Waar ik van hou Nasi KoeningRedjeki Als ik een foto van de Dieng zie, ruik ik de zuivere bergwind(Foto Satake) Natuurlijk van me zelf. Als dat niet zo was had ik al jaren lang 75% van mijn pensioen weggegeven aan de armen, aan de derde wereld, zoals Jezus ons verzocht. Maar al mijn mooie grammo foonplaten en mijn boeken en mijn 12 costuums van Savelkoul weggeven? Tja! Ja, nou neen, ja, het moge vreemd klinken, maar ik hou erg veel van mij zelf. Natuurlijk van mijn familie, vooral van mijn broer en zusters. Als je op je zesde jaar in een internaat moet, hang je met je hele hart aan elkaar. Mijn oudste zus, de enige die nog over is, blijft toch een beetje mijn tweede Ma. Ze is al 75. Dat is een merkwaardige onbreekbare band die blijft bestaan tot na de dood. Raar eigenlijk. Dan van Holland, waar ik voor het eerst in 1947 in november aankwam, in de nacht, door het Noordzeekanaal. Ik bleef op, sliep niet, als enige en ik keek en ik keek. Maar ik zag niets dan mist. En ik hoorde onzichtbare koeien loeien en ik dacht: Nèt Dieng, nu ben ik een beetje thuis! En de eerste avond gingen mijn vrouw en ik er op uit door de donkere schaars verlichte straten van Den Haag. Geen bersiap. Veilig. En voor het eerst sinds lange jaren liepen wij gearmd te zingen. En ik floot. Als een kanariepietje. Vanwege de vrijheid. Mijn vrouw. Wat zou ik zonder haar zijn? Vermoedelijk toch wel een harde werker, geërfd van Pa en Ma. Maar met de stethoscoop in de ene hand en een glaasje whisky in de andere. Ik hou helaas niet van jenever en voel me wat schuldig, maar zo ver gaat mijn liefde nou ook weer niet. Ik zou nu een verlopen kerel zijn of dood. Zeker eenzaam en zonder doel en zonder steun en zonder Thuis. Maar vooral van Dieng, mijn prachtige bergen, mijn geboortegrond. Niet Djakarta of Pontianak of zo. Dat is gado-gado en bami-kwa en boeboer ajam en babi panggang en toko Toet. Stali tiga wang. Als ik een foto van Dieng zie, dan zie ik alles wat er om heen is, dan ruik ik de kajoe poetih en ik hoor het gesis van de kawahs, de kraters, en hun gerommel, dag en nacht door. En ik hoor de wind suizen, die zuivere berg wind en ik voel hem mijn wangen strelen. En ik ruik de mest en de zwavel. En ik hoor in de verte het blaten van een schaap en een paar hanen die elkaar toekraaien en een hoge kinderstem. Maar vooral het hin niken van onze paarden. En ik voel de sterke rug van Karto Bardjan als hij mij droeg, gendong als kind. Ik ruik zijn sterke zweet en de rook van jaren houtvuurtjes in zijn jas, en de tabak. Het was zo veilig. Ik hoor de bromstem van Pa 's mor gens om half zes, als we nog in bed lagen en het klik-klak van de klompen van Ma op weg naar de ijzige bad kamer, als we voor die korte weken met vacantie naar huis mochten. En dan ben ik gelukkig met die her inneringen die niemand mij af kan ne men, die mijn hart verwarmen en mijn leven inhoud gaven. Heimwee? Ziekelijk heimwee? Dat bestaat. Zulke mensen zijn er. Zoals je mensen hebt met een slecht gebit. Daar kun je wat aan doen als je wilt. Er zijn tandartsen en zenuwpillen voor. F. Cramer Malaga Toen wij nog heel klein waren vierden we onze verjaardagen steevast met nasi koening. Volgens Ma'hadji, een oude Javaanse vrouw die ooit in Mekka was geweest, een feit waarop ze heel trots was, en een goede kennis van mijn ouders, betekent nasi koening; redjeki. Zij was het ook die de nasi koening voor ons bereidde en zoals zij het maakte, zó lekker, "goerih was het juiste woord, heb ik ze nooit meer van mijn leven gegeten. Haar nasi koening werd niet opgediend op een wit bord, gegeten met vork en lepel, nee, het eten van haar nasi koening was net een echte slametan. Wij hadden dan onze mooiste hansop jes aan, de jarige mocht de nieuwe hansop aan die moeder gemaakt had. Het buurjongetje en buurmeisje wer den ook uitgenodigd en door Ma'hadji werd een grote tikar op de grond ge spreid waar wij kindertjes alvast op gingen zitten en dan maar wachten tot de nasi koening werd opgediend. Dat duurde nooit lang. Even later kwa men Ma'hadji en kokki een grote tam- pah binnendragen. Er klonk gejuich op. De grote tampah met nasi koening lag dan midden op de tikar en wij allemaal als uit één mond: Adoeh, Ma hadji, bagoes sekali I De oude vrouw glom dan van trots en zei in het Hollands: Ajo, eerst bidden I Gehoorzaam vouw den wij onze handen en baden om zegening voor het eten. De nasi koening was echt prachtig opgemaakt door Ma'hadji. Het was eigenlijk zonde om het stuk te maken, maar de gedachte aan het smullen was sterker. De nasi koening had ze als een berg gebouwd, daaromheen lagen gorèngan kip, vlees, hati, als bloemen gesneden ketimoen, mooie ronde fri kadelletjes, heel fijn gesneden dadar, bawang goreng, seroendeng en nog vele andere lekkere dingen mooi op de berg gerangschikt. We zaten even te redetwisten wie waar mocht zitten, maar Ma hadji zei dat alle gorèngan even groot was en dat we geen ruzie mochten maken. Het smikkelen mocht met de hand (voor deze keer I). Ma'hadji had mijn moeder overtuigd dat nasi koening eten op haar manier (met veel redjeki voor de jarige) het beste was. Als de berg op was en er meestal geen krui mel of gorèngan meer over was, dan kwam de verrassing. Maar eerst: tjoe- tji tangan non, njoo! Ongeduldig wasten we onze handen en droogden ze vlug-vlug. En dan gauw het pisangblad waarop de berg nasi koening had gerust opgelicht en kijken wat er onder lag. Wie 1 cent had, kreeg redjeki van boven, maar wie 2 centjes vond mocht bovendien een wens doen. "Kijken, kijken, ik heb de 2 cent!" schreeuwde de ge lukkige. En Ma'hadji glimlachte stil, ze wist het altijd zo te versieren dat de jarige de gelukkige werdBENITA 31

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 31