KIMM Indische spekkoek
schepen te convooieren tussen Tjila-
tjap en Oosthaven aan de Zuidkust
van Sumatra.
Het lossen en beladen van schepen
op de meerboeien ging zeer traag. Tji-
latjap beschikte over slechts vier stei
gers voor zeeschepen; voorts een
B.P.M.-steiger voor tankers. Sleep
boothulp was verre van voldoende.
Een tamelijk belangrijk deel van de
haven was permanent in gebruik door
een Amerikaans smaldeel. Vaak moest
aan de steigers plaats gemaakt wor
den voor Nederlandse en buitenlandse
oorlogsbodems, die Tjilatjap aande
den voor het innemen van stookolie
en water.
De zoetwatervoorziening was niet toe
reikend voor de vele koopvaardij-
en oorlogsschepen. Eerstgenoemde
moesten over het algemeen op de
boeien liggend van water en olie wor
den voorzien. Aangezien er zegge en
schrijve slechts één olieprauw en één
waterprauw beschikbaar waren en
oorlogsbodems voorrang hadden ver
oorzaakte dit veel oponthoud voor de
koopvaardij.
Ach, ach, wat een erbarmelijke outil
lage.
In januari 1942 werd Havenmeester
Morren ziek en vervangen door Ha
venmeester J. Fray. Het rapport, dat
Hm Fray na de capitulatie van Ned.
Indië bij de Kon. Marine autoriteiten
uitbracht, vermeldt o.a. dat het onder
dak voor het personeel, zowel voor
die van de Dienst van Scheepvaart als
die van 's Lands Havenbedrijf (direc
teur Bracht), scheepvaartmaatschap
pijen, douane, etc. tot heel veel moei
lijkheden leidde door tekort aan woon
ruimte. Over het algemeen zat ge
noemd personeel te Tjilatjap dan ook
zonder gezin. Voor het onderdak had
men de beschikking over vier grote
behoorlijke pondoks, alwaar door ci
viel personeel van de Rotterdamse
Lloyd, Nederland en Kon. Paketvaart
Maatschappij uitstekend voor de voe
ding werd gezorgd. Het aantal haven
loodsen werd opgevoerd tot acht. Zij
werden ondergebracht in pondok B.
Havenmeester Fray en Havenmeester
Buyten, twee onderhavenmeesters en
een technisch expert sliepen in de
woning van de vroegere havenmeester
Greeuw; zij gebruikten de maaltijden
in pondok A.
Het personeel van de haven- en loods-
dienst en van de gewestelijke vaar
tuigen bleef in betaling op de oor
spronkelijke standplaatsen, hetgeen
vrij veel correspondentie met zich
bracht en vooral voor de inheemsen
heel veel bezwaren.
Er was een algemene verlofregeling
gemaakt voor het gedetacheerde per
soneel van vier dagen verlof per
maand, doch in verband met ziekte en
onvoldoende reserve-krachten bij de
haven- en loodsdienst kon slechts bij
uitzondering verlof verleend worden.
Er moest goed poot aangespeeld wor
den.
Naast de koopvaardij-schepen moes
ten zowel overdag als 's nachts ver-
Stort 14,op giro 158225 en
U ontvangt een spekkoek van
ca. 500 gram, in speciale ver
pakking, franco thuis.
"KIMM", Joh. Verhulststraat 98,
Amsterdam-Z. Tel. 020- 72 84 61
scheidene grotere oorlogsbodems
worden beloodst, o.a. de Amerikaanse
kruisers "Houston" en "Marblehead
die benoorden de Kleine Soenda ei
landen van Japanse vliegtuigen enige
treffers en "near missers" hadden op
gelopen. De "Marblehead" had ca.
40 lijken in een koelkamer bewaard,
die te Tjilatjap werden begraven en
veel gewonden, die naar een militair
hospitaal in het binnenland werden
vervoerd. Voor Tjilatjap was dit de
eerste confrontatie met de ellende, die
een oorlog nu eenmaal met zich mee
brengt. De "Marblehead" was zoda
nig beschadigd, dat althans een voor
lopige reparatie moest worden uitge
voerd. De kruiser was echter te zwaar
voor het drijvende dok, dat te Tjila
tjap lag. Daarom moest de kruiser
tweemaal dokken - eerst werd het
achterschip gedokt en daarna het
voorschip. Een staaltje van grote pres
tatie, uitgevoerd met uiterst primitieve
middelen. De kruiser werd vervolgens
doorgezonden naar Colombo voor de
definitieve reparatie.
