Trotse Indo's KIMM Indische spekkoek Elf jaar geleden schreef ik in het Kerstnummer van Tong Tong 1964 het laatste artikel over het "DaghRegister Anno 1664." Mr. J. A. van der Ghijs had vele jaargangen samengesteld uit de "DaghRegisters des Casteels Batavia" en Tjalie had mij dit speciale DaghRegister gegeven om er in elk Tong Tong nummer een stukje van te publiceren met enkele bijzonderheden, die ik er bij kon vinden. Het was boeiend werk.Op elke 1e en 15e dag van de opeenvolgende maanden van 1964 kreeg men een beeld van hetgeen op die zelfde dagen in het jaar 1664, dus precies 300 jaren tevoren voorviel. Mag ik de aanhef van dat artikel nu nog eens herhalen? Stort f 12,50 op giro 158225 en U ontvangt een spekkoek van ca. 500 gram, in speciale ver pakking, franco thuis. "KIMM", Joh. Verhulststraat 98, Amsterdam-Z. Tel. 020- 72 84 61 zonder boom, zonder klok, zilver of kristal, gewoon maar op een tikar op de vloer. Middenin staat één enkel kaarsje op een schoteltje en het ver licht de gezichten van vrouwen en kinderen. Met een hoge, lieve stem vertelt een van hen het kerstverhaal, van hoop en liefde, vrede op aarde en in de mensen een welbehagen. En wonderlijk genoeg, er is in die mensen een welbehagen, uit hun ogen spreekt hoop, geduld en moed, met gedempte stemmen zingen zij een kerstlied en de gedachten gaan in stilte naar man nen en zonen, die er niet bij kunnen zijn, die wie weet waar hun feest van hoop en licht in het donker moeten vieren. De vrolijke stemming keert terug als iemand van onder een bed het allerlaatste, zorgvuldig bewaarde blik met Verkadekoekjes tovert. Wat een feest! En dan is er een kerstmis zonder feest, met zonder niks, ontdaan van alles maar mét een stompje kaars, aange stoken met een 'geleende' lucifer. De vrouwen en kinderen zitten rondom het kaarsje op de vloer, een van hen vertelt het verhaal van Jozef en Maria en de ezel, die op reis moesten, van de stal, omdat er ook toen al zo nodig geteld moest worden. Wat beverig wor den de kerstliedjes gezongen, maar in de ogen glanst licht, er is hoop in de harten, vertrouwen in een betere toe komst, vrede - die nu niet ver meer kan zijn. Zo is het toch nog een feest geworden en de dagen daarna ziet de wereld er toch iets anders uit dan daarvóór. De vrede kwam. Er volgden weer kerst missen, we waren weer bij elkaar, zelfs de oude klok was terecht, geschonden maar hersteld en een hele nieuwe ge neratie kindersnoetjes werd ernaar op getild. Voor die snoetjes moest het een feest worden zoals toen, maar nu met een echte spar, die zo heerlijk ruikt. Op de doffe wijzerplaat van de klok zijn de cijfers wat vervaagd, kaarslicht spiegelt op het bolle glas en doorschemert de albasten zuiltjes, de zilveren beker staat er naast, mét een deuk. Maar mijn kerstmissen zijn daar. De djongos heeft me een brief geschreven, bedankt voor het presèn, ook hij denkt aan de kerstmissen van toen. Voor de Kerst ga ik altijd even naar 'huis.' RINI CARPENTIER ALTING. "Het DaghRegister van 1664 loopt ten einde. Een wereld van avontuur ging voor ons open, een wereld, nu -300 jaren geleden, met mannen, die door hun moed en doorzettingsvermogen niet alleen het kostelijke eilandenrijk voor Nederland veroverden, maar ook factorijen bezet hielden in die Oosterse landen van 't Roode Meyr" tot Japan. Nederlanders, die de "Zeven Zeëen" beheersten in galjoenen, fluytschepen, jachten en galotten, de vlag van de "Republiek der Verenigde Nederlan den" hoog in top. Dit alles is nu voorbij. Takdir. Maktoub. Maar toen in die vreemde havens en in de "Baai van Batavia" kwamen zij samen: Nederlanders, Portugezen, Spanjaarden, Moren, Armeniërs, Per zen, Arabieren, Indiërs, Siamezen, Chinezen, Japanners, Maleiers, Terna- tanen, Bandanezen, Makassaren, Boe- ginezen: zeevarende volken in hun schilderachtige zeilschepen, wancans, jonken en vlerkprauwen. Voor hen al len geldt dit mooie gedicht van Simon den Dansser, de kaperkapitein in ruste: "Voices, mysterious, far and near, Sound of the wind and sound of the sea Are calling and whispering in his ear. So he thinks he'll sail out again For another cruise with his buccaneers." En het prachtige gedicht "Sea Fever" van John Masefield: ''I must go down to the seas again, to the lonely sea and the sky And all I ask is a tall ship and a star to steer her by; And the wheel's kick and the wind's song and the white sails shaking, And a grey mist on the sea's face and a grey dawn breaking. I must go down to the seas again, to the vagrant gipsy life, To the gull's way and the whale's way, where the wind's like a whetted knife. And all I ask is a merry yarn from a laughing fellow-rover, And a quiet sleep and a sweet dream, when the long trick's over. Op de een of andere manier zijn deze volkeren onze voorouders en laten wij, Indo's, trots zijn op dat zwerversbloed, dat in onze aderen vloeit. "Vagebonden en avonturiers" zegt de tegenwoordige generatie. Maar is het leven zelf niet een groot avontuur? De mens is in deze wereld als zwerver geboren, een zoeker naar geluk en schoonheid. De "Pennist" van dit "DaghRegister'' schrijft op 23 december dat op die dag de "thuisvloot" van 12 schepen "onder de vlagge ende het gesagh van den Ed. Pieter de Bitter uyt dese reede naer 't vaderlant" vertrekt en hij ein digt met de bede: "De Heere sy gebeden dese costelycke vloot met synen genadigen segen te willen geleyden op dat deselve behou den en voorspoedigh in ons lieve Vaderlant mach verschynen." Dit schreef ik in Tjalie's Tong Tong, zijn blad, waarin hij zijn roep om schoonheid en saamhorigheid heeft vastgelegd. Hij heeft het de karakteris tieke naam Tong Tong gegeven, opdat de klank zal doordringen over landen en zeëen heen in de harten van allen, die hun vaderland, de groene eilanden onder de stralende tropenzon, moes ten verlaten. Laat ons trots zijn op onze afkomst, de warmte van onze geboortegrond diep in ons hart bewaren, de wijde verten van dat schone land in onze gedachten houden. Het zal ons be hoeden tegen de koude van hatelijke woorden en vijandige ontmoetingen. Ik eindig met de bede: De Here zij gebeden onze dierbare Tong Tong en zijn toegewijde Redactie met Zijn ge nadige Zegen te willen bewaren en geleiden tot in lengte van dagen. ROSALIE GROOSS. 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 11