EEN RESIDENT ALS "BLIKKEN DOMINEE" ISAAC ESSER 1818-1885 12 door Dr. H. J. de Graaf De Timorse resident Isaac Esser was tijd- en jaren lang ambtgenoot van de alom bekende B.B.-ambtenaar Eduard Douwes Dekker, alias Multatuli. Drie jaar voordat de man van Lebak het licht zag, werd hij op 3 mei 1818 te Haarlem geboren als achtste der 11 kinderen van mr. Pieter Hendrik Esser, die reeds in 1825, 40 jaar oud, als procureur-generaal en advocaat-fiscaal bij de Krijgsraad te Batavia overleed. Aannemelijk is, dat zijn weduwe, Mechteld Ardesch met haar talrijke kroost daarna moeite had om rond te komen. Toch bezocht de kleine Isaac in Haar lem nog de bekende school van mees ter Prinsen, waar ook Nicolaas Beets (Hildebrand) het A.B.C. geleerd heeft. Doch nadat hij in Kampen, waarheen de familie verhuisd was, het onderwijs op een even goede school gevolgd had, moest de knaap al aan het werk. Van studeren kwam dus niets. Evenals Multatuli werkte hij een tijd lang op een handelskantoor te Amsterdam (vgl. Woutertje Pieterse), en evenzo trok hij op 18-jarige leeftijd naar Indië, waar hem de vooruitzichten beter leken. Hij werd er klerk ter Algemene Secre tarie in Buitenzorg, waar hij opklom tot hoofdcommies. Daar hij moeilijk met de toenmalige Indische uitgaande wereld kon opschieten, zat de ernstige jongeman maar 's avonds Maleis te studeren of las in de Bijbel, die hij, om niet in slaap te vallen, overschreef. In het gevolg van de G.G. Merkus maakte hij in 1842-'43 een tocht van 14 maanden over Java, doch dit was geen plezierreisje, daar hij alles schrif telijk moest voorbereiden, wat een ge weldige rompslomp gaf. Toen Z. Exc. het volgende jaar Bantam bezocht, doch Esser niet meenam, vestigde hij toch de aandacht van de G.G. op de corrupte hoofden van Lebak, met welke heren Dekker een dozijn jaren later ook nog te maken zou hebben. Merkus besloot, na rijp beraad, de zaken te laten, zoals zij waren. Het had geen zin de knoeiers te vervangen. "Nieuwe schurken aan te stellen voor oude maakte de controle slechts moeilijker", meende de Landvoogd. Na 1843 is Esser van ambt en woon plaats veranderd. Hij kwam nl. bij de Gouvernementscultures, die in de da gen van het Cultuurstelsel zo'n grote rol speelden, en bracht het daar tot adjunct-inspecteur. Hij zal toen van Bogor naar Batavia verhuisd zijn, waar hij verliefd werd op een Rooms-Katho- liek meisje (net als Douwes Dekker), Caroline Louise Catharina Nieuwen- huys (verre familie van onze mede werker Rob Nieuwenhuys, als letter kundige bekend onder zijn schuilnaam Breton de Nijs?) Hij heeft toen de overgang naar de Roomse kerk ernstig overwogen en zocht daartoe de be middeling van pastoor Cartenstat, die van 1842 tot 1845 vice-praefect der Indische Missie was. Ook verwachtte hij van deze priester hulp voor zijn geestelijke moeilijkheden. Esser's be kering tot het Rooms-Katholicisme moet toch wel in een ver gevorderd stadium zijn gekomen, want hij heeft bij Pr. Cartenstat gebiecht en kreeg van deze zelfs de absolutie. Mogelijk is hij zelfs "Rooms getrouwd", want van een oecumenische huwelijksslui ting was toen nog nauwelijks sprake. Een portret van oud-resident van Timor, Isaac Esser, uit het boekje "Straatpredi- king". Evenwel, tot een blijvende overgang naar de Roomse Kerk is het niet ge komen, al zou het mij niet verbazen, indien Esser's naam in het lidmaten boek der Katholieke kerk van Batavia zou prijken, evenals trouwens die van Eduard Douwes Dekker