Tjilatjap werd ook nog bezocht door
het Nederlandse eskader onder
Schout bij Nacht Doorman voor het
aanvullen van water- en olie-voorraad.
Quick service! 's Middags binnenlo
pen, de daarop volgende nacht uitge-
loodst.
Tegen het einde van februari/begin
maart 1942 werd de oorlogstoestand
dermate ernstig, dat de veiligheid van
de in de haven van Tjilatjap liggende
schepen in gevaar kwam. Deze ha
venplaats kwam in de sfeer van de
direkte oorlogshandelingen te liggen,
hetgeen zich o.a. manifesteerde door
luchtbombardementen.
Dinsdagmiddag 26 februari kwam van
Bandoeng de opdracht, dat op een
enkele uitzondering na alle schepen
zo vlug mogelijk zonder escorte Tjila
tjap moesten verlaten en 200 mijl om
de Zuid moesten stomen. Gedurende
het uitvaren van de haven zouden ra
diografisch orders volgen om hetzij
naar Colombo of Australië te stomen,
dan wel naar Tjilatjap terug te keren
teneinde als evacuatieschip te dienen.
Kort daarop begon een ware uitocht,
die duurde vanaf 15 uur tot de vol
gende morgen 5 uur.
Op 't moment, dat ik dit neerschrijf, 33
jaar later, is opnieuw een soortgelijke
uittocht aan de gang, de uittocht van
een groot aantal schepen uit de ha
vens van Zuid Vietnam. Echter met dit
verschil, dat nu bij het verlaten van de
havens de schepen wateren binnen
varen, alwaar vrijheid en vrede heerst,
terwijl de schepen, die Tjilatjap ver
lieten wateren binnen voeren, alwaar
de vijand op de loer lag.
Bij de om de Zuid varende schepen
bevond zich de "Zuiderkruis" van de
Gouvernements Marine, die veilig te
Colombo aankwam. Dit is het enige
schip van de \7loot van de Gouverne
ments Marine, dat veine had. Ja, veine,
mag men het wel noemen, want wat
de andere schepen van de Gouverne
ments Marine betreft, het verging hen
meer dan mistroostig. De "Tydeman"
kwam reeds bij het eerste luchtbom
bardement op Tjilatjap aan haar einde;
door een bijna-treffer sloeg het schip
om. De "Hoofdinspecteur Zeeman"
moest met het oog op het ontplof
fingsgevaar van de aan boord aan
wezige gastanks in de kali Donan on
der het geboomte afmeren. Het schip
voer 5 km de rivier op. Na het tweede
luchtbombardement op Tjilatjap be
sloot men het schip te doen zinken.
Het bleek echter niet meer nodig te
zijn; de "Zeeman" was reeds gekan
teld. De "Canopus" vloog bij dit twee
de bombardement op 5 maart 1942 in
brand. Geen persoonlijke ongelukken;
de inheemse bemanning had de dag
tevoren de benen genomen. De "Valk"
verliet 27 februari Tjilatjap voor con-
vooi-dienst. Ongeveer 14 schepen
moesten door de "Valk" begeleid wor
den naar een punt 200 mijl bezuiden
Java. Kort daarop kwam het bevel om
het convooi te verlaten en naar Tjila
tjap terug te keren. Het was de be
doeling het schip als havenversperring
te doen zinken, doch dit mislukte. De
"Valk" liep te Tjilatjap aan de grond
en men opende toen de kranen.
En de koopvaarders. Ook zij gingen
naar buiten; de een na de ander voer
door het mijnenveld het zeegebied
binnen alwaar een vijand, waarvan de
sterkte volstrekt onbekend was, ge
reed lag om toe te slaan. Vele koop
vaarders vonden dan ook hier hun
zeemansgraf.
F. C. BACKER DIRKS
(Kapitein)
(slot volgt)
DE VROUW IN HET INDIË VAN
ROND DE EEUWWISSELING
Drie citaten uit "de Echo", weekblad
voor dames, van rond de eeuwwisse
ling:
De mindere man is hier niet anders
dan overal elders en de Hollandsche
boer houdt meestal ook meer van zijn
koeien dan van zijn vrouw
Vrouwen zijn in het algemeen niet
geschikt voor zware diensten en veel
verantwoordelijkheid.
Als ik een logee heb die haar eigen
bediende meebrengt is het dan usan
ce dat de logee voor het eten van die
bediende zorgt of moet ik dat doen?
11