal, bloemen overal en middenop een grote schotel met een kostelijk stuk wildbraaden daar öp? De poes! Grote gillen van verbijstering, hartelijk gelach, het arme dier zoekt een goed heenkomen en het geluk blijft de hele avond en nog lang daar na. Nog andere kerstfeesten, maar nu in een kleiner huis. Het staat in de heu vels,-in een parkachtige tuin met bos jes en geheime doorgangen, meters hoge cacteeën, die 's nachts bloeien. De kerstboom is wat kleiner, het beeld schone engeltje hangt lager en in de eetkamer stralen de wandlampjes een zacht licht uit over de gedekte tafel. In de keuken en de spenkamer klinken vrolijke stemmen, het hele huis gonst van de feestelijke stemming en buiten ruist de regen. De martavaan onder de waringin loopt over, er komt een schone waterspiegel, dicht onder de rand! 's Avonds is het feest, de gasten ko men, er wordt gelachen, er is muziek, men wenst elkaar een zalig kerstfeest. De oude klok, de koperen kroon, de kaarsen en al dat levendige, zachte licht op zilver, porselein en oud da mast, in de ogen van de mensen, over al. Dit is Kerstfeest, zo is Kerstmis, een feest van hoop, geloof, vertrou wen in het bestaan van goede mensen en dingen, een diep gevoel van dank baarheid voor al het goede, het geeft moed voor de toekomst, blijheid en vertrouwen. Er zijn ook heel andere Kerstmissen,

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 10