Zoete en Zure Herinneringen
aan Pontianak
18
Maar onderling hulpbetoon liet niet te wensen
Begin 1932 werd mijn man naar Pontianak overgeplaatst en verhuisden we
erheen. De reis op de kleine K.P.M.er duurde twee dagen. Zoon Han van twee
had in Batavia helpen inpakken en zo kwam het, dat we niet alleen zijn drie
wieler, zijn trapauto, zijn bruine beer enz. uitpakten, maar ook asbakken, stenen,
stukken hout enz. Ook de vale "ping ping" (pinguin) en invalide "tittie" (kindje),
een jongenspop van gummi, die ik had willen achterlaten. Wat was het mooi om
ons heen, toen we de Kapoeas invoeren! Aan weerskanten huizen op palen en
op bamboevlotten drijvende kampongs! Dichtbegroeide oevers met rizophoren
en nipah-palmen.
Hoewel de rivier vol krokodillen zat,
naar men ons vertelde, zagen we er
toen geen een. Later meer dan ons
lief was. We gingen eerst in het (enige)
hotel, tot we een huis zouden hebben,
wat gelukkig niet al te lang duurde.
Het verhuizen van het hotel naar ons
eigen huis aan de Landraadweg ging
per prauw door de parits. Ik heb
mijn hart wel vastgehouden, toen ik
onze meubels en kisten met breekbare
waar in zo'n schommelend bootje zag
laden, maar het ging gelukkig goed.
Han en ik wandelden hele einden, zo
ver zijn beentjes het toelieten. Er was
een soort park langs de Kapoeas, daar
konden we op een bank zitten kijken
naar de vele prauwen, die voorbij voe
ren. De rivier was hier zo breed, dat
je de overkant nog maar wazig kon
zien. Daar moesten djagoeng-tuinen
zijn. Er kwamen altijd veel apen op
af en de eigenaren hielden honden om
de ongewenste gasten te verjagen en
hun oogst veilig te stellen.
Op de (enkele) straten zag je geen
paarden, wel een enkele auto (taxi).
Je had twee toer-mogelijkheden, de
"grote en de kleine toer". De grote
duurde wel een uur.
Al gauw waren we van allerlei clubs
lid, van de zangclub, de toneelclub, de
roeiclub, de gymnastiekclub enz. De
roeiclub had de beschikking over twee
gieken, die men uit Singapore had la
ten komen. Toen mijn man eens als
ongeoefende alleen in zo'n wankel
ding zat met die sterke stroom, zei
Resident van der Waals, die naast ons
stond te kijken: ,,die man van U zit
'm vast te knijpen", waarop Han vroeg:
"wie knijpt Pappie dan?"
Kokki was erg op Han gesteld en als
hij eens een standje kreeg, nam ze
het met een boze blik naar mij, altijd
voor hem op en troostte: "djangan nan-
gis. Mammi nakal, sinjo manis", wat
mijn opvoeding wel doorkruiste.
Wat kon het warm zijn in Pontianak!
Soms kropen Han en ik samen in een
van de heel grote regentonnen, waar
van er wel acht om ons huis stonden.
Voor ons drinkwater werd het water
uit de tonnen gekookt en daarna ge
filterd. Het water uit "onze" koel-ton
werd gebruikt voor de tuin, een weidse
naam voor de planten in petroleum-
blikken op rekken, vanwege de over
stromingen (vier keer per etmaal) bij
vloed. Het was- en badwater werd met
caporiet neergeslagen. Het was altijd
heel bruin vanwege de sirappen daken,
waarlangs het had gestroomd. Bij lange
droge perioden werd wel eens water
in tankschepen uit Singapore gehaald.
En o, die orchideeën daar! Honderden
soorten en zulke mooie! De Vanda tri
color, de Dendrobium, de Phalaenopsis
en hoe ze nog meer heten mochten.
Als je jarig was, kreeg je ze bij hele
ruikers, want andere bloemen waren er
vrijwel niet.
We woonden - op palen natuurlijk -
vlak bij het kerkhof en het was een
luguber geluid om de kist in het water
te horen plonsen bij een begrafenis.