die op 28 aug. 1841 door dezelfde Cartenstat ge doopt werd. Echter, Esser bleek geen blijvertje, evenmin als Multatuli. Car tenstat kon hem in zijn geestelijke nood niet helpen. Men neme hierbij in aanmerking, dat deze geestelijke bij de Katholieke kerkhistorici evenmin 'n goede pers heeft. Tijdens de vroeger in deze bladen besproken kwestie met de vicaris-apostolicus Mgr. Grooff koos hij tegen deze partij, werd ge schorst en uit Indië verwijderd. Esser's godsdienstige problemen wa ren hiermede niet opgelost; hij las vlij tig in de Bijbel, bracht uren door in gebed en zocht overal naar redding uit zijn moeilijkheden o.a. bij de gees tenziener Swedenborg, bij de mysti cus Böhme en dergelijke dwepers meer, schrijft hij later. Vruchtbaarder was het contact met de vrome pië tistische predikant Blumhardt in bad Boll (Würtfemberg), en tijdens de woe lingen van 1848 gaf de inspecteur der cultures Umbgrove hem het boek "On geloof en Revolutie" van de Christen staatsman Groen van Prinsterer ter lezing, die later zo veel belangstelling zou hebben voor zijn werk als Haags straatprediker. Maar ook zocht hij de oplossing in veel Wèl-doen en hij gaf b.v. aan elke Inlandse bedelaar 20 cent (een dagloon), zodat de kreupelen en blinden van alle kanten naar zijn huis stroomden, tot zelfs uit Cheribon. Doch hij was vast besloten te doen, wat de Heer zelf hem in zijn woord bevolen had. Bij het Laatste Oordeel zou deze im mers tot zijn schapen ter rechterzijde (de braven) zeggen: "Kom gij gezegen- den mijns Vaders, bezit het Koninkrijk Want ik heb honger geleden, en gij hebt mij te eten gegeven, dorst ge had, en gij hebt mij te drinken gegeven; ik was een gast en gij hebt mij ge huisvest, naakt en gij hebt mij ge kleed, ziek en gij hebt mij bezocht, in de gevangenis en gij zijt tot mij geko men". Speciaal de laatste twee voor schriften besloot Esser stipt na te leven en daarbij raakte hij verward in een Buitenzorgs drama. De dochter van een arts was, zoals het toen heette, gestruikeld, doch daar haar familie rijk was, lukte het haar vrij gemakkelijk met een vermogend landheer te trouwen, zodat het uiterlijk fatsoen bewaard bleef. Dit slecht be gonnen huwelijk bleek geen succes. De dame, pfschoon de 40 reeds ge passeerd, voelde zich aangetrokken tot een véél jeugdiger jongmens uit Utrecht. Daar de rijke landheer hierbij een sta-in-de-weg was, besloot het waardige paar deze maar uit de weg te ruimen. Toen een poging om hem met vergiftigde aardappelen naar bete re gewesten te doen verhuizen mis lukt was, werd een Inlander met een jachtgeweer in de arm genomen. In derdaad schoot deze brave borst van achteren op de landheer, toen deze net met een potje biljart bezig was, doch de onhandige schutter miste en raakte zijn medespeler vrij ernstig. Het werd een publiek schandaal en zelfs een rechtszaak. De schuldige echtge note werd voor 30.000 naar Enge land (Huil) weggewerkt, doch haar jonge vriend kreeg van de rechter 12 jaar. Men speelde er dus niet mee. Esser, zijn roeping getrouw, bezocht eerst het ernstig gewonde slachtoffer van de aanslag, vervolgens, na zijn overplaatsing naar Batavia, de schul dige aanstoker, een bleek jongeling met zwarte baard in Glodok. "Zeer schuchter van aard zijnde, kostte het mij een vreselijke strijd, eer ik daartoe komen kon," bekende Esser later in zijn herinneringen. Nadat de zware celdeur achter hem dichtgevallen was,

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 12