BIJ DE VOORPLAAT Gekozen en gedeeld Als ik dit schrijf is het herfst, als u dit leest is het winter. Zo ligt het ge beuren waarover ik schrijf in hetzelfde tijdsvlak als het moment waarop U onder het lezen misschien herinne ringen te binnen schieten uit een heel andere tijd. Dit is uiterst zeldzaam want haast nooit kiezen we onze eigen tijd en kunnen we die delen naar eigen verlangen. Het gebeurt voor ons. Nooit heb ik er zo bij stil gestaan als die ochtend dat we door het herfst- bos wandelden. De dichte groene bladerenkoepel van een week geleden is verdwenen en een grijze lucht, doorstreept met het bruin en zwart van kale takken is er voor in de plaats gekomen Alle blade ren liggen aan mijn voeten. Tweehon- derdmillioen en nog een paar duizend, allemaal tegelijk afgevallen. Een ka merbreed tapijt van Groningen tot Limburg, van de Noordzee tot de Duitse grens, gratis gelegd. Het weer galoze palet van herfstkleuren geeft me altijd een steek in het hart. Een stervende die zich voor het laatst opmaakt in het aanschijn van de dood. Het heeft lang geduurd voor ik kon houden van de herfst, een houden-van gebaseerd op medelijden. Wie uit de tropen komt en van de tropen blijft houden kan nooit wennen aan de tijds indeling van deze natuur. Er is een tijd om te sterven en een tijd om ge boren te worden, maar moet het zo snel, van de ene week op de andere? Ik denk nog altijd aan die vreemde, dode boom in Borneo. We maakten een doorsteek door onontgonnen ter rein. Naar boven keek je amper meer, alleen als je geluiden hoorde. Je had genoeg aari wat op ooghoogte en op de grond lag, stond of slingerde. Op eens was er een open plek, geen varens of lage struiken, er stond een boom. Alleen, en dood. Een staande dode boom. Elk blad verdord, ver schrompeld maar nog aan de takken. De stam grijzig ingedroogd, vreemd. "Waarom?" vroeg ik aan de gids. De man liep naar de boom toe, duwde tegen de stam. "Ziek," zei hij een voudig, "er zit iets in de grond mis schien, de wortels zijn allang dood." We liepen verder. Ik keek nog een paar keer om naar die boom, die daar in zijn eentje staande stond te 2 rent met klepperende klompjes door de herfstbladeren De lucht van natte bladeren en aarde, het ritselen van een vogel die opvliegt. De bank is nat, met een zakdoek maak je hem zitbaar. Maar zo stilzittend, voel je toch dat het koud is, en waait. Altijd die wind, altijd die koude wind. Nooit vergeten die kou op Lali Djiwo. Windstil. Volle maan, daarom zo koud. Om 10 uur 's avonds kwamen we aan, 5 uur lopen vanaf Trètès. Die laatste 100 meter, het bultige bergpad zich langzaam verbredend tot een effener laantje en dande pondok Lali Djiwo. Als de herberg in het Spessart gebergte, of het marsepeinen huisje van Hans en Grietje, het eindpunt. Een kidang steekt dwars de tuin over, kijkt met ogen als karbonkels in onze flashlights, verdwijnt in het tjemarabos, dat maanlicht overgoten, de pondok omarmt. Mijn vingers zijn verkleumd, ontdooi en pas weer als ze de gloeiende kop chocola die de mandoer voor ons ge maakt heeft, omklemmen. Het is zo goed hier, er gebeurt niets, er is niets. En toch is het alles wat de mens nodig heeft. Er is zoveel gebeurd dat je niet ge kozen hebt. Je hebt zoveel leed ge deeld met anderen, moeten delen en toch is het voor ieder weer anders geweest. De tijd heelt alle wonden zegt men. Zou het? Wat weet je van anderen, in deze tijd? Hier? Samen onder een dak in een bejaardenhuis, in een flat, in een pension. Of op een bank in een park. Maar je bent maar een mens alleen. Het grootste ver driet, de werkelijke pijn draag je al leen Dat is goed. Elk mens moet zijn trots hebben, wie klaagt zal steeds meer te klagen hebben. Op gegeven moment moet je daar toch te oud voor worden. Ze kwetsen je vaak. Niet eens door een verkeerde daad, maar door een achteloos gesproken woord, een fout gebaar. De mens is zo kwetsbaar op ongedachte punten en hij kwetst be wust of onbewust op een wijze die alleen de mens eigen is. Je kunt een mens niet anders maken, alleen wat bijleren Afleren misschien ook nog, niet veel. Je zegt het kind dat ze de eenden niet teveel brood moet geven, dat geeft voedingsstoornissen. Je kunt haar net zo goed de latijnse naam daarvan sterven, compleet, met al zijn blade ren en takken Steeds denk ik aan het verschil tussen sterven in de tropen en sterven in de herfst. "We gaan een wandeling maken ga ie mee?" "Nemen we dan brood mee voor de eendjes?" Het kind loopt op haar houten klomp jes, ze wil persé de laarzen niet aan. "Het moet," zeg je tegen haar, "je kousen zullen nat worden je wordt verkouden en zult wekenlang hoes ten Het nationale, traditionele schrik beeld "Ik wil geen laarzen!" "Schoe nen dan?" Ook niet. Goed. dan niet. Je zult wel anders piepen straks met je koude natte tenen Maar het kind piept niet, ze wordt alleen heel boos, als ze merkt dat we stilletjes toch de laarzen hebben mee genomen en nog kwader als we haar telkens proberen te overreden Ze

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 2