Het grondwater was nu eenmaal hoog.
En toch hadden wij eens een nest
cobra's in de kolong onder ons huis.
Je kon ze horen schuifelen en sissen,
Maar er is er gelukkig nooit eentje in
ons huis gekomen. Ze konden de trap
niet op, beweerde men.
Onze groenten lieten we met een stuk
of wat huisvrouwen gezamenlijk uit
Java komen in grote krandjangs. Ande
re dingen, zoals stoffen voor kleren,
boeken en grammofoonplaten uit Sin
gapore; dat was dichterbij dan Batavia.
Kleine kinderen waren er bij de vleet;
oude mensen, tenminste Europeanen
zag je niet in Pontianak. Ik had een
kleuterschooltje opgericht en had zes
leerlingetjes. Dat was leuk werk met
dat grut, de materialen maakten mijn
man en ik zelf, van karton en gekleurd
papier en zo. Op zekere dag zaten de
kleintjes met de kopjes bij elkaar, druk
te fluisteren. Op mijn vraag, of ik het
ook mocht horen, zeiden ze een beetje
schichtig: "er wordt straks een man
opgehangen." Ik wist er van, de beul
was uit Java gekomen om een ter dood
veroordeelde (moordenaar in een vrou-
wenperkara) te executeren. "Maar
waarom dan?" deed ik onwetend. Het
antwoord was onverwacht. "Hij heeft
misschien poep gezegd", zei een van
de kinderen.
Toen Han vier jaar was, kreeg hij een
houten hobbelpaard, door een van de
missiebroeders gewrocht. Het paard
werd Cosmas genoemd, naar zijn ma
ker. Van de Missie betrokken we ook
de (paarde) mest voor onze planten,
want zij waren de enigen, die zich ver
heugden in het bezit van een paar
paarden.
Mijn man werkte wel met "trapans",
gevangenen in hun bruine pakken. Ze
waren niet meer aan elkaar geketend,
zoals ik in mijn kinderjaren op Java
wel had gezien, maar liepen vrij rond,
zelfs zonder toezicht, meen ik. Ze
mochten ook naar de warong voor een
kopje toebroek, als ze maar op tijd
terugwaren bij de gevangenis. Er man
keerde nooit een.
We hadden de piano van Java meege
nomen, maar het was in Pontianak zo
vochtig, dat er dag en nacht een buis
lamp in moest branden.
Als de Klingalese kapper bij ons thuis
kwam om mijn "mannen'' te knippen,
was dat alles behalve een feest voor
Han. Hij werd dan op de kinderstoel
op de blakan gepoot met een groot
servet voor en dan gingen de vaardige
zwarte handen met een schaar over
het blonde kopje. Waarom vond hij
dat zo naar? Terwijl de Klingalese bak
ker met de grote tampa vol brood op
zijn hoofd, zijn beste vriend wast
Eens in het jaar kwam de Resident met
Mevrouw op bezoek. Zo'n hele buurt
tegelijk werd bezocht; een kwartier
voor elk huis, dan toeterde de chauf
feur. In het moment dat hij langzaam
naar het volgende huis reed, werden
over het achtermuurtj'e de fles sherry
en de overgebleven gebakjes en zout
jes doorgegeven. We hadden allemaal
maar kleine salarissen! Of het hem ooit
opgevallen is, dat hij overal hetzelfde
aangeboden kreeg? Of liet hij wellicht
daarom zo langzaam verder rijden? Hij
wist immers wel, dat er vrijwel niets
te krijgen was in Pontianak.
Een vreselijke schok voor ons allen
was het overlijden in het kraambed van
een van onze vriendinnen. Er was ech
ter geen tijd om verlamd neer te zitten.
Er moest gehandeld worden! Een van
ons haalde het pasgeboren kindje uit
het ziekenhuis, een ander zoogde het
samen met haar eigen baby, een derde
baadde het iedere morgen, zo ging
dat in Pontianak.
Als de boot van Java kwam, eens in
lees verder volgende pag. 1e kol. onderaan
Druk prauwenverkeer op de Kapoeas in
Pontianak (foto Tanah air kita)